HOOFDSTUK 1 WAT MENSEN VAN ELKAAR NODIG HEBBEN
Mensen hebben elkaar nodig; ze zijn afhankelijk van elkaar. De mens leeft derhalve in
samenlevingsverbanden samen. Hieronder wordt bijvoorbeeld het gezin, de
scholengemeenschap of de werkomgeving verstaan.
1.1 Mensen als onderling afhankelijke wezens
Voor allerlei bezigheden gebruikt de mens voorwerpen die naar alle waarschijnlijkheid door
een ander zijn gemaakt. Een jager jaagt bijvoorbeeld met het geweer dat door iemand anders
is geproduceerd en weer anderen kopen het vlees afkomstig van de jacht. Mensen leven in
netwerken met elkaar in samenlevingsverbanden en zijn zodoende op elkaar aangewezen. Dat
wil zeggen dat er sprake is van interdependentie. De sociale wetenschap bestudeert deze
onderlinge afhankelijkheid. In de volgende paragrafen en hoofdstukken zullen de
samenlevingsverbanden en afhankelijkheidspatronen tussen mensen volgens De Swaan
(2004) worden uitgelegd.
1.2 Voorwaarden voor het overleven van mensen
Welke bestaansvoorwaarden heeft de mens nodig? Mensen hebben elkaar nodig om te kunnen
overleven. Zo zijn zuurstof, voedsel en een goede temperatuur essentieel. Echter, naast
fysieke bestaansvoorwaarden heeft de mens ook sociale bestaansvoorwaarden nodig om te
kunnen overleven, zoals kennis, beschutting, bescherming, affectie en sturing. De mate
waarin deze bestaansvoorwaarden aanwezig zijn of worden gegeven, verschilt per
samenleving. Een mens is zich er zelfs niet altijd van bewust. Bovendien staat de mate waarin
aan de bestaansvoorwaarden wordt voldaan in verband met de tijd waarin men leeft. Vroeger
was het bijvoorbeeld heel normaal dat men voedsel in eigen tuin kweekte. Tegenwoordig legt
men tuinen aan met sierbeplanting en is men voor de voeding aangewezen op landarbeiders,
importeurs en winkeliers. Doordat de samenlevingsverbanden in de loop der tijd veranderen,
worden de afhankelijkheidsrelaties tussen mensen – de interdependentie tussen mensen –
groter. Dat betekent echter ook dat de netwerken tussen mensen steeds meer wijdverbreid
zijn. De Swaan (2004) legt dit in het eerste hoofdstuk op pagina 15-22 uit aan de hand van
voorbeelden over de bestaansvoorwaarden beschutting, bescherming, affectie, en sturing. Uit
deze voorbeelden blijkt dat de wederzijdse hulp, de economie, de arbeidsverdelingen
(verspreiding van benodigde specialisaties omtrent arbeid), de veiligheid (de afstemming van
acties op elkaar – coördinatie – ten behoeve van de veiligheid), het zelfbeeld en de zelfsturing
grote invloed uitoefenen op de onderlinge afhankelijkheid van mensen. De Swaan (2004)
schrijft bijvoorbeeld dat mensen steeds kwetsbaarder werden, vooral toen zij zich vanuit het
platteland gingen vestigen in de steden en ze meer te maken kregen met ziekten en
berovingen. Volgens de auteur zorgt een productieve samenleving voor meer kwetsbaarheid;
mensen leven dichter bij elkaar en zijn daardoor afhankelijker van elkaar, maar ook
kwetsbaarder door besmettelijke ziekten of diefstal. Zelfs door onderlinge conflicten werd de
interdependentie groter. Bovendien spelen gevoelens van schaamte een steeds grotere rol in
deze afhankelijkheidsrelaties. Als mensen iets ondernemen, vragen zij zich eerder af wat
anderen daarvan zullen denken. Daardoor zullen zij allerlei pogingen ondernemen om
goedkeuring of affectie te verkrijgen. Daarmee gepaard gaat de noodzaak van
kennisoverdracht. Men verwacht dat mensen kennis vergaren, zodat men makkelijker met
elkaar kan samenleven. Op deze wijze ontwikkelt de mens vanuit externe dwang een bepaalde
mate van zelfdwang (men leert zichzelf in bedwang te houden door de pressie van anderen).
Bron: De mensenmaatschappij – Abram
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!
