Ik heb de website/ online leeromgeving van Studiopabo samengevat om de toelatingstoets voor de pabo te maken. Deze heb ik met deze samenvatting in 1x behaald. Alle belangrijke onderwerpen die op de toelatingstoets voor kunnen komen, komen aan bod.
Samenvatting aardrijkskunde
Ons zonnestelsel bestaat uit de zon en daarom heen draaiende hemellichamen. Om de zon draaien 8
planeten en een aantal dwergplaneten.
De tijd die een planeet nodig heeft om eenmaal om de zon heen te draaien heet de omlooptijd. De
omlooptijd is hetzelfde als een jaar. De tijd die een planeet nodig heeft om om zijn eigen as te
draaien, noemen we de omwentelingstijd. Dit is hetzelfde als een dag.
Een maan is een hemellichaam dat om een planeet draait. Als de maan
precies tussen de zon en de aarde staat, word alleen de kant van de maan
belicht die je niet kunt zien. Je spreekt hier van een nieuwe maan. Als de
maan volledig zichtbaar is, noem je dit de volle maan.
De aarde is vanaf de zon gezien de derde planeet in het zonnestelsel. De
korst van de aarde is ongeveer 40 km dik en bestaat uit platen. Rond de
aarde bevindt zich de atmosfeer of de dampkring.
De evenaar of equator is een denkbeeldige lijn op het aardoppervlak in de
vorm van een cirkel op het midden tussen de noord- en zuidpool. De
denkbeeldige lijnen die evenwijdig lopen noemen we parallellen.
Meridianen zijn denkbeeldige lijnen die door beide polen gaan. De
nulmeridiaan verdeelt de aarde in een oostelijk en westelijk halfrond.
Als je de positie van een plaats wil aangeven op de aarde, gebruik je de
lengte- en de breedtegraad. De breedtegraad varieert van 0-90 graden. De lengtegraad varieert van 0
tot 180 graden.
Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode. Er worden vaak
4 grote klimaatzones onderscheiden:
- Tropische klimaatzone
- Droge klimaatzone
- Gematigde klimaatzone
- Koude klimaatzone
In het gebied rond de evenaar heerst een tropisch klimaat. Het is hier het hele jaar tussen de 25 en
30 graden. Het regenwoudklimaat en het savanne klimaat zijn voorbeelden van tropische klimaten.
In tropische regenwouden regent het het hele jaar door. Gebieden met een savanneklimaat kennen
een droog en nat seizoen. Dit klimaat komt voor op de savanne: een graslandschap met verspreid
voorkomende bomengroei.
De droge klimaatzone ligt wat zuidelijker op 30 – 30 graden. Hieronder vallen het steppeklimaat en
het woestijnklimaat. Kenmerkend voor de woestijn is:
- Weinig regen
- Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht
- Weinig begroeiing, voornamelijk sterke planten die lang zonder water kunnen
- Grond is droog, onvruchtbaar en bestaat vooral uit zand en rotsen.
- Een oase, plek in de woestijn met toegang tot water
- Een wadi, een rivier die droogvalt.
Het gematigd klimaat kent 4 seizoenen: winter, lente, zomer, herfst. Gebieden die dicht bij zee liggen
hebben minder strenge winters en minder droge zomers (zeeklimaat). Gebieden meer landinwaarts
zijn de winters kouder en in de zomer zijn de temperaturen hoger (landklimaat). Het middellands-
zeeklimaat is een voorbeeld van een gematigd klimaat. Het klimaat heeft milde, natte winters en
droge zomers.
, De koude klimaatzones liggen bij de noord- en zuidpool. Je spreekt dan ook wel van een poolklimaat.
Het hooggebergteklimaat, het sneeuwklimaat en het toendraklimaat zijn hier voorbeelden van.
