1 GRC – Tentamenweek 2 – H 1-2-4-5-10 – leerdoelen + extra
Week 1
Welke belastingen in Nederland betaald moeten worden en welke belastingwetten
hierbij horen.
Heffingen kunnen we onderscheiden in belastingen en retributies;
Belastingen: verplichte bijdrage door burgers zonder specifieke tegenprestatie
Retributies: vergoedingen die een burger betaald omdat hij bepaalde diensten van de
overheid afneemt, er staat dus een tegenprestatie tegenover (rijbewijs,
vergunning etc.)
naast het heffen van belastingen worden door de overheid ook premies volksverzekeringen
(AOW premie) en premies werknemersverzekeringen (WIA, ZW en Zvw) geïnd. Overige
inkomsten van de overheid zijn o.a. aardgasbate en de deelname in (overheids-)bedrijven.
Belasting- en premieontvangsten:
• Overdrachtsbelasting • Loon- en inkomensheffing • Vennootschapsbelasting
• Milieubelasting • Dividendbelasting • Schenk- en erfbelasting
• Omzetbelasting • accijnzen • BPM &
motorrijtuigenbelasting
Achtergrondinformatie m.b.t. het wetboek
Belastingen kunnen uitsluitend geheven worden op grond van een wet, belastingwetten
hebben altijd dezelfde opbouw. In iedere wet staan de volgende onderdelen:
1. Subject - Degene die de belasting verschuldigd is
2. Object - Het bedrag waarover de belasting verschuldigd is
3. Wijze - Op welke manier de belasting verschuldigd is
4. Het verschuldigde tarief of bedrag
Voorbeeld ‘de wet op inkomstenbelasting’
1. Art. 1.1 IB, de natuurlijke persoon
2. Art. 2.3 IB, het belastbare inkomen uit werk en woning, aanmerkelijk belang of
sparen/ beleggen
3. Art. 9.1 IB, de belasting wordt geheven d.m.v. een aanslag
4. Art. 2.10, 2.12 en 2.13 IB,
een progressief tarief voor het belastbaar inkomen uit werk en woning, een
proportioneel tarief van 25% over het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en
een proportioneel tarief van 30% over het belastbaar inkomen uit sparen en
beleggen.
Fiscaal jargon, termen in wetten:
Nagenoeg geheel - > 90%
Hoofdzakelijk - > 70%
Grotendeels - > 50%
In belangrijke mate - > 30%
Bijkomstig - < 10%
Bijvoorbeeld; art. 3.45; van investeringsaftrek uitgesloten bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk
ter beschikking worden gesteld aan derden… dus: als een bedrijfsmiddel wordt gekocht en
dit voor 70% of meer wordt verhuurd aan een ander, is de investering uitgesloten van
investeringsaftrek.
1
,2 GRC – Tentamenweek 2 – H 1-2-4-5-10 – leerdoelen + extra
Onderverdeling verschillende soorten belastingen;
1. Directe en indirecte belastingen;
2. Tijdstip- en tijdvakbelastingen;
3. Aanslag- en aangiftebelastingen;
4. Subjectieve en objectieve belastingen;
5. Voldoenings- en afdrachtsbelasting;
Als je inzichtelijk wil hebben wie de belasting moet betalen, dan behoor je het verschil
te kennen tussen directe en indirecte belastingen.
➢ Directe belasting
Bij sprake van directe belasting wordt de belasting geheven bij degene die de belasting zelf
moet betalen. Loonbelasting wordt ingehouden op het loon van een werknemer en een
ondernemer moet inkomstenbelasting betalen over zijn resultaat.
➢ Indirecte belasting
Bij een indirecte belasting zal degene bij wie de belasting wordt geheven, deze
doorberekenen aan een ander. Een voorbeeld is omzetbelasting, een ondernemer moet
omzetbelasting afdragen over zijn verkopen maar berekent deze door aan zijn afnemers.
