Probleem 1 – deviantie en criminaliteit
Defnitiesi van deviantieR
1. Statistisch = afwijken van gemiddelde
2. Pathologisch /medisch = ziekte
3. Functioneel = niet-functioneel voor maatschappij
4. Sociologisch/relativistisch = de regels/wet breken
Criminologie: studie van het maken van wetten, het breken van wetten en de
maatschappelijke reactie daarop (of sociale sancties)
Labellingsitheorie (BeckerR vervang ‘criminaliteit’ door ‘deviant gedrag’)
Sociale groepen maken regels(1), die worden toegepast op personen(2). Als je je
daar niet aan houdt, toon je deviant gedrag en wordt je gelabeld als outsider(3).
Dus deviantie is een gevolg en geen kenmerk
Criminaliteit: de defnitie verschilt per persoon, tijd en per cultuur. ‘De’ criminaliteit
bestaat niet, het verschuift steeds en kan op twee manieren bekeken worden:
1. Criminaliteit en sitrafrecht = een bepaalde handeling (overtreden van de
wet) leidt tot straf
2. Criminaliteit alsi siociaal consitruct = overtreden van sociale normen en
wetten, het is het label dat je krijgt
Kritiekpunten van criminologieR
1. Misdaad heeft geen ontologische werkelijkheid = er is geen categorie
‘misdaad’, maar het is sterk afhankelijk van de context (moord in oorlog of
straat)
2. Criminologie zet de mythe van de misdaad voort = er over praten alsof het
niet problematisch is, met een gevonden oorzaak
3. Misdaad bestaat uit veel kleine gebeurtenissen = met weinig schade en
slachtoffers
4. Misdaad sluit serieuze vormen van schade buiten = wordt niet behandeld
via strafrecht
Nilsi Chrisitie: aandacht voor criminaliteit is volledig afhankelijk van de context.
Moral panics zijn noodzakelijk, omdat het zo in de politiek komt, de grens tussen
goed en kwaad wordt scherp gesteld en op die manier wetten ontstaan.
De ontwikkeling van criminaliteitR criminaliteit was eerst religieus gezien een
‘natuurlijke misdaad’. Durkheim zag het meer als cultureel, een normaal
maatschappelijk verschijnsel, met een functie. Bonger zag het in het belang van
de maatschappij als subcategorie van alle immorele en maatschappelijke
schadelijke handelingen, waartegen de overheid optreedt met straf.
1
,Probleem 2 – paradigma’si omtrent vrije wil
Paradigma=geheel van theorieën en denkwijzen, het is een zienswijze.
Maken criminelen wel/geen rationele keuzes omtrent het plegen van de
misdaad?
PARADIGMA 1R CLASSICISME/VOLUNTARISME JA, DAT DOEN ZE
- Verlichtingsdenken: rationeel en eerlijk systeem
- Zwaar en natuurlijk straffen
- ‘wat’ heeft de misdadiger gedaan?
- Mensen zijn rationele handelaars, ze hebben een vrije wil en maken
kosten-baten analyses om te kijken of ze iets wel of niet doen
Kritiek: te rationeel, in hoeverre is er vrije wil, oneerlijke samenleving,
Persionen bij clasisiicisimeR
1. Bentham = ronde gevangenis, gevolgen van criminaliteit zichtbaar
maken
Gedrag gebaseerd op het pleasure-pain priniple
Sociale acties geleid door het utilitaristische flosofe
2. Beccaria = straf mag geen uitbarsting zijn tegen een lid van de
maatschappij, maar moet snel/publiekelijk/noodzakelijk en zo licht mogelijk
Baseerde ideeën op zekerheid, spoed en hardheid van straffen.
Doel van straffen is voorkomen van criminaliteit
Had 5 principes:
o Utilitarisme
o Sociale contracttheorie (individuen werken samen)
o Mensen hebben altijd een vrije wil
o Straf is middel tot afschrikking
o Secularisme
3. Von Hirsich = back to jusitice model
Straf moet vastgelegd worden, standaard straffen bij misdrijven
Er moet veroordeeld worden op basis van de daad
Gevangenisstraf alleen bij ernstige misdaad, licht bij lichtere daad
Theorieën bij clasisiicisimeR
Rationele keuzetheorie
o Er wordt een kosten-baten balans gemaakt en de expected utility
wordt bekeken. Positief = misdaad
Gelegenheidsitheorie
o Specifeker dan de rationele keuzetheorie
o Nadruk op de situationele kenmerken (gelegenheid) die de kans op
het plegen van een misdaad vergroten of verkleinen (bv.
cameratoezicht)
Clarcke & Cornisih
o Bounded-rationality: gedrag is niet de uitkomst van een geheel vrije
wil, maar gebonden aan consequenties en mogelijkheden. Je doet
het beste met de middelen, kennis en tijd die je hebt.
