Professionalisering en onderwijsbehoeften collegeaantekeningen
College 1: professionalisering en onderwijsbehoeften van leerlingen (7 februari
2018).
- Het interview hoeft niet een professionalisering te zijn van de vier trajecten, je moet
informatie krijgen over wat het traject inhoudt en of ze het kunnen toepassen in de klas.
- Het tentamen is meerkeuze en openvragen. Zowel poster als tentamen moeten
voldoende zijn.
Professionalisering:
- Vaardigheden van docenten (onderzoek naar de volgende vaardigheden):
klassenmanagement, efectief instructie geven, omgaan met verschillen (diferentiëren),
een positief klimaat creëren, organiseren en monitoren, leerlingen leren leren etc.
- Ze hebben gevraagd wat beginnende docenten al goed kunnen en wat ze nog lastig
vinden. De volgende schaal ontstaat dan:
Moeilijk:
- Dingen die te maken hebben met diferentiatie, omgaan met verschillen tussen
leerlingen blijkt erg lastig te zijn. Zelfs ervaren leraren hebben dit nog niet volledig
begrepen.
Onderwijsbeleid:
1. Passend Onderwijs: er wordt veel meer van de leraar verwacht in het begeleiden van
verschillende leerlingen. Waar het eerst ging over leerproblemen, gaat het nu over leer-
en onderwijsproblemen.
2. Maatwerk wordt van de school verwacht. Diferentiatie is lastig, maar wordt steeds
belangrijker.
3. Leerlingen: verschillende onderwijsbehoeften? Onderzoek gaat vaak over verschillende
niveaus, maar kan ook op bv. mate van motivatie, gedragsproblemen.
Theoretisch kader van onderwijsbehoeften: Self-Determination Theory:
1. Autonomie: behoefte om dingen vanuit jezelf te doen, wat je wilt doen en hoe je dat
wilt doen. Dit hoeft niet perse zelfstandigheid te zijn, als de leerling maar het gevoel
heeft actief betrokken te zijn.
2. Competentie: dat de doelen die je wilt leren ook lukken, binnen je bereik liggen.
3. Verbondenheid: dat je ook naar school gaat omdat je goede relaties hebt met de
mensen om je heen, dus medeleerlingen en docenten.
Betrokkenheid bij school, motivatie, welzijn etc.
Ieder mens heeft drie basisbehoeften, als daaraan voldaan wordt, dan zijn leerlingen
optimaal betrokken bij de lesstof en intrinsiek gemotiveerd.
- De omgeving speelt hierbij een belangrijke rol.
- Het zijn vaardigheden die van moment tot moment kunnen verschillen, afhankelijk van
de taak.
Onderwijsbehoeften van leerlingen:
1. Autonomie.
- Rol van de docent: autonomie ondersteuning: als je wilt dat de leerling actief betrokken
is, initiatief neemt, dan moet je als docent ruimte geven, de leerling moet die ruimte
kunnen nemen, keuzes kunnen maken. Je moet ook inspanning doen om de leerling het
belang van de taak laten zien. Je moet dus op één lijn van het belang zitten. Je moet
informatie geven, respect vertonen. Autonomie ondermijnend is juist heel authoratief zijn.
2. Competentie.
- Rol van de docent: het verschafen van structuur, aansluiten bij het niveau van de
leerling. Doelen stellen die passen bij het niveau van de leerling. Als je een klas hebt met
allerlei verschillende leerlingen, dan moet je inspelen bij de verschillende vaardigheden
,van die leerlingen: maatwerk.
- Hoe doe je dat als docent: direct instructiemodel (DIM).
Convergente diferentiatie: je stelt één doel voor alle leerlingen, dan kijk je naar alle
leerlingen die dat doel nog niet behalen en die help je om zo bij het minimum doel te
komen. Het resultaat is dat alle leerlingen vrij dicht bij elkaar komen te liggen.
Divergente diferentiatie: je haalt het minimumdoel weg, en kijkt naar individuele
doelen en daar zet je de instructie op in. Zo behalen alle leerlingen hun eigen doel. De
einddoelen van de leerlingen liggen dus nu meer uit elkaar.
