Hoorcollege 1 Het politieke systeem - noodzakelijk maar kwetsbaar
Ostrom: probleem → sommige goederen zijn moeilijk uitsluitbaar. zoals de zee
- common pool resources: hoge mate waarin consumptie waarde onttrekt, hoge
moeilijkheid uitsluitbaarheid (visvijver)
- publieke goederen: lage mate waarin consumptie waarde onttrekt, hoge
moeilijkheid uitsluitbaarheid (dijken, kennis, brandweer)
- private goederen: hoge mate waarin consumptie waarde onttrekt, lage moeilijkheid
van uitsluitbaarheid (eten, kleding)
- tol goederen: lage mate waarin consumptie waarde onttrekt, lage moeilijkheid van
uitsluitbaarheid
Hoorcollege 2 Beteugeling van de Politieke Macht
er is een probleem van maatschappelijk vertrouwen.
→ gebrek aan informatie: welwillenden hoeven niet geinformeerd te worden. en er is
onzekerheid, er is altijd kans dat de ander niet meewerkt.
leap of faith: je vertrouwd iemand, maar je weet dat dat slechts een verwachting is. Iemand
kan je altijd in de maling nemen.
in kleine gemeenschappen zijn sociale normen duidelijker → meer vertrouwen in
kleine gemeenschappen dan in grote gemeenschappen
vertrouwen kan worden gestimuleerd, en free-riders moeten worden gestraft.
vertrouwen koesteren, want het komt te voet en gaat te paard.
POLITIEK = MACHT
de januskop van de staat: politiek is noodzakelijk maar ook gevaarlijk
→ politiek is noodzakelijk want het lost collectieve problemen op, beschermt en beveiligt, en
maakt vreedzame conflicten mogelijk (pacificatie)
→ politiek is gevaarlijk omdat het kan straft, afdwingt en kan onderdrukken, ook kan het
leiden tot staatsterreur.
Een staat:
- georganiseerd geweld → heeft een staand leger, politie, heeft geweldsmonopolie
- legitimiteitsclaim → claimt het recht om geweld uit te oefenen en bindende besluiten
te nemen, heeft grondwettelijke en bureaucratische regels (legaliteitsbeginsel),
sociaal contract: legitimiteit gebaseerd op instemming van bevolking
- is territoriaal soeverein
1 MODERNE STAAT:
- territoriaal , geweldsmonopolie, soevereiniteit, nationalisme, bureaucratie
- interne soevereiniteit (lodewijk 15) mij mij mij
- natuurtoestand → wereld zonder staat (hobbes) → absolute vrijheid
- probleem: oorlog van allen tegen allen
→ oplossing: leviathan → opgeven absolute vrijheid in ruil voor morele vrijheid
- janusgezicht
, 2 LIBERALISME:
- Locke → natuurstaat = negatieve vrijheid
- probleem → problemen met interpretatie, straffen en macht bij de natuurwet
→ oplossing: contract → opgeven van sommige rechten (interpretatie, rechtspreken,
uitvoeren)
- minimale overheid en veel individuele vrijheid.
- garantie individuele rechten, vrijheid en private domein
3 DE RECHTSSTAAT
- probleem van arbitraire macht → legal because i wish it (lodewijk 14)
oplossing → rule of law in plaats van rule by law
- rationele grondslag → als je niet in staat bent de wet te gehoorzamen is ie er niet
(leidraad)
→ gaat om het beteugelen van de macht
is genoeg voor de beteugeling van willekeur, is deels genoeg voor bescherming van
individuele vrijheid, is deels genoeg voor bescherming van individuele gelijkheid
→ beschermt geen individuele vrijheid als je kijkt naar de private sfeer: rechtsstatelijke
beginselen geven geen garantie hoe ver de staat ingrijpt in jouw persoonlijke leven
→ beschermt geen individuele gelijkheid omdat rechtsstatelijke beginselen geen garantie
geven voor gelijkheid van niet-noodzakelijke gelijkheden zoals economische aspecten.
4 DEMOCRATIE (Madison)
→ volkssoevereiniteit
probleem: mensen zijn te erg gefocust op eigenbelang
oplossing: vervangen meerderheid door minderheden → minderheden die voor
eigenbelang kiezen, creëren uiteindelijk algemeen belang. als er geen meerderheid is, is
er geen tirannie, dus niet de oorzaken wegnemen, maar de gevolgen → en meer facties
+ checks and balances → machtenscheiding, onafhankelijke legitimiteit, voorkomen
machtsmisbruik
strikte arbeidsdeling: bestuurlijke elite en de massa
rechtstatelijke beginselen:
- rationele grondslag → wetsysteem moet leidraad voor handelen kunnen bieden
- formele rationaliteit → regels maken volgens bepaalde wetten
1. rechtsgelijkheid → iedereen gelijk voor de wet
2. legaliteitsbeginsel → iedereen valt onder wet, er zijn duidelijke wetten
3. voorafgaande rechtsregel → geen terugwerkende kracht
4. transparantie → niet vaag of geheim
5. wetten moeten stabiel zijn
6. eerlijk juridisch proces → toegankelijkheid rechtbank: open en eerlijke hoorzitting,
discretie van opsporingsdiensten
7. onafhankelijke rechtsspraak → objectieve toepassing van algemene regels op
specifieke zaak
8. grondwettelijke toetsing → kamer mag op de grondwet toetsen