LEERDOELEN SAMENGEVAT
WERKGROEP 1 – LESWEEK 1:
DE STUDENT BESCHRIJFT HET CONCEPT VAN POSITIEVE GEZONDHEID (HUBER, 2011) EN LEGT
UIT WAT DE ZES DIMENSIES VAN POSITIEVE GEZONDHEID INHOUDEN:
‘’Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en
sociale uitdagingen in het leven.’’ (Huber, 2011)
DE STUDENT BENOEMT DE COMPETENTIEGEBIEDEN (CANMEDS -ROLLEN) VAN DE HBO-
VERPLEEGKUNDIGE:
P a g i n a 1 | 55
,Zorgverlener:
- Verpleegkundige voert zorg uit (lichamelijke verzorging, wondverzorging, preventie).
- Wijkverpleegkundige legt vast welke zorg nodig is voor de patiënt.
- Klinisch redeneren
- Uitvoeren van zorg
- Zelfmanagement versterken
- Indiceren van de zorg
Communicator:
- Gesprek met de juiste gesprekstechnieken uitvoeren om erachter te komen wat er precies speelt.
Denk bijvoorbeeld aan eten. Je kan ook beeldbellen met cliënten. Hierbij voer je het gesprek op een
hele andere manier.
- Bij mevr. Nauws: persoonlijke relatie, sociale omgeving, tijdig inschakelen huisarts, navraag doen bij
orthopeed bij complicaties, overdragen gegevens naar instelling waar mevr. heen verhuist. Bespreken
wat te doen voor valpreventie.
- Persoonsgerichte communicatie
- Inzet van informatie en communicatietechnologie
- Gezamenlijke besluitvorming
- Multidisciplinair werken
- Continuïteit van zorg
Samenwerkingspartner:
- Professionele relatie
- Gezamenlijke besluitvorming
- Multidisciplinair werken
- Continuïteit van de zorg
Reflectieve professional:
- Risicofactoren valpartij, is een douchemat gevaarlijk of niet, haptonomisch verplaatsen.
- Onderzoekend vermogen
- Inzet EBP
- Deskundigheidsbevordering
- Professionele reflectie
- Morele sensitiviteit
Gezondheidsbevorderaar:
- Hoe komt het dat ze gevallen was, was dit te voorkomen en wat kun je daaraan doen. Hoe gaat het
met haar COPD en heeft mevrouw een goede leefstijl.
- Preventiegericht analyseren
- Gezond gedrag bevorderen
Organisator:
- Bij mevrouw Nauws is er sprake van eenzaamheid. Kan de verpleegkundige hulp organiseren? En
aanvragen van huishoudelijke hulp bij de gemeente waarbij de noodzaak benadrukt word.
- Verpleegkundig leiderschap
- Coördinatie van de zorg
- Veiligheid borgen
- Verpleegkundig ondernemerschap
P a g i n a 2 | 55
,Kwaliteitsbevorderaar:
- Kwaliteit van zorg en leven
- Participeren in kwaliteitszorg
- Professioneel gedrag
DE STUDENT IDENTIFICEERT VERPLEEGKUNDIGE ACTIVITEITEN UIT EEN CASUS EN WIJST ZE TOE
AAN DE ROLLEN ZORGVERLENER, COMMUNICATOR EN GEZONDHEIDSBEVORDERAAR:
DE ZORGVERLENER:
Klinisch redeneren: het continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van
vragen en problemen van de zorgvrager, en het kiezen van daarbij passende zorgresultaten en interventies.
Uitvoeren van zorg: het verlenen van integrale zorg door zelfstandig alle voorkomende (inclusief
voorbehouden en risicovolle) verpleegkundige handelingen in complexe zorgsituaties uit te voeren met
inachtneming van de geldende wet- en regelgeving en vanuit een holistisch perspectief.
Zelfmanagement versterken: het ondersteunen van zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale
netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en
ziekte en kwaliteit van leven.
Indiceren van zorg: het vaststellen, beschrijven en organiseren van de aard, duur, omvang en doel van de
benodigde (verpleegkundige) zorg, in samenspraak met de zorgvrager, op basis van gediagnosticeerde of
potentiële, nader te onderzoeken en te diagnosticeren patiëntproblemen.
Ook relevante kernbegrippen: onderzoekend vermogen, inzet EBP, gezamenlijke besluitvorming en
persoonsgerichte communicatie.
