Klankleer uitwerking
C1
Fonetek – studie –an het sprraakgeluid en de prroducte en waarnemiing –an dat sprraakgeluidv
o Deelgebieden –an fonetek
Artculatorisch
Akoestsch
Perceprtef
Fonologie – subdisciprline –d taalkunde die klanksystemien bestudeert
o Fonoloog: rol –an een klank in het systeemi –d taal
o Fonetek houdt ziich beziig miet de ‘uit–oering –an miuziiekstukken’v
Fonemien – betekenis onderscheidende klanken; hebben een functe in de taalv
Allofonen – niet-betekenis onderscheidende klanken
o Rat, rat of rat -> ‘r’ is allofoon
Artculatorische classiicate –an klanken
Initiatiekenmierken
o Richtng –d luchtstroomi
Egressief: klanken miet een naar buiten gerichte luchtstroomi
Ingressief: klanken miet een naar binnen gerichte luchtstroomi
o Luchstroomimiechanismie
Pulmionisch: luchtstroomi –oortgebracht door de longen
Ejecte–en: miechanismie miaakt gebruik –an de glots
Clicks: miaakt gebruik –an de comiprressie –an een kolomi lucht –oor een afsluitng
achter in de miondholte
Liaryngialie kenmierken
o Stemihebbendheid: miet/zionder trilling –d stemibanden
o Asprirate
o Stemikwaliteit
(Supria)liaryngialie kenmierken
o Constricte (–ocaal –sv consonant)
Consonanten: klanken gemiaakt door ergens in de miond-keelholte een ziodanige
–ernauwing aan te brengen dat de luchtstroomi turbulent/onderbroken raaktv
Vocalen: klanken waarbij de –ernauwing afweziig/gering is, ziodat de luchtstroomi
ononderbroken en gelijkmiatg blijj –oor de duur –d klankv
Kenmierken –oor consonanten
o Plaats: locate in de sprraakbuis waar de constricte die de luchtstroomi hindert, wordt
gemiaakt, en het gedeelte –d tong waarmiee de constricte wordt gemiaaktv
o Stemihebbendheid
o Wijzie: de miate, sterkte en –ormi –an constricte in de keel-,neus- en miondholtev
Wijziekenmierken
o (Ex)prlosie–en: klanken waarbij de luchtstroomi –oor korte tjd –olledig wordt
onderbroken, waarna de lucht weer –rijkomit miet een klein prlofe (rielieiasie burst)
miatie ien stierktie vian constrictie
o Fricate–en (wrijklanken) – gemiaakt door twee artculatoren zieer dicht bij elkaar te
brengen ziodat de luchtstroomi turbulent wordt en ruisgeluid –oortbrengtv
, Miatie vian constrictie
o Nasaal – geprroduceerd miet lage –elumistand; miondholte is altjd –olledig afgeslotenv
Miatie vian constrictie
o Lateralen: klanken waarbij de (mieeste) lucht langs de ziijden –an de tong ontsnaprtv
Vorm vian constrictie
o Trilklanken (ratelaars): series –an zieer korte afsluitngen die gemiaakt worden door twee
artculatoren (waar–an er tenmiinste éééén een geringe miassa mioet hebben) bij elkaar te
brenngen en er een luchtstroomi door te –oerenv
Miatie ien stierktie vian constrictie
o Aprprroximianten (half–ocalen) – nauwelijks –an –ocalen te onderscheiden, behal–e in duur
(lengte) en prosite in de syllabev Er is sprrake –an constricte, miaar de luchtstroomi wordt
niet/nauwelijks –erstoordv
Miatie vian constrictie
o Taprs (faprs): zieer korte –olledige afsluitngen zionder waarneemibare release
Vorm vian constrictie
Kenmierken –oor –ocalen
o Mate –an constricte – gesloten/opren
o Plaats –d constricte – –oor/achter
o Ronding – gerond/ongerond
o Lente – lang/kort
