Psychologie
o Psychologie, een inleiding
H3.1 en 3.3, H5, H9, H14
• Elementaire sociale vaardigheden
H1.3 t/m 1.5
Rood = literatuur
Groen = hoorcolleges
Geel = werkcolleges
Hoorcollege 1
Lesdoelen
• De student kent het onderscheid tussen sensatie en perceptie.
• De student kent het verschil tussen bottum-up en top-down processen in perceptie.
• De student kan het concept aandacht koppelen aan de concepten bottum-up en top-down
en perceptuele blindheid en veranderingsblindheid.
• Subdoel onderzoek: De student kent de beperkingen van observeren als
onderzoeksmethode.
Verschil tussen sensatie en perceptie
• Sensatie – gaat over een beeld
o Sensorische adaptie
Verwijst naar zintuigen, aanpassen aan – The Iceman
o Absolute drempels – minimum wat we waar kunnen nemen
o Verschildrempels
, Als iets van elkaar verschilt, is het moeilijk om het verschil waar te nemen
Signaaldetectie – wat merken we op en wat niet dat hangt af van verschillende
factoren: verwachtingen die we hebben, ruis, absolute en verschildrempels,
aandacht
• Perceptie – betekenis geven aan, interpreteren van
Geeft betekenis aan sensatie
Doel van perceptie: grip op de wereld hebben – overleven
Bijeffect: illusies, vertekening van de realiteit
o Bottom-up processen
Er wordt aandacht gegeven aan de stimulus die binnenkomt
Appel eten
Stimulus gestuurde verwerking.
Je voelt, hoort, ziet, ruikt, proeft iets en daar gaat je aandacht naar toe
De waarneming wordt door de zintuigen gestuurd
o Top-down
De waarneming die je doet, wordt gestuurd door de informatie die je al hebt
Je kunt soms informatie mis lopen, omdat je selectief waarneemt
De waarneming wordt gestuurd vanuit de hersenen
Het is een conceptueel gestuurde verwerking
Vanuit je interpretatie/ verwachting/ visie zoek je naar bepaalde informatie, daaruit
neem je selectief waar
o Perceptuele/ veranderingsblindheid
Dingen niet waarnemen omdat de focus/ aandacht ergens anders op ligt
Sensatie
De eerste gewaarwording van een stimulus, wanneer deze in de vorm van neutrale impulsen de
sensorische cortex bereikt, een bewustwording van een voorgeleide prikkel
Het is dus onze eerste gewaarwording van de stimulus, gekeken vanuit een biologisch
perspectief.
Perceptie / waarneming
Proces waarbij aan het patroon van sensorische zenuwimpulsen een gedetailleerde betekenis
wordt toegekend, alles wat je waarneemt.
Wordt sterk beïnvloed door herinnering, motivatie, emotie en andere psychologische processen.
Sensatie is de prikkel die binnenkomt, perceptie is dat de prikkel daadwerkelijk aankomt
Stimulatie → transductie → sensatie → perceptie
Lichtgolven komen aan → zintuigen nemen dit waar → zetten het om in neutrale impulsen → komt
aan in de hersenen
, Transductie – omzetting van stimulusinformatie in een zenuwimpuls
Receptoren – gespecialiseerde neuronen in een zintuig die worden geactiveerd door een stimulus, de
stimulus bereikt het oor en activeert het
Sensorische adaptie – proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden als de stimulus een
bepaalde tijd op hetzelfde niveau aangeboden wordt
Absolute drempel
Hoeveelheid stimulatie die nodig is voordat de stimulus wordt opgemerkt. Het uitgangspunt hierbij is
dat de stimulus de helft van het aantal pogingen moet worden opgemerkt. (als jij een zwakke ster
wel ziet, en een vriend niet, dan ligt jouw absolute drempel lager dan die van hem)
Verschildrempel
Kleins mogelijke verandering waarbij de persoon nog de helft van het aantal poging opmerkt, ook wel
JWV – Juist Waarneembare Verschil genoemd. (als je huisgenoot muziek zachter zet, maar jij geen
verschil hoort, totdat jij het wel hoort, dat is je verschildrempel)
Wet van Weber
Theorie die stelt dat het JWV in proportionele verhouding staat tot de intensiteit van de stimulus.
Met andere woorden: het JWV is groot als de intensiteit van de stimulus groot is en klein als de
intensiteit klein is (als het geluid van de tv altijd hard staat, moet het behoorlijk wat zachter wil je het
verschil opmerken)
Globale perceptuele drempels van vijf zintuigen
Signaaldetectietheorie
Sensatie is afhankelijk van de kenmerken van de stimulus, de achtergrondstimulus en de detector. De
signaaldetectietheorie stelt dat het vanwege de achtergrondstimuli minder waarschijnlijk is dat je
iemand in een drukke straat hoort roepen dan in een verlaten park.
Met behulp hiervan kunnen we begrijpen waarom drempelwaarden voor dezelfde persoon
verschillen, waardoor je de ene keer een bepaald geluid opmerkt en de volgende keer niet.