VITALE FUNCTIES
ADEMHALING
Over het algemeen halen we onbewust adem. Dit wordt gestuurd door een impuls vanuit het
ademhalingscentrum in de hersenstam. We kunnen de ademhaling ook bewust sturen of bewust de adem even
inhouden.
Borstademhaling: hierbij trekken de tussenribspieren zich tijdens de ademhaling samen. Door deze spieren
worden de ribben omhoog gebracht, waardoor de inhoud van de borstkas (thorax) groter wordt. Hierdoor
ontstaat een negatieve druk in de longen ten opzichte van de druk buiten het lichaam en de lucht stroomt de
luchtwegen en de longen in. Bij de uitademing dalen de ribben weer, waardoor de borstholte kleiner wordt en
de lucht naar buiten gedreven wordt.
Buikademhaling (of middenrifademhaling): hierbij wordt de borstholte
vergroot door het naar beneden trekken van het middenrif (diafragma) naar de
buik. De buikorganen worden weggedrukt, waardoor de buikwand naar voren
komt. Doordat de borstkas wordt vergroot, ontstaat een negatieve druk in de
longen en stroomt de lucht de longen in. Tijdens de uitademhaling ontspant het
middenrif zich en komt omhoog. De inhoud van de borstkas neemt af en we
ademen uit.
In rust is er over het algemeen sprake van buikademhaling.
ADEMHALINGSPATRONEN
Om als verpleegkundige te controleren of iemand goed ademhaalt, is vooral het luisteren, kijken naar en het
voelen van de ademhaling van belang.
NORMALE ADEMHALING (EUPNEU)
In rust ademt een volwassene 8 tot 20 keer per minuut. Een normale ademhaling noemen we eupneu. Normaal
is er sprake van een pauze tussen de in- en uitademhaling. De ademhalingsbewegingen zijn vrijwel onzichtbaar,
gaan automatisch en moeiteloos. Normaal ademt iemand rustig en regelmatig, zonder geluid.
,ADEMSTILSTAND (APNEU)
Bij sommige mensen stokt de ademhaling soms. Dit wordt een ademstilstand (apneu) genoemd.
DIEPERE ADEMHALING (HYPERPNEU)
Wanneer we ons lichamelijk inspannen gaan we vaker en dieper ademhalen (hyperpneu).
STERK VERSNELDE ADEMHALING (TACHYPNEU)
Bij koorts en longontsteking is de ademhaling sterk versneld (tachypneu). Tachypneu kan ook worden
veroorzaakt door lichamelijke inspanning of een hartafwijking.
HYPERVENTILATIE
Hyperventilatie is het versneld en te diep ademhalen. Dit kan ontstaan door angst en spanning, vaak zonder dat
de persoon dit beseft. De klachten zijn bijvoorbeeld benauwdheid, duizeligheid en zweten. De oorzaak kan
psychisch zijn, maar het kan ook een reactie zijn op een lichamelijke aandoening, zoals een longembolie of
hartinfarct.
CHEYNE-STOKES ADEMHALING
Bij een verhoogde hersendruk, ernstig hartfalen, niet goed werkende nieren, hersenvliesontsteking, een
overdosis medicijnen of zuurstofgebrek in de hersenen kan de ademhaling afwisselend snel en diep worden en
daarna steeds minder worden totdat een pauze (20 – 60 sec) intreedt, om vervolgens weer snel en diep te
worden, enzovoort. Dit wordt een Cheyne-Stokes-ademhaling genoemd. Deze ademhaling ontstaat ook vaak in
de stervensfase.
KUSSMAUL-ADEMHALING
Een Kussmaul-ademhaling treedt op bij verzuring van het bloed (acidose), bijvoorbeeld bij een
stofwisselingsstoornis (denk aan een diabetisch coma) of bij slecht werkende nieren (nierinsufficiëntie). De
ademhaling wordt dan snel en zeer diep, zonder pauzes.
INDICATIES
Als je verwacht dat een zorgvrager een stoornis in de ademhaling krijgt of wanneer hij deze heeft, controleer je
de ademhaling. Vergelijk wat je observeert met wat normaal is en met andere metingen. Ga bij een afwijking
na wat de mogelijke oorzaken zijn.
MATERIALEN
De ademhaling kun je tellen met behulp van een zandloper (polsteller) of met een klokje met secondewijzer.
WERKWIJZE
Tel de ademhalingsfrequentie door te kijken naar het op en neer gaan van de borst van de zorgvrager. De
zorgvrager heeft meestal een gecombineerde ademhaling van borst- en buikademhaling. Een in- en uitademing
telt als één ademhaling.
1. Pas handhygiëne toe, leg benodigdheden binnen handbereik, laat de zorgvrager een ontspannen
houding aannemen.
2. Zorg dat het zand in de polsteller in de onderste helft is of dat de secondewijzer op een herkenbare
plek is. Draai de polsteller snel om. Houd de polsteller of het horloge in zicht.