Snelle keuzes (haast), niet nadenken over gevolgen, baten
boven risico’s, geen planning van tevoren
o Mensen maken serieus van keuzes.
o 6 stellingen:
Misdaden zijn doelgerichte handelingen
Misdadigers maken de best mogelijke beslissing
De beslissing varieert met de aard van de misdaad
2
, Beslissingen over betrokken worden verschillen van die bij
specifeke misdaden
Betrokkenheidsbeslissingen hebben drie fasen: inwijding,
gewenning, desistance
Bij gebeurtenisbeslissingen gaat het om verschillende keuzes
op elk moment van de daad (voorbereiding tot vluchten)
Routine-activiteiten theorie (Cohen en Felsion)
o Dagelijkse activiteiten van mensen hebben invloed op de
gelegenheid om delicten te plegen. Er zijn veranderingen op
maatschappijniveau
o Of de misdaad gepleegd wordt, hangt af van: motivatie/doel van de
dader, mate van toezicht, doel (en tijdsbeeld)
PARADIGMA 2R POSITIVISME/DETERMINISME NEE, ANDERE INVLOED
- Factoren en kenmerken binnen en buiten het individu bepalen de daad
- ‘waarom’ doet iemand dit (meer gericht op behandeling ipv straf)
- Determinisme: iets doen door eerdere gebeurtenissen
- Eugenetica: genen spelen een rol (gedrag wordt bepaald). Biologisch
minderwaardigen zijn meer bij criminaliteit betrokken
o Fysionomie: gelaatstrekken
o Frenlogie: vorm en omtrek schedel bepalen hersengrootte, vorm en
structuur
Persionen bij posiitivisimeR
1. Lombrosio
Criminelen zijn primitieve mensen (apen), te zien aan het uiterlijk
Oprichter moderne criminologie én criminal body
2. Ferri
Keek naar sociale en omgevingsfactoren als oorzaak van misdaad,
er is vaak een combinatie van:
o Antropologisch: erfelijkheid en lichaamsbouw
o Fysiek: omgeving, klimaat, seizoen
o Sociaal: populatie, religie, onderwijs
3. Garofalo
Natuurlijke criminaliteit is basis van alle criminaliteit, 2 kenmerken:
o Eerlijkheid
o Respect voor andermans eigendom
Criminelen in delen op altruïsme (helpen zonder eigenbelang), ze
zijn beperkt ontwikkeld
4. Goring
Geen op uiterlijk identifceerbaar type crimineel getest, toch wel
theorie zo gemaakt
5. Sheldon
Body-type theory: positie in de baarmoeder bepaalt je bodytype.
Die bodytype bepaalt jouw gedrag en karakter.
6. Matza
Criminelen zijn wel een bepaald type, maar niet door uiterlijk te
onderscheiden.
Criminaliteit is geen keuze, maar criminaliteit staat vast
Kritiek op determinisme (misschien speelt vrije wil een rol?),
diferentiatie (minder onderscheid wel en geen crimineel) en
pathologie (geen bewijs voor genen en fout in ontwikkeling)
7. Raine & Blair
Criminelen hebben een asymmetrische hippocampus en kleine
amygala
3
, In de hersenen is een belonings- en strafcentrumgewetensvorming
4
, Probleem 3 – geweld
Geweld = ontwrichtend, tegenhanger van sociale orde. Vaak zonder herkenbaar doel,
dus zinloos. De context is hierbij bepalend, vooral tijd en plaats.
Blok: het is een vorm van interactie/communicatie, dus zinvol. Het is voor
de dader altijd zinvol.
Geweld moet gezien worden als symbolisch handelen (zinvol). Het is
verbonden aan rituelen (bijv. stierenvechten)
Twee asipecten van gedrag (vormen een continuüm)R
1. Instrumenteeldoel willen bereiken met bepaalde handeling
2. Expressiefiets uiten met een bepaalde handeling (boodschap)
Hooliganisime: stoer doen om status en aanzien te verwerven
Terrorisime: onschuldige mensen bang maken, het psychologische manipuleren
Zinloosi geweldR
- Incidentele, spontane vorm van (dreiging met) fysiek geweld
- Willekeurig slachtoffer opzettelijk verwonden of doden
- Plaats: publiek domein
Publiek geweld (Schuyt): incidenten tussen 2 of meer onbekenden met
(dreiging van) fysiek geweld in het publieke domein
Beter, want hier zit geen waardeoordeel aan
Publiek domein: door negatieve interactie kan ruzie en geweld ontstaan
1. Puur fysiek-functionele ruimte = betekenisvolle bouwwerken/plaatsen
2. Sociaal-relationele ruimte = sociale interactieruimte
Relatiesi in het publieke domeinR
1. Anonimiteit = sociaal of persoonlijk
2. Gelijkheid = de straat is van iedereen
3. Niet-functionele afhankelijkheid = positieve/negatieve externaliteiten,
geuit in de consumptie zelf en wijze van consumptie
Functiesi van het publieke domeinR
1. Expressief = als vrijetijdsruimte, voor vermaak en uitdragen van je identiteit
2. Utilitair = als noodzaak voor verwerving van diensten/goederen, faciliterend
In het publieke domein gelden informele regels met een reguleringscode en
normatief karakter (straf bij overtreding):
Veiligheid = vooral in verkeer
Gelijkheid = wie het eerst komt, wie het eerst maalt
Privacy = mentaal en fysiek
Geweldsiincidenten in het publieke domein
1. Door materieel tekort = ruimte
2. Door moreel tekort = spanningsveld, eigenbelang voorop
o Hedonic mode: reciprociteitscomplex
o Agonic mode: status-competitiecomplex
Meer geweld in groepsiverband, door groepsdruk en onderlinge aansporing,
de-individualisatie, status en aanzien willen en gezichtsverlies vermijden
(=dominantiegedrag), sensatiezucht en impulsiviteit
Theorieën over groepsigedragR
Uniformiteit, irrationaliteit, gewelddadigheid zijn karakteristiek
5