Voor alle belastingwetten gelden procedureregels, denk bijvoorbeeld aan
aangiftetermijnen. Basiskennis van de AWR en H6 van de AWB. (aanvulling p5 SV)
De AWR (algemene wet inzake rijksbelastingen) gaat inhoudelijk niet over belastingrecht
maar meer over de verhouding tussen de belastingdienst en de belastingplichtige. De AWR
is van toepassing op alle belastingwetten (m.u.v. invoerrechten). De AWR behandelt
enerzijds verplichtingen voor belastingplichtige en anderzijds grenzen voor de
bevoegdheden van de belastingdienst.
Enkele belangrijke begrippen m.b.t. de AWR:
Belastingaanslag Verschuldigde belasting vloeit uit de wet voort. Middels een
aanslag wordt bepaald hoeveel belasting moet worden betaald
en wanneer. Soorten belastingaanslagen;
• Voorlopige aanslag
• Definitieve aanslag
• Navorderingsaanslag
• Een naheffingsaanslag
• Een conserverende aanslag
o Op verzoek van de belastingschuldige is dit een
aanslag waarvoor uitstel is aangevraagd, dus een
aanslag die niet meteen wordt geïnd
Er bestaan verder geen andere aanslagen dan die in de AWR
staan vermeld.
Burgerservicenummer Het BSN-nummer is een registratienummer voor natuurlijke
personen. Met dit nummer kunnen zij bij alle overheidsinstanties
terecht.
Woon- De woon- of vestigingsplaats is van belang voor de
vestigingsplaats belastingheffing. We maken onderscheid in natuurlijke personen
en lichamen.
Natuurlijke personen: inschrijving van woonplaats (vb!!! p14)
Lichamen (bv of nv) : de plaats waar de leiding van het lichaam
zich bevindt
Het begrip fiscaal partnerschap uit de AWR
2
,3 GRC – Tentamenweek 2 – H 1-2-4-5-10 – leerdoelen + extra
Voor diverse belastingwetten is het van belang of personen fiscaal partner zijn. Dit kan een
aantal voordelen met zich meebrengen. Zo mogen fiscale partners in hun aangifte
inkomstenbelasting de negatieve inkomsten uit eigen woning vrij verdelen, door deze vrije
verdeling kunnen zij de aftrek opnemen bij de partner met het hoogste inkomen, wat leidt tot
een hogere teruggave. In art. 5a van de AWR is het basispartnerbegrip opgenomen, doordat
dit in de AWR staat geldt dit begrip voor alle heffingswetten (het is echter wel mogelijk dat in
de heffingswet zelf uitzonderingen zijn opgenomen).
Als partner wordt aangemerkt:
• De echtgenoot (of geregistreerd partner)
• En de ongehuwd meerderjarige personen:
o Met een samenlevingscontract
o Die staan ingeschreven op hetzelfde adres
Een persoon kan slechts één partner hebben. In het jaar van het aangaan van fiscaal
partnerschap is men voor de wet partner vanaf het moment van het sluiten van het huwelijk
of samenlevingscontract. Men is ook fiscaal partner als er sprake is van samenwonen voor
het huwelijk. In het jaar van echtscheiding blijven personen partner totdat zij niet meer
ingeschreven staan op hetzelfde woonadres en een verzoek van ontbinding van huwelijk bij
de rechtbank is ingediend.
Extra hoofdstuk 1 (niet in leerdoelen)
Belastingen hebben twee functies:
1. Budgettaire functie
a. Belastingomzet draagt bij aan financiering van collectieve goederen/ diensten
b. Subsidies, infrastructuur, bijstandsuitgave, politie/ defensie en gezondheidszorg
2. Instrumentele functie
a. Het vullen van de staatskas is hier niet het primaire doel, er worden andere
doelen nagestreefd. Bv zelfstandigenaftrek, hierbij is het doel zelfstandige
ondernemers te stimuleren wat weer goed is voor de economie etc.
Soorten belastingen:
Tijdvakbelasting: belasting die in de loop van een tijdvak is ontstaan. Loonbelasting (na
afloop van een tijdvak wordt deze belasting afgedragen).
