Management accounting & control NCOI – bachelor
Finance & Control HBO duaal - 2023
Les 1
Begripsbepaling:
o Economische wetenschap:
o De wetenschap die het keuzeprobleem bij het menselijke streven naar
welkvaart tot onderwerp heeft;
o Bedrijfseconomie:
o De wetenschap die keuzeproblemen van bedrijven (en andere organisaties)
tot onderwerp heeft.
De vier vakgebieden bedrijfseconomisch domein:
o De bedrijfsadministratie, voorheen de boekhouding;
o De verantwoordelijke is de administrateur/boekhouder;
o Finance, financiering, het aantrekken van vermogen;
o De verantwoordelijke is de treasurer;
o Management accounting, interne verslaggeving;
o De verantwoordelijke is de controller;
o Financial accounting, externe verslaggeving;
o De verantwoordelijke is de controller en de externe controle door de
accountant;
Wat zijn de verschillen tussen management accounting en financial accounting?
De drie belangrijkste financiële overzichten zijn:
o De balans, overzicht op een bepaald moment van bezittingen, schulden en het eigen
vermogen;
o Vaste activa zijn: materiele vast activa, financiële vaste activa (=deelnemingen
en leningen u/g) en immateriële vaste activa (=goodwill, octrooien en
patenten);
o Vlottende activa zijn: voorraden, debiteuren, overige vorderingen en liquide
middelen;
o Eigen vermogen zijn: aandelen vermogen, reserves en aandeel derden;
o Vreemd vermogen zijn: voorzieningen, langlopende schulden en kortlopende
schulden;
o De resultatenrekening, overzicht van opbrengsten en kosten, geeft per saldo het
resultaat van een bepaalde periode, winst of verlies;
o EBIT = brutowinst – totale bedrijfskosten;
o EBITA = EBIT – belasting;
o Het liquiditeitsoverzicht, overzicht van ontvangsten en uitgaven, gaat over een
periode en geeft inzicht in de mutatie in de liquide middelen;
Verschil tussen opbrengsten en ontvangsten:
o Opbrengsten worden verantwoord op het moment van de transactie;
, o Er is sprake van ontvangsten als het geld wordt ontvangen.
Verschil tussen kosten en uitgaven:
o Kosten geven een daling van de waarde van de onderneming weer;
o Er is sprake van een uitgave als de liquide middelen lager worden.;
o De aankoop van een machine:
o Wel een uitgave, maar geen kosten;
o Waardevermindering van machine (afschrijving):
o Wel kosten, geen uitgave;
o Huurkosten van januari 2021 worden in 2020 voorruit betaald:
o Uitgave in 2020;
o Kosten in 2021.
De relatie tussen de overzichten zijn:
o Het resultaat uit de winst en verliesrekening verklaart (deels) de mutatie in het eigen
vermogen op de balans;
o Het liquiditeitsoverzicht verklaart de mutatie in de liquide middelen op de balans.
Bijzondere kostenbegrippen:
o Sunk costs, kosten die reeds zijn gemaakt en daarom geen invloed meer uitoefenen
op de te nemen beslissing;
o Voorbeeld sunk costs, de vaste kosten zijn al gemaakt, dus die zijn niet meer
relevant;
o Regel: worden niet meegenomen bij het maken van beslissingen, maar
moeten wel worden meegenomen in de verantwoording achteraf;
o Opportunity costs, gemiste opbrengsten van het niet gekozen alternatief;
o (Opbrengsten – kosten) – de opportunity costs;
o Regel: opportunity costs worden niet meegenomen bij het maken van
beslissingen, maar moeten wel worden meegenomen in de verantwoording
achteraf;
Kosten indelingen volgens de aangifte VPB/IB, intern gevolgde indelingen:
o Fabricagekosten en verkoopkosten;
o Fabricagekosten, kosten die gemaakt worden om het product te produceren:
Lonen fabricagepersoneel;
Afschrijving machines;
Verbruikte grond en hulpstoffen;
o Verkoopkosten, kosten die gemaakt worden om het product te verkopen:
Lonen verkooppersoneel;
Afschrijving leaseauto van de salesmedewerker;
Bosje bloemen bij verkoop van de auto;
o Directe en indirecte kosten;
o Directe kosten, kosten waarvan het oorzakelijk verband tussen het ontstaan
van de kosten en het product inzichtelijk is;
o Indirecte kosten, kosten die niet direct aan een product kunnen worden
toegekend;
, o Vaste en variabele kosten;
o Vaste kosten, kosten die niet veranderen als de productieomvang veranderd,
ook wel: capaciteitskosten of constante kosten;
o Variabele kosten, kosten die veranderen als de productie veranderd;
o Kosten grond en hulpstoffen, inkoopprijs verkopen:
o Productiebedrijven: verbruikte grond en hulpstoffen t.b.v. de productie;
o Handelsbedrijven: inkoopprijs van de verkochte goederen;
o Personeelskosten;
o Lonen en salarissen;
o Sociale lasten;
o Pensioenlasten;
o Overige personeelskosten;
o Ontvangen uitkeringen en subsidies;
o Afschrijvingen, periodieke waardevermindering van vaste activa;
o Overige waardeveranderingen vaste activa, incidentele waardevermindering, doordat
de realiseerbare waarde lager wordt dan de boekwaarde;
o Boekwaarde: waarde volgens de administratie;
o Bijzondere waardeveranderingen vlottende activa, incidentele waardevermindering,
doordat de realiseerbare waarde lager wordt dan de waarde in de administratie;
o Overige bedrijfskosten:
o Auto’s en overige transportmiddelen;
o Huisvestingskosten;
o Onderhoud overige materiele vaste activa;
o Verkoopkosten;
o Overige kosten.
Andere indeling in organisaties voor de interne informatievoorziening:
o Resultatenanalyse;
o Aansturen van de verschillende afdelingen;
o T.b.v. de verschillenanalyse.
De kostprijs zijn de kosten per product of de kosten van een project. Soorten kostprijzen:
o Voor calculatorische kostprijs, berekening vooraf van de verwachte kosten per
product of project;
o Waarom?
Bepalen of het rendabel is om een product in de markt te zetten;
Vaststellen van de verkoopprijs bij massaproductie;
Vaststellen van de hoogte van de offerte bij stukproductie;
Voorraadwaardering;
Stellen van een norm (soll-positie);
o Na calculatorische kostprijs, berekening achteraf van de werkelijke kosten per product
of project;
o Waarom?
Controlemiddel op de uitvoering: