Hoofdstuk 11 Het cardiovasculaire stelsel: bloed 1
Paragraaf 11.1 Bloed heeft verschillende belangrijke functies en unieke fysische
eigenschappen. 1
Paragraaf 11.2 Plasma, het vloeibare deel van bloed, bevat een grote hoeveelheid
plasma-eiwitten 2
Paragraaf 11.5 De verschillende soorten leukocyten zorgen voor de afweer van het
lichaam 2
Paragraaf 11.6 Trombocyten, schijfvormige structuren die uit megakaryocyten ontstaan,
spelen een rol bij het stollingsproces 4
Paragraaf 11.7 Hemostase bestaat uit vaatspasmen, vorming van een bloedplaatjesprop
en bloedstolling 4
Hoofdstuk 11 Het cardiovasculaire stelsel: bloed
agglutininen lijmen agglutinatie
embolos prop embolie
erythros rood erytrocyten
haima bloed hemostase
hypo- onder hypoxie
karyon kern megakaryocyt
leukos wit leukocyt
megas groot megakaryocyt
myelos meng myeloid
-osis toestand leukocytose
oxy- aanwezigheid van zuurstof hypoxy
penia armoede leukopenie
poeisis maken hemopoese
punctura gaatje veneuze punctie
stasis stilstand hemastase
thrombos stolsel trombocyten
vena ader veneuze punctie
Paragraaf 11.1 Bloed heeft verschillende belangrijke functies en unieke fysische
eigenschappen.
De vloeistof die in het lichaam circuleert is bloed; een gespecialiseerd type bindweefsel dat
bestaat uit cellen die in een vloeibare matrix ronddrijven. Bloed heeft vijf belangrijke functies.
1. Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten van
de stofwisseling.
2. Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in het
gehele lichaam. Via diffusie tussen interstitiële vloeistoffen en bloed wordt een
plaatselijk tekort of overmaat aan ioenen opgeheven. Ook absorbeert en
neutraliseert het bloed de zuren die door actieve weefsels worden gevormd.
3. Beperking van het vloeistofverlies bij verwonding. Bloed bevat enzymen en factoren
die het proces van de bloedstolling in gang zetten wanneer bloedvatwanden
beschadigd raken.
1
, 4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers.
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur. Bloed neemt de warmte op die door
actieve skeletspieren wordt gevormd en voert deze warmte af naar andere weefsels.
Wanneer de lichaamstemperatuur hoog is, wordt bloed naar het huidoppervlak
vervoerd, waar warmte aan de omgeving wordt afgestaan. Als de
lichaamstemperatuur te laag is, stroomt het warme bloed grotendeels naar de
belangrijkste structuren.
Vol bloed wordt meestal afgenomen vanuit een oppervlakkig gelegen ader. Deze procedure
wordt veneuze punctie genoemd. Deze techniek wordt veel gebruikt, omdat oppervlakkig
gelegen venen gemakkelijk te lokaliseren zijn.
Bloed uit perifere capillairen kan worden verkregen door in de vingertop, oorlel of (bij
kinderen) in de grote teen of de hiel prikkel. Een klein druppeltje bloed uit een capillair kan
worden gebruikt om een bloeduitstrijkje te maken, een dun laagje bloed op een
objectglaasje. Het bloeduitstrijkje wordt vervolgens met speciale kleurstoffen behandeld om
de verschillende typen bloedcellen zichtbaar te maken.
Een arteriële punctie kan nodig zijn om te beoordelen hoe efficiënt de gaswisseling bij de
longen verloopt.
Paragraaf 11.2 Plasma, het vloeibare deel van bloed, bevat een grote hoeveelheid
plasma-eiwitten
Plasma bevat aanzienlijke hoeveelheden opgeloste eiwitten. De drie belangrijkste typen
plasma-eiwitten zijn albuminen, globulinen en fibrinogeen.
Albuminen vormen de meerderheid van de plasma eiwitten. Hun aanwezigheid is belangrijk
voor het handhaven van de osmotische druk van het plasma. Globulinen zijn antistoffen en
transporteiwitten. Antistoffen, ook wel immunoglobulinen genoemd, vallen lichaamsvreemde
eiwitten en ziekteverwekkers aan. Transporteiwitten benden zich aan kleine ionen,
hormonen of aan verbindingen die anders bij de nieren zouden worden uitgescheiden of die
slecht in water oplosbaar zijn.
Zowel albuminen als globulinen kunnen zich aanvetten binnen. Deze vetten zijn niet in water
oplosbaar, maar het eiwit-vetcomplex lost gemakkelijk in het bloedplasma op.
Het derde type plasma-eiwit, fibrinogeen, speelt een rol bij de bloedstolling. Onder bepaalde
omstandigheden reageren fibrinogeen moleculen met elkaar en worden ze omgezet in
lange, onoplosbare strengen fibrine. DIt zijn de onoplosbare vezels die het raamwerk
vormen van een bloedstolsel. De vloeistof die overblijft nadat stollingseiwitten zijn
verwijderd, wordt serum genoemd.
Paragraaf 11.5 De verschillende soorten leukocyten zorgen voor de afweer van het lichaam
Leukocyten, ook wel witte bloedcellen genoemd, kunnen van erytrocyten worden
onderscheiden doordat ze groter zijn en doordat ze een celkern en andere organellen
hebben. Ook is er in leukocyten geen hemoglobine aanwezig. Leukocyten helpen het
lichaam verdedigen tegen binnendringende ziekteverwekkers en ze verwijderen gifstoffen,
afvalproducten en afwijkende of beschadigde cellen.
Leukocyten zijn in twee groepen verdeeld op basis van hun uiterlijk na kleuring:
(1) Granulocyten, die veel gekleurde ‘granules’ bevatten en (2) agranulocyten waarin weinig
of geen gekleurde granulen zichtbaar zijn.
2