Digitaal Procederen Verplichte Arresten 2018/2019. Bevat een schematische weergave van de verplichte arresten (aan de hand van de rechtsvraag, het antwoord, de belangrijkste overwegingen en de geparafraseerde rechtsregel).
Behaald cijfer: 9
Bestaat er een rechtsregel dat het zonder toestemming en/of
medeweten van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende
gesprek op geluidsband onder alle omstandigheden inbreuk maakt
op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en
dus als bewijs in een civiele procedure ontoelaatbaar is?
Antwoord: Driessen/Van Gelder
Nee. Die bandopname maakt in beginsel geen inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer (alleen onder ‘bijkomende
omstandigheden’) en kan als bewijs worden ingebracht in de
civiele procedure, zij het dat de overtuigende kracht van dit
bewijsmiddel ter beoordeling van de feitenrechter staat.
Alvorens men tot de conclusie kan komen dat het maken en
openbaar maken van bandopnamen van telefoongesprekken
zonder instemming en/of medeweten van de gesprekspartner
inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer zijn ‘bijkomende
omstandigheden’ vereist. In het algemeen kan dus niet worden
gezegd dat het maken van bandopnemen in strijd met de
persoonlijke levenssfeer of anderszins onrechtmatig is. De
bandopname kan bovendien worden ingebracht als bewijs in een
civiele procedure, met dien verstande dat het aan de feitenrechter
is om dit bewijs op overtuigingskracht en betrouwbaarheid te
beoordelen.
2.
Is voor het in het geding brengen van een geluidsmand door een
partij door middel van het deponeren daarvan ter griffie met het
doel daardoor bewijs te leveren toestemming of een verzoek van
de wederpartij of de rechter vereist?
Antwoord: Tankink/Hartman
Voor het in het geding brengen van een geluidsband door een
partij door middel van het deponeren daarvan ter griffie met het doel daardoor bewijs te leveren is — evenals voor schriftelijk
bewijs — noch toestemming van de wederpartij, noch een verzoek
van de wederpartij, noch een verzoek of opdracht van de rechter
vereist. Inbrengen van onrechtmatig verkregen bewijs is dus in
beginsel mogelijk
3.
Bestaat ook buiten intellectuele eigendomszaken (IE-zaken) de
mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag?
Antwoord: Molenbeek Invest/Begeer
Ja, Bewijsbeslag is ook mogelijk buiten intellectuele
eigendomszaken, maar aan het desbetreffende verlofverzoek
worden hoge eisen gesteld (proportionaliteit en subsidiariteit,
alsmede een toetsing aan de criteria van art. 843a Rv).
Bovendien is de gang van zaken is met veel waarborgen voor de
wederpartij omkleed. Die waarborgen kunnen bijvoorbeeld
worden getroffen door de beslaglegger te verplichten tot
zekerheidstelling voor de door hem eventueel verschuldigde
schadevergoeding, of door toezicht van de voorzieningenrechter
die het verlof voor de beslaglegging heeft gegeven, of doordat de
advocaat van de beslaglegger bij de beslaglegging aanwezig moet
zijn en de beslaglegging, nadat conserverende maatregelen zijn
genomen, geen voortgang vindt voordat ook een advocaat of
andere vertrouwenspersoon van de beslagene ter plaatse aanwezig
is, of door een combinatie van deze of andere maatregelen.
Met het oog op de vertrouwelijkheid geldt dat deze op diverse
wijzen kan worden gewaarborgd, bijvoorbeeld door invoering van
een certificeringsstelsel. De voorzieningenrechter dient een
beslissing te nemen met inachtneming van alle omstandigheden
van het geval. De deurwaarder kan, als daartoe aanleiding is, twee
verschillende processen-verbaal van beslaglegging op te maken;
een proces-verbaal dat is bestemd voor de verzoeker, waarin de in
beslag genomen bescheiden slechts globaal zijn omschreven, en
een proces-verbaal dat is bestemd voor diens wederpartij en,
eventueel, de derde onder wie het beslag is gelegd, dat een gedetailleerde omschrijving van deze bescheiden bevat.