Bij de evenaar schijnen de zonnestralen loodrecht op de aarde. Ze hebben een grote invalshoek met
als gevolg dat het daar warm is. Bij de polen is de invalshoek veel kleiner waardoor de zonnestralen
meer oppervlak moeten verwarmen. Hoe ver een gebied van de evenaar ligt kun je aangeven met
breedteligging. Maar niet alleen de afstand tot de evenaar bepaalt het klimaat. Ook van invloed zijn:
- De ligging ten opzichte van de zee/oceaan.
- Oceaanstromingen
- De hoogte boven het zeeniveau
- De aanwezigheid van bergen.
Een aflandige wind is een wind die vanaf het land de zee op waait. Een aanlandige wind is een wind
die van zee het land op waait. Zeestromingen kunnen koud en warm water verplaatsen over grote
afstanden.
De lucht koelt af als het opstijgt. Hierdoor is het in bergen kouder. De sneeuwgrens is de hoogte
boven zeeniveau waarboven gedurende het hele jaar sneeuw blijft liggen. De boomgrens is de
hoogte boven zeeniveau waarboven geen bomen meer groeien.
Als lucht langs een berg opstijgt daalt de temperatuur van de lucht en worden en wolken gevormd.
Het gevolg is vaak dat het gaat regenen. Het klimaat aan de kant van de berg waar de wind vandaan
komt, de loefzijde, is vaak natter en kouder dan aan de andere kant. De andere kant is de
regenschaduw zijde en noemen we de lijzijde.
Welk klimaat er in een bepaald gebied heerst, hangt af van drie zaken, de natuurlijke elementen:
1. Ligt het gebied dicht bij de evenaar of juist dicht bij de polen?
2. Ligt het gebied dicht bij zee of juist niet?
3. Ligt het gebied in een dal of bij bergen?
Je spreekt van een klimaatverandering als het gemiddelde weertype of klimaat over een bepaalde
periode veranderd. In de ijstijden waren grote delen van de aarde bedekt met ijs. De temperatuur die
stijgt komt voornamelijk door broeikasgassen (CO2) in de atmosfeer. Veranderingen in het klimaat
kunnen de volgende gevolgen hebben:
1. Stijging van de zeespiegel → met als gevolg een toename van overstromingen.
2. Bedreiging natuur → als het warmer wordt, zullen bepaalde diersoorten uitsterven.
3. Voedseltekorten → door droogte zullen oogsten mislukken
4. Bedreiging volksgezondheid → ziektes kunnen gemakkelijker verspreiden.
De temperatuur van smeltend ijs is 0 graden, de temperatuur van kokend water is 100 graden.
Bij neerslag gaat het om het vallen (neerslaan) van water. Als de temperatuur tijdens het vallen van
de neerslag onder 0 graden is, heb je sneeuw. Is de temperatuur het laatste stuk boven de 0 graden,
heb je regen. Als de neerslag eerst smelt en daarna weer bevriest, krijg je hagel. IJzel krijg je als
neerslag op een bevroren grond terecht komt. Dauwdruppels krijg je als het na een mooie dag ’s
nachts flink afkoelt. Waterdamp condenseert dan vlak boven de grond. Mist is eigenlijk niets anders
dan een laaghangende wolk. Er worden drie soorten regen onderscheiden:
1. Stijgingsregen → door opwarming van het aardoppervlak door de zon zal ook de lucht
erboven opwarmen. Warme lucht wil opstijgen. Tijdens het opstijgen koelt de lucht weer af.
Door de afkoeling condenseert de waterdamp in de lucht en als de waterdruppels groot
genoeg zijn, regent het. Stijgingsregen komt vooral in warme gebieden dicht bij de evenaar
voor. Hier vind je ook veel tropische gebieden.
2. Stuwingsregen → als de lucht door de wind tegen een berg aan botst, word de lucht
omhooggestuwd. De lucht koelt dan af, waardoor er regen kan ontstaan. Stuwingsregen
komt voor in de bergen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jackyscheltus. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,66. Je zit daarna nergens aan vast.