COMMUNICATOR:
Persoonsgerichte communicatie: het actief luisteren naar de zorgvrager, informeren van de zorgvrager en deze
in staat stellen keuzes te maken in de zorg en de zorgvrager als uniek persoon benaderen; op een natuurlijke
manier gids, coach, expert of adviseur zijn, afhankelijk van het moment en de omstandigheden.
Inzet informatie- en communicatietechnologie (ICT): het toepassen van de nieuwste informatie- en
communicatie-technologieën en het bieden van zorg op afstand (e-health) als aanvulling op het persoonlijk
contact met de zorgvrager.
Ook relevante kernbegrippen: professioneel gedrag, gezamenlijke besluitvorming.
GEZONDHEIDSBEVORDERAAR:
Preventiegericht analyseren: het analyseren van gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot
gezondheidsproblemen van de zorgvrager en doelgroepen.
Gezond gedrag bevorderen: het bieden van ondersteuning bij het realiseren van een gezonde leefstijl in relatie
tot (potentiële) gezondheidsproblematiek.
Ook relevante kernbegrippen: persoonsgerichte communicatie, professionele reflectie, onderzoekende
houding, zelfmanagement bevorderen.
P a g i n a 3 | 55
, WERKGROEP 2 – LESWEEK 2:
DE STUDENT ORIËNTEERT ZICH OP HET BEROEP VAN DE WIJKVERPLEEGKUNDIGE:
De wijkverpleegkundige legt vast welke zorg nodig is voor de patiënt.
Wijkverpleegkundige is in eerste plaats een zorgverlener. Daarnaast heeft ze een regie rol en zorgt op basis van
een analyse de professionals met de juiste competenties ingezet kunnen worden. Ze zijn breed inzetbaar:
ouderen, jongeren, mensen met psychische klachten of dementie, wondzorg, …
Vanuit wijkdiagnose een wijkgerichte interventie plannen.
Wijkverpleegkundige:
- Breed georiënteerd
- Cruciale functie binnen zorg en welzijn
- Gemakkelijk toegankelijk
- Spilfunctie
- Zorg van hoog niveau
- Preventieve activiteiten
- Stimuleren zelfredzaamheid
DE STUDENT KAN VERWOORDEN WAT DE INVLOED IS VAN BEHOEFTEGESTUURDE ZORG OP HET
VERPLEEGKUNDIG HANDELEN, TEN AANZIEN VAN PERSOONLIJKE VERZORGING:
Je bent afhankelijk van de patiënt zijn of haar behoeften en wensen, vandaar ook behoeftegestruurde zorg. Je
kan het niet doen zoals je het idealiter zou doen. Je moet een compromis sluiten met de patiënt en heeft
consequenties voor de zorg dat het er net wat anders uit ziet dan dat je het eigenlijk zou doen. Soms is het
relatief eenvoudig en heeft het niet hele erge consequenties, maar soms is het ook helemaal niet eenvoudig en
krijg je een intern conflict met hetgeen waarvan jij denkt dat het goed is maar wat de patiënt niet wil.
DE STUDENT KAN UITLEGGEN WAT ER VE RSTAAN WORDT ONDER ADL EN IADL:
ADL = activiteiten van het dagelijks leven. Onder ADL vallen activiteiten zoals baden aankleden, eten, naar het
toilet gaan, het maken van transfers en het opstaan uit een stoel. We meten ADL op de ADL-schaal van Katz of
met de Barthel-index.
IADL = instrumentele activiteiten van het dagelijks leven. Dit zijn de complexere activiteiten waarvoor planning
en inzicht nodig zijn. We verstaan hieronder activiteiten zoals medicijnen innemen, maaltijden bereiden,
telefoneren, boodschappen doen, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk, bijhouden van geldzaken
en dagelijkse administratie. We meten IADL op de IADL-schaal van Lawton en Brody.
DE STUDENT KAN TOELICHTEN WELKE OBSERVATIES HIJ/ZIJ VERRICHT BIJ HET ONDERSTEUNEN
VAN DE ADL EN MET VOORBEELDEN ONDERBOUWEN:
Je doet observaties aan de hand van wat de patiënt/cliënt zelf nog kan en aan de hand daarvan ga je bepalen in
welke mate je gaat ondersteunen bij ADL. Als een patiënt bijvoorbeeld zelf niet meer goed kan bukken of
voorover kan buigen zonder duizelig te worden dan zorg je dat je de patiënt helpt bij het wassen van de voeten
en het aandoen van de sokken.
P a g i n a 4 | 55