Aanleiding hiertoe bestaat met name indien het beslag ook
vertrouwelijke bescheiden omvat of kan omvatten.
Tot slot staat tegenover de waarborgen voor de wederpartij dat de
wederpartij gehouden is tot medewerking, waarbij overigens
onderscheid moet worden gemaakt tussen beslag en inzage.
4.
Wanneer is bewijs onrechtmatig verkregen? En wanneer moet dat
onrechtmatig verkregen bewijs, gelet op onder meer art. 152 Rv,
worden uitgesloten van de procedure?
Antwoord: Onrechtmatig verkregen bewijs?
In ieder geval wanneer het bewijs is verkregen door een schending
van de persoonlijke levenssfeer. Alleen onder ‘bijkomende
omstandigheden’ moet het onrechtmatig verkregen bewijs worden
uitgesloten van de procedure, waarbij geldt dat schending van
zelfregulering in voorkomende gevallen voldoende is.
Volgens art. 152 Rv kan bewijs door alle middelen worden
geleverd en is de waardering van het bewijs aan het oordeel van
de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een
civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op
onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel
wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in
rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken,
welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen,
zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien
sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van
dat bewijs gerechtvaardigd.
Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, al dan niet door
overtreding van zelfregulering, is in beginsel onrechtmatig. De
aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk
het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zulk een
rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden
beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door
tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en
anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen
redelijkerwijs kunnen worden gediend. In deze afweging spelen
de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol,
waarbij het doel van de zelfregulering als ‘bijkomende
omstandigheid’ in vorenbedoelde zin kan fungeren.
5.
Bestaat er een algemene rechtsregel dat een vordering tot inzage
in of afgifte van bescheiden slechts toewijsbaar is indien andere
mogelijkheden om bewijs te vergaren zijn uitgeput of afwezig
zijn?
Antwoord: Pretium/AVROTROS
Nee. In concreto zal moeten worden beoordeeld of de art. 10
EVRM in de weg staat aan toewijzing van een vordering uit
hoofde van art. 843a Rv. In die beoordeling zullen de beginselen
van proportionaliteit en subsidiariteit een doorslaggevende rol
spelen. De vraag of andere mogelijkheden om bewijs te vergaren
zijn uitgeput of afwezig zijn is (slechts) een van de elementen die
in het kader van de subsidiariteit een rol speelt, en dwingt niet in
abstracto tot een bepaalde conclusie.
De slotzinsnede van het vierde lid van art. 843a Rv, bepalende dat
een exhibitievordering niet toewijsbaar is \'indien redelijkerwijs
aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook
zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd\',
in het licht van de omstandigheden van het geval en met
inachtneming van de belangen van de betrokken partijen moet
worden toegepast. Daarbij kan onder meer gewicht toekomen aan
de omstandigheid dat een andere wijze van vergaring van bewijs
bezwaarlijker of minder effectief kan zijn dan de gevraagde
inzage in of afgifte van bescheiden. Het gaat immers blijkens de
desbetreffende zinsnede van het vierde lid erom dat een
behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd is. Daarom ligt in art.
843a lid 4 Rv niet in haar algemeenheid de eis besloten dat een
vordering tot inzage in of afgifte van bescheiden slechts
toewijsbaar is indien andere mogelijkheden om bewijs te vergaren
zijn uitgeput of afwezig zijn, maar moet aan de hand van de
beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in concreto
worden beoordeeld of art. 10 EVRM aan de vordering uit hoofde
van art. 843a Rv in de weg staat.
6.
Wanneer is sprake van een rechtsbetrekking als bedoeld in art.
1019a in verbinding met art. 843a Rv, zodat een inzagevordering
toewijsbaar is? En is het ook buiten IE-zaken mogelijk om een
gedetailleerde beschrijving te vorderen als bedoeld in art. 1019d
Rv?
Antwoord: Organik/Dow Chemical
Degene die inzage, afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal
verlangt, moet zodanige feiten en omstandigheden stellen en met
reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende
aannemelijk is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen
en gebruikt. Dit is een strengere maatstaf dan voor het leggen van
bewijsbeslag, maar een minder strenge maatstaf dan voor
toewijzing van een kort gedingvordering.