1.3 Bestaansvoorwaarden voor samenlevingen
Samenlevingsverbanden veranderen. Zo zal de samenstelling van een groepverband in
bijvoorbeeld verenigingen veranderen, doordat leden de groep verlaten en nieuwe leden zich
weer aanmelden. Er zijn een aantal eisen voor het voortbestaan van een samenleving:
, productie en distributie, reproductie, interne en externe beveiliging, solidariteit en oriëntatie.
Noodzakelijke goederen moeten derhalve geproduceerd en gedistribueerd worden, dezelfde
netwerken moeten voortgezet worden (uit gezinnen komen bijvoorbeeld nieuwe generaties
voort), er is bescherming nodig, saamhorigheid en mensen moeten denk- en handelwijzen op
elkaar kunnen overdragen. Echter, samenlevingsverbanden kunnen niet voortbestaan als er de
afhankelijkheidspatronen worden opgeheven.
1.4 Afronding
Mensen zijn vanuit een aantal bestaansvoorwaarden afhankelijk van elkaar. En een
samenleving leeft voort doordat mensen dezelfde afhankelijkheidspatronen innemen.
Bron: De mensenmaatschappij – Abram
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!
HOOFDSTUK 2 HOE MENSEN ONDERLING VERBONDEN ZIJN
In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe mensen met elkaar verbonden zijn.
2.1 Netwerken
In een samenlevingen worden verscheidene netwerken gevormd. Een schoolklas bestaat
bijvoorbeeld uit vriendengroepjes waarvan de afzonderlijke leden ook met andere
vriendengroepjes omgaan. Deze leden en groepjes kunnen als het ware door lijnen met elkaar
verbonden worden, zodat er een netwerk ontstaat. Binnen dit netwerk zijn er altijd opvallende
leden die de sfeer bepalen. Zij kunnen een centrale positie in de groep innemen. Andere leden
hebben de neiging om zich daaraan te confirmeren en zij vertonen volggedrag. Zo kan men
spreken van een boomnetwerk of een hiërarchisch netwerk; vanuit een bepaalde positie in de
groep zullen zij via andere groepsleden boodschappen doorgeven of opvolgen. Leden van het
netwerk weten niet altijd tot welke netwerken men behoort. Te denken valt hierbij aan een
netwerk van neven en nichten, waarbij men niet altijd weet welke achterneven en nichten tot
het familienetwerk behoren.
2.2 Netwerk en levensloop
Zoals al eerder uitgelegd, veranderen netwerken in de loop der tijd. De Swaan (2004) legt dit
in hoofdstuk twee op pagina 28 uit aan de hand van het voorbeeld van een kind in een gezin,
waarbij de afhankelijkheidsposities veranderen. Eerst zal het kind een sterke band hebben met
de ouders, vervolgens groeit het kind op en ontstaan er relaties op school en op het werk.
2.3 Verwantschapsrelaties
Meestal zijn de posities in een samenleving gebaseerd op verwantschap vanuit afstamming.
Binnen deze afhankelijkheidsposities zullen vervolgens taken worden toegekend aan de
groepsleden. Een vrouw zal vanuit een bepaalde traditie eerder de huishoudelijke taken
verrichten dan een man, hoewel daarin de laatste jaren ook een verandering waarneembaar is.
In de huidige samenleving is het milieu waaruit men afkomstig is van belang. Dit is
waarneembaar in bijvoorbeeld de verschillende woonwijken en de schoolkeuzen.
2.4 Verworven relaties
Het is typerend voor de huidige samenleving dat mensen tot verscheidene netwerken behoren,
waarbij ze zowel formele als informele activiteiten ondernemen (De Swaan, 2004, p. 30).
2.5 Indirecte verbindingen
De wijdverbreide samenleving zorgt ervoor dat mensen elkaar over de hele wereld kennen.
Opvallend is dat de mensen deze netwerken vanuit eenzelfde positie onderhouden. Een
hoogleraar zal bijvoorbeeld in het buitenland veelal relaties onderhouden vanuit dezelfde
gemeenschap: collega-hoogleraren. Deze indirecte netwerken zijn noodzakelijk voor het
verspreiden van de kennis en zij zijn dus voor het verbreiden van nieuwe netwerken nuttig.
Bron: De mensenmaatschappij – Abram
www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!
2.6 Netwerkontvouwing
Vroeger bestonden de contacten tussen mensen uit besloten en ‘volledig verbonden’