HBO VERPLEEGKUNIDGE
Kennistoets module 1,2 en 3
,Module 1:
Lesdoelen
De belangrijkste begrippen met betrekking tot gezondheid en ziekte benoemen
Benoem je welke verschillende visie op gezondheid (medische, biologische, psychologische,
sociale, multicausale, dynamische en positieve gezondheid) er zijn.
Benoem je welke verschillende visie op gezondheid (medische, biologische, psychologische,
sociale, multicausale, dynamische en positieve gezondheid) er zijn.
Leg je uit wat deze visies inhouden
Definitie gezondheid: het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het
licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. (uit boek gehaald)
Definitie ziekte: een afwijking van de normale lichaamsstructuren en -functies die resulteert
in verstoring van de vitale functies. (uit boek gehaald)
Medisch biologische visie:
Volgens deze visie is gezondheid een toestand waarin alle vitale functies naar behoren
werken. Volgens deze visie is een persoon gezond indien er geen ziektes of andere
lichamelijke klachten zijn. Er is geen persoonlijke aandacht.
Psychologische gezondheidsvisie:
Hierin worden gedrag en symptomen van ziektes verklaard door geestelijke factoren en
cognitieve processen (denken, voelen, waarnemen en herinneren). Deze visie is gericht op
het brein en gedrag.
Sociale visie:
Nadruk wordt gelegd op de relatie tussen gezondheid en sociale omgeving. Volgens deze
visie is de invloed van de omgeving op de mens groot. Gezondheid bij deze visie is iemand
die goede relaties onderhoudt met zijn omgeving, zich veilig voelt en past binnen de normen
van de groep waar hij bij hoort.
Multicausale visie:
Gezondheid bij deze visie is als een mens persoonlijk kan groeien. Pas dan vindt hij zijn leven
zinvol. Brengt een koppeling tussen biologische, psychische en sociale visie op gezondheid.
Dynamische visie:
De lichamelijke, geestelijke, sociale en spirituele elementen kunnen niet gescheiden worden.
Ze zijn van belang boor een goede gezondheid en beïnvloeden elkaar. De mens staat in
relatie met zichzelf, zijn medemens, de maatschappij en de wereld. Gezondheid heeft dus
betrekking op de totale mens en wordt ervaren als een evenwicht tussen de verschillende
componenten.
,Lesdoelen
Beschrijven hoe een (basis) cel is opgebouwd en welke functies hij heeft.
Benoemen uit welke verschillende niveaus (van microscopisch tot macroscopisch niveau) het
menselijk lichaam is opgebouwd.
Beschrijven wat de belangrijkste functies zijn van de 11 orgaanstelsels van de mens.
Onderdelen van een cel
Celmembraan -> dunne laag die de cel-inhoud scheidt van omgeving & regelt
de beweging van stoffen in en uit de cel.
Celwand -> buitenste laag, biedt ondersteuning en bescherming.
Cytoplasma -> vloeistof waarin alle organellen/ celorganen zitten.
Celkern -> erfelijkheidsmateriaal (DNA)
Ribosomen -> eiwitproductie
Ruw endoplasmatisch reticulum -> 12 eiwitten opnemen, verwerken &
vervoeren.
Golgi-apparaat -> verpakkingsmachine voordat iets naar de cel naar buiten
wordt afgegeven.
Lysosomen -> afbreken van overbodig/oud materiaal
Centriolen -> betrokken bij celverdeling, (alleen bij dierlijke cellen)
Mitochondriën -> energiecentrale, maakt energie (ATP) voor de cel.
https://www.radboudumc.nl/patientenzorg/aandoeningen/mitochondriele-
aandoeningen/meer-informatie-over-mitochondriele-aandoeningen/lichaamscellen/over-
lichaamscellen#:~:text=Celkern,celmembraan%20naar%20de%20celvloeistof%20gestuurd.
, De opbouw van het menselijk lichaam (van microscopisch tot macroscopisch niveau)
Organisatieniveaus
Chemisch niveau:
Atomen, moleculen
Celniveau
Weefselniveau:
Bindweefsel, spierweefsel, bloed,
Orgaan niveau
Orgaanstelselniveau
Organismeniveau
Je hart ligt aan de linkerkant/midden van je lichaam
Orgaan is opgebouwd door meerdere weefsels:
Bindweefsel
Spierweefsel
Epitheelweefsel
Bloed
Botweefsel
Zenuwen
Vet
Kraakbeen
Orgaanstelsels met hun belangrijkste functies
Huid > warmteregulatie, zweten, bescherming tegen ziekteverwerkers
Botten > beschermen tegen organen, beweging mogelijk maken, bloedcellen
maken
Spieren > bewegen
Zenuwen > signalen geven en opvangen
Endocrien > hormonen maken, signalen aan het lichaam afgeven
Cardiovasculair > O2 naar organen, CO2 naar longen
Ademhaling > O2 het lichaam in, CO2 het lichaam uit
Lymfe > vochtafvoer, afweer
Spijsvertering > aanvoer voedingstoffen
Urine > afval, reguleren bloedsamenstelling
Voortplanting > voortplanten