Ja, dat is bij zaken die voldoende gelijkenis vertonen met IEzaken
mogelijk, vooruitlopend op het voorontwerp van wet tot
aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in
verband met de vereenvoudiging en modernisering van het
bewijsrecht. Gedetailleerde beschrijving is een variant van
bewijsbeslag, zodat de Molenbeek-vereisten van overeenkomstige
toepassing zijn.
Ook in zaken over bedrijfsgeheimen geldt dat voor het aannemen
van een rechtsbetrekking als bedoeld in art. 1019a Rv in
verbinding met art. 843a Rv vereist is dat degene die inzage,
afgifte of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt, zodanige feiten
en omstandigheden dient te stellen en met reeds voorhanden
bewijsmateriaal dient te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk
is dat bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.
Verder is, vooruitlopend op het voorontwerp van wet tot
aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in
verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht, gedetailleerde beschrijving overeenkomstig art.1019d
Rv ook mogelijk in andere dan IE-zaken die voldoende gelijkenis
vertonen met IE-zaken (zoals zaken over bedrijfsgeheimen). De
vereisten en voorwaarden uit het arrest Molenbeek zijn van
overeenkomstige toepassing, nu gedetailleerde beschrijving moet
worden aangemerkt als variant op bewijsbeslag.
7.
Wanneer is sprake van een fishing expedition? Mag de
beslaglegger of de deurwaarder dreigen met kostenverhaal om de
beslagene te bewegen in te stemmen met het meenemen van
originele documenten en apparatuur?
Antwoord: Kunststofverwerkende machines
Als de omschrijving van in beslag te nemen bescheiden, gezien
het belang van de beslaglegger, te ruim is. En nee, de beslaglegger
of de deurwaarder mogen niet dreigen met kostenverhaal om de
beslagene te bewegen in te stemmen met het meenemen van
originele documenten en apparatuur
De vordering tot inzage van beslaglegger zal worden afgewezen
als deze vordering een karakter van ‘fishing expedition’ heeft. Dat
is met name het geval als de omschrijving in beslag te nemen
bescheiden te ruim. Beslagverlof strekt zich niet uit tot computer
van de echtgenote. De beslaglegger mag niet dreigen met
kostenverhaal om de beslagene te pressen in te stemmen met het
meenemen van originelen en apparatuur.
8.
Is het mogelijk om bewijsbeslag te leggen ter plaatse van het
woonadres van gerekwestreerde?
Antwoord: Cavotec/Wauben Aviation
Ja, als dat gezien de omstandigheden van het geval in
overeenstemming is met de proportionaliteit en subsidiariteit.
Illustratie dat het leggen van bewijsbeslag ex art. 1019c jo. 700
Rv ook ter plaatse van het woonadres van gerekwestreerde
mogelijk is, waarbij het verlof zich beperkt tot bescheiden en
gegevensdragers die zich bij gerekwestreerde bevinden (om te
voorkomen dat eigendommen van huisgenoten door het beslag
worden getroffen). Voor het verkrijgen van inzage moet een
vordering tot exhibitie worden ingesteld (art. 843a Rv) en kan
geen verzoek tot gedetailleerde beschrijving worden aangewend.
9.
Heeft de gerekwestreerde een algemene medewerkingsplicht bij
het leggen van het bewijsbeslag, zodat bij schending van die
verplichtingen dwangsommen kunnen worden verbeurd?
Antwoord: Hatex AS/Alkapida
Nee. Er bestaat geen wettelijke verplichting om medewerking te
verlenen bij het onder haar te leggen afgiftebeslag en conservatoir bewijsbeslag. Daarom kunnen bij niet-medewerking geen
dwangsommen worden verbeurd. Art. 444 Rv blijft wel van
toepassing.
Er kan geen dwangsom worden opgelegd als de gerekwestreerde
zijn medewerking weigert bij het leggen van het beslag door geen
toegang te verlenen tot de bedrijfsruimtes. Dat neemt echter niet
weg dat art 444 Rv gewoon van toepassing blijft, zodat de
deurwaarder zichzelf, zo nodig met hulp van de politie, de
toegang tot iedere plaats kan verschaffen. Een situatie als bedoeld
in art. 444 Rv is niet gelijk te stellen met de medewerkingsplicht
die de Hoge Raad in het Molenbeek-arrest heeft geformuleerd.