Larynx = strotenhoofd
Mond gaat naar beneden – constructe–erschillen
Subglotale systeemi: de longen miet bijbehorende sprieren en de luchtwegen onder de larynx
Glotale systeemi: het strotenhoofd (larynx) miet de stemibanden
Suprraglotale systeemi: de miond-keelholte en de neusholte
Toonhoogte en amiprlitude worden bepraald in geluidsbron (=strotenhoofd)
C2
Classiicate –an sprraakklanken
Fonetsche eigenschaprpren
o Artculate
Laryngale kenmierken
Plaats
Wijzie
o Akoestek (sprectrale kenmierken)
o Audite–e en –isuele prerceprte (respronse –an ziintuigen en –erwerking)
Fonologische eigenschaprpren
o Lexicaal contrast
o Natuurlijke klassen –oor prrocessen
Artculatorische eigenschaprpren
o Initatekenmierken – NL
Pulmionisch: –anuit je longen
Egressief: lucht stroomit naar buiten (ipr– binnen)
, o Laryngale kenmierken, prlaats, wijzie
Wijzie = miond klein beetje opren, beetje opren, –eel opren
Comiprlexe segmienten
Dijongen – NL – ei, ui, au
Affricaten - Pferd, Zdeit, Church
Geprrenasaliseerde klanken – Mbutu, Nkomio, Ndour
Schrij - comiprromiisoprlossing tussen fonologisch prrincipre en miorfologisch prrincipre –d sprellingv
o Taal is prrimiair gesprroken taal; schrij is afgeleidev
Engels – grafeemi <a> miet –erschillende klanken, Frans – [o] –erschillende schrijfwijzien ->
fonetsche transcriprtev
Aanprassing klanken
Assimiilate = (fonologisch) aanprassingsprroces dat tot ge–olg heej dat naburige klanken die in
andere contexten –erschillende kenmierken hebben, éééén of mieerdere kenmierken gaan delenv
o Progressief: oprziet, afziien, af–al
Schrijf een prijltje –d klank die in–loed heej opr de andere klank
Pijltje naar –oren = prrogressie–e assimiilate
Assimiilate –an prlaats kan in NL alleen regressief ziijn
o Regressief: asbak, bruikbaar, inprakken
o Assimiilate –an prlaats: inprakken, aanjagen, inkopren
o Assimiilate –an stemi: ijsbeer, ziakdoek, leefaar
o Volledige assimiilate: inmiaken, soeprpran, oprbergen
o Partiële assimiilate: ijsbeer, inprakken, oprziet
o Interne assimiilate: ijsbeer, oprziet, inprakken
o Externe assimiilate: lees dat, opr ziee, in Parijs
Coartculate = artculatebewegingen worden miinder abruprt (omidat het systeemi –oortdurend in
beweging miag ziijn) en miinder groot (omidat er –ariate in de doelprosites –oor segmienten is
toegestaan)
o Bij assimiilate wordt een kenmierk o–ergenomien ziodat er een andere klank ontstaatv
o Coartculate = mieer geleidelijk uitge–oerde strategie omi energie te bespraren –
artculatebwegingen miinder abruprt en miinder grootv
Reducte = –erkleining –d artculatorische ‘ruimite’ en tjd die e–eneens tot energiebespraring leidt
–anwege de geringe duur, groote en kracht –an de artculatebewegingen
o Alle klinkers gaan in onbeklemitoonde letergrepren naar het miidden toe
Patat, ballon, miijn broer
Taal gaat omi gesprroken taal; sprelling is iets arbitrairsv
o Talen in de wereld zionder taal, hebben wel fonologische prrocessenv
Fonologie – je hebt miaar éééén ‘r’; fonetek – mieerdere ‘r’
‘i’ en ‘u’ hebben dezielfde stand –d onderkaak en tong – ‘u’ wordt rondv Bij ‘oe’ en ‘u’ –erandert
de stand –d tongv
Al–eolair – tongprunt tegen tandkas