Temperament en persoonlijkeid samenvatting
Uitgebreide Samenvatting: Temperament en Persoonlijkheid in Klinische Toepassingen
Dit hoofdstuk biedt een diepgaand overzicht van theorie en onderzoek met betrekking tot
temperament en persoonlijkheid, met specifieke aandacht voor hun relevantie voor klinische
toepassingen. De benadering van dit overzicht is historisch en empirisch ontwikkelingsgericht,
en het omvat verwijzingen naar verschillende ontwikkelingsfasen, van vroege kinderjaren tot
volwassenheid.
Belangrijke Steekwoorden:
• Temperament
• Persoonlijkheid
• Klinische Toepassingen
• Ontwikkelingsgericht
• Empirisch Onderzoek
• Interactie met Cultuur en Geslacht
• Problemen in Aanpassing
• Meetbenaderingen
• Biologische Onderbouwing
• Kinderen en Volwassenen
Inleiding: Het concept van temperament is essentieel geworden door de erkenning van de
impact op diverse levensprocessen en uitkomsten. Dit overzicht benadrukt de cruciale rol van
temperamentkenmerken gedurende het hele leven, met implicaties voor relaties, sociaal-
emotionele aanpassing en fysieke gezondheid.
Temperament en Persoonlijkheid: Terwijl temperament de ontwikkeling van persoonlijkheid
beïnvloedt, worden ze conceptueel en empirisch onderscheiden. Persoonlijkheid is breder,
omvattend attitudes en zelfconcept, terwijl temperament een biologisch gefundeerde subset is
die vroeg in het leven meetbaar is.
Korte Geschiedenis: Vanaf de oudheid beschrijft dit hoofdstuk de evolutie van
temperamentstudies. Van het Grieks-Romeinse model van vier temperamenten tot moderne
benaderingen zoals het vijffactorenmodel, waarbij persoonlijkheid wordt bekeken vanuit het
perspectief van introversie-extraversie en emotionele stabiliteit.
Meetbenaderingen: Constructvaliditeit en betrouwbaarheid worden benadrukt bij het meten
van temperament en persoonlijkheid. Zowel historische als hedendaagse meetinstrumenten
worden behandeld.
Ontwikkeling van Temperament/Persoonlijkheid: De biologische basis van temperament
wordt verkend, samen met de ontwikkeling ervan bij kinderen en volwassenen. Het hoofdstuk
benadrukt de vroeg verschijnende kenmerken die mogelijk al bij de geboorte waarneembaar
zijn.
, Interactie met Cultuur en Geslacht: Studiemethoden die interculturele en genderverschillen
onderzoeken, worden besproken. Het hoofdstuk wijst op het belang van het begrijpen van
variaties in verschillende culturen en genders.
Problemen in Aanpassing: De nadruk ligt op moeilijkheden in aanpassing die verband houden
met temperament. Klinische toepassingen van temperament- en persoonlijkheidsconstructies
worden voorgesteld als een manier om deze problemen aan te pakken.
Klinische Toepassingen bij Kinderen en Volwassenen: Het hoofdstuk sluit af met het
bespreken van verschillende klinische toepassingen bij kinderen en volwassenen, waarbij
rekening wordt gehouden met ontwikkelingsstadia en de variërende taken die individuen op
specifieke momenten moeten bereiken. Verschillende benaderingen worden aangehaald,
waarbij empirische ondersteuning de leidraad vormt.
Het onderzoek naar temperament, met een focus op individuele verschillen in emotionele,
motorische, en aandachtsreactiviteit, heeft geleid tot verschillende theoretische modellen en
meetbenaderingen. Onderzoekers zoals Thomas en Chess introduceerden de concepten van
'moeilijk temperament,' 'gemakkelijk temperament,' en 'langzaam opwarmende kinderen,'
waarbij de mate van overeenstemming tussen het temperament van een kind en de ouderlijke
eisen ('goodness-of-fit') centraal stond.
Buss en Plomin pasten criteria toe, waaronder het bestaan van de eigenschap bij dieren,
adaptieve functie, erfelijkheid, vroege verschijning en stabiliteit, en weinig verandering in de tijd,
om temperamentvolle eigenschappen te definiëren. Ze benadrukten emotionaliteit, activiteit,
en gezelligheid als sleuteldimensies van temperament, maar erkenden ook de invloed van
omgevingskrachten.
Goldsmith en Campos presenteerden een alternatieve definitie, waarbij basisemoties de kern
van temperament vormden. Ze legden de nadruk op zowel expressieve als receptieve aspecten
van individuele verschillen in sociale interacties. Rothbart en Derryberry introduceerden een
psychobiologisch model van temperament, waarbij temperament werd gedefinieerd als
constitutioneel gebaseerde individuele verschillen in emotionele, motorische, en
aandachtsreactiviteit, evenals zelfregulatie.
De psychobiologische benadering integreert bestaande temperament- en
persoonlijkheidsmodellen, met name dimensies voorgesteld door Thomas en Chess. Rothbart
en collega's ontwikkelden vragenlijsten om temperament bij verschillende leeftijdsgroepen te
beoordelen, waarbij fijnmazige metingen resulteerden in de identificatie van verschillende
temperamentconstructies. Negatieve emotionaliteit, surgency, regelvermogen, en oriënterende
gevoeligheid zijn enkele van deze hogere orde temperamentconstructies.
Jerome Kagan concentreerde zich op gedragsinhibitie als een unitair construct, terwijl Elaine en
Arthur Aron zich richtten op Sensory Processing Sensitivity (SPS). SPS wordt beschouwd als een
genetisch gebaseerde dispositie die diepere cognitieve verwerking van stimuli impliceert, en
recent onderzoek suggereert dat het een dichotoom taxon kan zijn met een
minderheidsmeerderheid. Onderzoek naar HSP (hooggevoelige personen) wijst op de
mogelijkheid van meerdere facetten of dimensies van het SPS-construct.
Verschillende meetbenaderingen zijn gebruikt, waaronder observationele metingen zoals de
Neonatal Behavioral Assessment Scale (NBAS) voor pasgeborenen en de Laboratory