Daar ging het immers om de toegang tot gegevens in de cloud,
waarbij er geen alternatief is om beslag te leggen buiten de
medewerking van de gerekwestreerde om.
10.
Kan een inzagevordering in de zin van art. 843a Rv worden
aangemerkt als eis in hoofdzaak in de zin van art. 1019i Rv?
Antwoord: Linkkers/PriHealth
Ja, het in artikel 843a Rv bedoelde recht op inzage is immers
mede erop gericht een partij in de gelegenheid te stellen haar
proceskansen in te schatten alvorens een (bodem)procedure in te
stellen.
In het geval het bewijsbeslag is gelegd teneinde daarvan afschrift
en inzage te kunnen verkrijgen in een op art. 843a Rv gebaseerde
(vervolg)procedure, moet die op art. 843a Rv gegronde
inzagevordering worden aangemerkt als eis in hoofdzaak in de zin
van art. 1019i Rv. De uitoefening van het in artikel 843a Rv
bedoelde recht op inzage - mits aan de daarvoor gestelde vereisten
is voldaan – is immers mede erop gericht een partij in de
gelegenheid te stellen haar proceskansen in te schatten alvorens
een (bodem)procedure in te stellen. Met het karakter van deze
specifieke voorlopige maatregel past het dan ook niet te verlangen
dat al vóór de inzage is verkregen een inbreukprocedure wordt
gestart.
Voorbeeld van de inhoud
Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
Digitaal Procederen
Verplichte Arresten en Uitspraken
1
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
,Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
Inhoudsopgave
1. Bewijs: exhibitee inzage en beslag......................................................................................................3
Extra rechtspraak college 2...............................................................................................................17
2. Digitaal procederen..........................................................................................................................40
3. Elektronische handtekening en akte & het notariaat.......................................................................49
2
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
,Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
1. Bewijs: exhibitie, inzage en beslag
Naam Driessen/Van Gelder
Rechtsvraag Bestaat er een rechtsregel dat het zonder toestemming en/of
medeweten van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende
gesprek op geluidsband onder alle omstandigheden inbreuk maakt
op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en
dus als bewijs in een civiele procedure ontoelaatbaar is?
Kort antwoord Nee. Die bandopname maakt in beginsel geen inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer (alleen onder ‘bijkomende
omstandigheden’) en kan als bewijs worden ingebracht in de
civiele procedure, zij het dat de overtuigende kracht van dit
bewijsmiddel ter beoordeling van de feitenrechter staat.
Samenvatting feitencomplex Van Gelder (groothandelaar in diamanten) vordert 100.000 gulden
van Driessen omdat Driessen als assurantietussenpersoon de
opdracht van Van Gelder niet goed zou hebben uitgevoerd. Van
Gelder zou aan Driessen hebben opgedragen het
verzekeringsbedrag te verhogen van 100.000 gulden naar 200.000
gulden. Doordat Driessen heeft nagelaten deze verhoging teweeg
te brengen, heeft Van Gelder 100.000 gulden misgelopen toen een
diamant ter waarde van 229.140 gulden verloren ging. Immers
keerde de verzekering maar 100.000 gulden uit, terwijl dat bedrag
200.000 gulden zou zijn als Driessen de opdracht wel correct had
uitgevoerd. Driessen stelt de opdracht nooit te hebben ontvangen,
maar Van Gelder kan aan de hand van een bandopname van een
telefoongesprek het tegendeel bewijzen. Driessen stelt zich echter
op het standpunt dat deze bandopnamen niet als bewijs kunnen
worden gebruikt, nu niet van tevoren was medegedeeld dat het
telefoongesprek op band werd vastgelegd.
Belangrijkste overwegingen 3.3.1.
De primaire klacht van onderdeel A.1. strekt ten betoge dat het
hof heeft miskend dat 'het zonder toestemming en/of medeweten
van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende gesprek op
geluidsband' onder alle omstandigheden inbreuk maakt op het
recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De aan dit
betoog ten grondslag gelegde stelling kan evenwel in haar
algemeenheid niet als juist worden aanvaard.