Tijdstipbelasting: belastingheffing die plaatsvind op een specifiek tijdstip.
Dividendbelasting wordt afgedragen op het moment dat het dividend
ter beschikking wordt gesteld.
Aanslagbelasting: de inspecteur stelt de verschuldigde belasting vast nadat de plichtige
aangifte heeft gedaan. Meestal eerst een voorlopige aanslag waarop
een definitieve aanslag volgt. (inkomsten- of vennootschapsbelasting)
Aangiftebelasting: de belastingplichtige doet zelf aangifte, en draagt zelf de belasting af.
Loonbelasting, dividendbelasting en omzetbelasting (vb. p5)
3
, 4 GRC – Tentamenweek 2 – H 1-2-4-5-10 – leerdoelen + extra
Voldoeningsbelasting: bij deze belasting is men de belasting zelf verschuldigd een voorbeeld
is de OB. In de wet OB is de belastingplichtige de ondernemer
Afdrachtsbelasting: degene die de belasting afdraagt is iemand anders dan degene die de
belasting verschuldigd is. In de wet LB is de plichtige de werknemer,
degene die de belasting afdraagt is echter iemand anders. Een ander
voorbeeld is dividendbelasting.
Subjectieve belasting: in een aantal wetten wordt rekening gehouden met persoonlijke
omstandigheden. Bijvoorbeeld leeftijd, uitgave voor studie en gedane
giften. Wanneer rekening wordt gehouden met dit soort persoonlijke
omstandigheden, wordt gesproken van een subjectieve belasting. Er
wordt rekening gehouden met de persoon (het subject) die de belasting
verschuldigd is.
Objectieve belasting: bij objectieve belasting wordt geen rekening gehouden met dit soort
zaken. Bij bijvoorbeeld dividendbelasting is er steeds sprake van een
vast tarief van 15%, ongeacht persoonlijke omstandigheden.
Bronnen belastingrecht:
• Wetgeving;
o De Tweede en Eerste Kamer
• Uitvoeringsregelingen en besluiten;
o Uitvoeringsbesluit: in een wet kan staan dat een en ander is geregeld in een
uitvoeringsbesluit, dit staat dan ergens anders in een andere wet verder uitgewerkt
• Europese richtlijnen;
o Europese richtlijnen gaan voor de Nederlandse wet. Als bijvoorbeeld op EU-niveau
iets wordt bepaald en dit nog niet is aangepast in de NL-wet mag een burger zich
hier op beroepen.
• Besluiten;
o ‘pseudowetgeving’, via een besluit wordt een wet nader verklaart om
misinterpretatie te voorkomen.
• Algemene beginselen;
o De belastingdienst moet aan een aantal zaken voldoen om te handelen als een
‘behoorlijk bestuurder’.
o Een van de beginselen is het vertrouwensbeginsel, een belastingplichtige moet
erop kunnen vertrouwen dat de belastingdienst haar toezeggingen nakomt. (er
kunnen geen rechten worden ontleend aan algemene uitlatingen,
belastingtelefoon)
o Het gelijkheidsbeginsel, de belastingdienst mag geen onderscheid maken.
• Rechtspraak; (jurisprudentie)
o Een belastingplichtige kan een bezwaarschrift indienen bij de belastingdienst. De
inspecteur wordt dan in de gelegenheid gesteld om de door hem opgelegde
aanslag te herzien. Mocht het meningsverschil niet worden opgelost kan een
plichtige in beroep gaan bij de rechtbank, de rechter zal dan uitsluitsel moeten
geven.
o De rechter moet daarbij uitgaan van de wettekst. Vervolgens moet hij kijken of
deze op een juiste manier is toegepast en of er niet is gehandeld in strijd met een
algemeen beginsel van bestuur. De uitspraken van de rechter zijn belangrijk en
vormen een basis voor verklaring van de wet ofwel jurisprudentie.
4