Filmpje: Competentie en difeeentiatie
- Welke elementen van convergente en divergente diferentiatie zie je:
- Groot verschil in niveau van de studenten. Het is lastig om te kijken wat je doet, mensen
die goed zijn hebben geen motivatie en de slechtere mensen ook niet want die hebben
rekenangst. Ze begint altijd met een starter, om te zien wat het niveau is van elke
student.
- Je ziet dat ze wil dat iedere student op 3F zit wat betreft rekenen, dus dat is wel
convergent. Toch doen ze ook extra opdrachten voor de sterkere studenten, dus dat is
divergent.
Response to intervention model: gaat er van uit dat je de leerlingen zou kunnen
indelen in drie lagen: specialistische hulp (5%), verlengde instructie (15%) of
basisinstructie (80%). Specialistische hulp is echt hulp van een orthopedagoog of andere
hulpverlener.
- Het is een cyclus van diagnosticeren welke leerlingen in welke laag zitten, dan kijken
welke leerlingen via dataverzameling basisinstructie snappen, welke verlengde instructie
nodig hebben en kijken welke leerlingen echt nog meer hulp nodig hebben.
- Het is convergent, omdat je kijkt wie er uit valt, dus je kijkt naar de slechtere leerlingen.
Verbondenheid: kan met de docent en met medeleerlingen.
- De verbondenheid met de docent verschilt heel erg per leeftijd. Zo zien jonge kinderen
de docent als een soort ouder fguur. Op de middelbare school gaat de aandacht meer uit
naar de verbondenheid met medeleerlingen.
- Je kunt zo een tabel maken met verschillende statussen: populair, controversieel,
genegeerd en verworpen.
- Leerlingen met ADHD en ASS worden minder vaak geaccepteerd in de klas. Wat een
belangrijke rol lijkt te spelen in de acceptatie in de klas wordt vooral bepaald door de
attitude van leerlingen en leraren ten opzichte van het kind met speciale behoeften.
Onderwijsbehoeften vanuit SDT: eigen onderzoek van de docent:
1. Onderdeel van het project Diferentiation inside out: diferentiation on diferent levels
and domains (2017-2021).
2. Onderwijsbehoeften en individuele verschillen tussen leerlingen en docenten in het
VMBO.
3. Onderdeel promotieonderzoek en masterthese Judith Loopers: dagelijkse ervaringen
SDT.
, College 2: Professionalisering en onderwijsbehoeften van docenten (14-02-
2018)
Twee dingen die heel belangrijk zijn om mensen te identifceren die mogelijk een burn-
out kunnen krijgen of niet:
1. Taakeisen.
2. Energiebronnen.
De link met professionalisering: is professionalisering een eis of een resource?
- Het hangt er van af of de professionalisering opgelegd is of niet.
1. Eis (demand): weerstand tegen lerarenregister (waarin mensen zelf moeten bijhouden
of ze zich wel goed en genoeg ontwikkelen of niet).
2. Resource: als er tegemoet wordt gekomen aan de leerbehoefte van de docenten.
Professionalisering: visies en onderzoek:
1. Wat is het doel van professionalisering:
- Primair proces (hoe wordt ik een betere leraar) vs secundaire rollen (bijscholing om
interne begeleider te worden, promotieonderzoek, cultuur coördinator).
2. Vanuit welke visie op het leren van leraren wordt gewerkt?
- Deficiëntiemodel (je gaat er van uit dat iets gerepareerd moet worden, dat
professionalisering moet plaatsvinden omdat de leraar iets nog niet kan, bv.
rekenonderwijs van pabo studenten verbeteren) vs groeimodel (gaat er van uit dat een
leraar al heel veel dingen wel kan, en dat je hier bij moet aansluiten, hoe je de expertise
van de leraar kunt verbeteren).
- Het defciëntiemodel gaat er van uit dat je kennis hebt en dat je dat moet overdragen
op de leraar. Het impliceert dat je als leraar geen actieve rol hebt.
- Het groeimodel gaat er van uit dat je eerst moet vaststellen wat de leraar al kan, wat de
professionaliteit is, en hoe je dat in kunt zetten om iets nieuws te leren.
- Het meeste direct efect verwacht je als docenten zich richten op het primaire proces.
Bij het tegemoetkomen aan de behoeften van leerlingen met specifeke behoeften, zijn
de secundaire behoeften ook belangrijk.