3.3.2.
Om te beginnen valt erop te wijzen dat, nu in art. 21 Auteurswet
ligt besloten dat het menselijk gelaat niet een zo intiem deel van
de persoonlijkheid is dat ongeautoriseerde vastlegging (en
openbaarmaking) daarvan onder alle omstandigheden
ongeoorloofd is, bezwaarlijk valt aan te nemen dat zulks wel geldt
ten aanzien van de menselijke stem.
(…) Een en ander rechtvaardigt de slotsom dat het enkele zonder
toestemming van de gesprekspartner op een geluidsband
vastleggen van een telefoongesprek nog geen inbreuk op het recht
op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer oplevert, maar dat
daarvoor bijkomende omstandigheden vereist zijn.
3.3.3.
Onder welke bijkomende omstandigheden het zonder
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
, Digitaal Procederen Verplichte Arresten en Uitspraken 2018/2019
toestemming van de gesprekspartner op een geluidsband
vastleggen inbreuk oplevert op het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van die gesprekspartner, kan in het
midden blijven: te dezen is van zodanige inbreuk immers in elk
geval geen sprake, aangezien hetgeen dienaangaande over en weer
is gesteld geen andere conclusie toelaat dan het hier betrof een in
het zakelijk verkeer tussen twee directeuren van bedrijven
gevoerd telefoongesprek met een geheel zakelijke inhoud.
3.4.1.
Onderdeel A.2. strekt ten betoge dat openbaarmaking van een
bandopname waarop zonder toestemming en/of medeweten van
de gesprekspartner een telefoongesprek is vastgelegd, 'te allen
tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het
onderhavige geval' inbreuk maakt op het recht op eerbiediging
van de persoonlijke levenssfeer van die gesprekspartner.
3.4.3.
Zoals in die Memorie — in overeenstemming met wat elders
aangenomen wordt — is aangegeven, zal echter de 'aard en de
mate van intimiteit van hetgeen omtrent een ander' wordt
vastgelegd of geopenbaard 'hierbij van groot gewicht' zijn. Tegen
deze achtergrond en mede gelet op het onder 3.3.2 overwogene
kan in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard de
stelling dat openbaarmaking van een (als zodanig rechtens niet
ongeoorloofde) vastlegging van een telefoongesprek die heeft
plaatsgevonden zonder toestemming en/of medeweten van de
gesprekspartner, 'te allen tijde' inbreuk maakt op het recht op
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
3.4.3 Openbaarmaking van de onderwerpelijke vastlegging aan de
rechter in een civiel rechtsgeding maakt geen inbreuk op het recht
op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en is evenmin uit
anderen hoofde onrechtmatig.
3.5
Opmerking verdient nog dat verwerping van de stelling 'dat aan de
onderwerpelijke bandopname geen enkel bewijs mag worden
ontleend', niet zonder meer meebrengt dat de vraag of te dezen
aan die band bewijs kan worden ontleend, bevestigend moet
worden beantwoord: gezien de aan geluidsbanden eigen bezwaren
zal die vraag, waaromtrent de Rb. zich nog niet heeft uitgelaten,
nog onder ogen moeten worden gezien met inachtneming van de
behoedzaamheid welke met name bij de waardering van de
overtuigende kracht van dit soort bewijsmiddelen past.
Geparafraseerde rechtsregel Alvorens men tot de conclusie kan komen dat het maken en
openbaar maken van bandopnamen van telefoongesprekken
zonder instemming en/of medeweten van de gesprekspartner
inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer zijn ‘bijkomende
omstandigheden’ vereist. In het algemeen kan dus niet worden
gezegd dat het maken van bandopnemen in strijd met de
persoonlijke levenssfeer of anderszins onrechtmatig is. De
bandopname kan bovendien worden ingebracht als bewijs in een
civiele procedure, met dien verstande dat het aan de feitenrechter
is om dit bewijs op overtuigingskracht en betrouwbaarheid te
beoordelen.
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit
Groningen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper edwin7788. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.