3. Start het tellen bij de inademing op het moment dat de borstholte (thorax) omhoog komt.
, 4. Observeer de ademhaling, naast de frequentie, op:
Regelmaat
Diepte
Geur
Geluid
Symptomen van benauwdheid
Let bij kinderen op het gedrag: is er sprake van onrust of huilen?
5. Tel gedurende een halve minuut en vermenigvuldig de uitkomst met twee. Verleng het tellen tot een
minuut bij afwijkende ademhaling.
6. Noteer de bevindingen en pas handhygiëne toe.
BEOOORDELING ADEMHALING
FREQUENTIE
Het aantal ademhalingen in rust kan variëren van 8 tot 20 keer per minuut, maar 15-20 ademhalingen wordt
over het algemeen gezien als normaal. De ademhalingsfrequentie bij kinderen is veel hoger:
Van een te snelle ademhaling bij volwassenen (tachypneu) spreken we bij een ademhalingsfrequentie van meer
dan 20 per minuut. Van een te langzame ademhaling (bradypneu) is er sprake bij minder dan 8 keer ademhalen
per minuut.
REGELMAAT/RITME
Een regelmatige ademhaling kent tussen elke twee ademhalingen gelijke pauzes. Zijn de pauzes afwisselend
lang of kort, dan is sprake van een onregelmatige ademhaling.
DIEPTE
De diepte van de ademhaling is gelijk aan de hoeveelheid lucht die per keer wordt ingeademd. Als steeds met
dezelfde diepte wordt ingeademd, is de ademhaling gelijkmatig.
SYMMETRIE
Bij een normale ademhaling gaat de borstkas (thorax) symmetrisch op en neer.
GEUR
De ademhaling is normaal gesproken geurloos.
GELUID
Een normale ademhaling hoor je niet of nauwelijks. Hijgen, piepen of rochelen kan wijzen op ontstekingen in
de mond- of keelholte, astma of een obstructie in de luchtwegen.
BEMOEILIJKTE ADEMHALING OF KORTADEMIGHEID
, Bij een bemoeilijkte ademhaling of kortademigheid (dyspneu) kun je de volgende verschijnselen zien:
- Benauwde gelaatsuitdrukking
- Blauwe verkleuring van de huid (cyanose)
- Bewegende neusvleugels
- Intrekking van de borstkas
- Gebruik van hulpademingsspieren
AANDACHTSPUNTEN
Inspanning, ziekte, emoties, pijn en stress kunnen de ademhaling beïnvloeden. Houd hier bij het beoordelen
van de meting rekening mee en vermeld dit in de rapportage.
Laat de zorgvrager een arm over de borst leggen (of leg een arm over de borst van de zorgvrager) om de
ademhaling beter te kunnen zien.
Ontbloot bij een afwijkende ademhaling evenwel de buik (het abdomen) en/of borstkas (thorax). Zo kun je
beter observeren.
Wanneer de aandacht op de ademhaling wordt gevestigd, kan de ademhaling veranderen. Probeer daarom
geen nadruk te leggen op het tellen van de ademhaling. Tel de ademhaling bijvoorbeeld vlak na het polstellen,
wanneer je vingers nog aan de pols liggen, en zonder dit tegen de zorgvrager te zeggen.
BEPALEN EFFECTIVITEIT ADEMHALING
De effectiviteit van de ademhaling kun je beoordelen door de hoeveelheid zuurstof in het bloed te bepalen. De
zuurstofsaturatiemeter is hiervoor een hulpmiddel.
Je meet hiermee het % Hb dat volledig verzadigd is met zuurstof. Dit wordt de (zuurstof)saturatie genoemd. Bij
gezonde mensen is het zuurstofgehalte in het bloed (de saturatie) meer dan 96% SpO2. De maximale
verzadiging is 100%.
De optimale waarde van het zuurstofgehalte in het bloed (de saturatie) bij mensen die niet gezond zijn, is
individueel bepaald. Zorgvragers met chronische longaandoeningen, zoals astma en COPD, kunnen een laag
zuurstofgehalte in het bloed (lage saturatie) hebben zonder acute benauwdheidsklachten te ervaren.
Het lichaam past zich namelijk geleidelijk aan het zuurstoftekort aan. Ook oudere mensen hebben over het
algemeen een laag zuurstofgehalte in het bloed (lage saturatie). Het is daarom belangrijk om samen met de
arts vast te stellen wat het optimale (best mogelijke) zuurstofgehalte is (de optimale saturatie) bij een
specifieke zorgvrager. Verder is het belangrijk dat je voor elke zorgvrager met de arts afstemt bij welke waarde
je met de arts moet overleggen. Leg dit vast in het dossier van de zorgvrager.
SATURATIEWAARDEN
Een indicatie voor zuurstofgehalten in het bloed (saturatiewaarden) is:
DESATURATIE