Het monisme: mentale activiteit en bepaalde soorten hersenactiviteit zijn niet te scheiden.
Vier categorieën voor biologische verklaringen:
- Fysiologisch: activiteit van hersenen en andere organen.
- Ontogenetisch: hoe een structuur of gedrag zich ontwikkelt door genetica en
omgeving.
- Evolutionair: reconstrueert de evolutionaire geschiedenis van een structuur of
gedrag, vaak door vergelijkingen met andere soorten.
- Functioneel: beschrijft waarom een structuur of gedrag zich op een bepaalde manier
heeft ontwikkeld, kijkt naar voordelen.
Manieren om naar dieronderzoek te kijken:
- Minimalistisch: gebruik van dieren willen beperken, maar wel tolereren. Principe van
de drie V’s: verminderen, vervangen en verfijnen.
- Abolitionistisch: gebruik van dieren volledig afwijzen, zien het als slavernij.
Week 1
Hoofdstuk 1
Neuronen: ontvangen informatie en geven die door aan andere cellen. Deze hebben een
cellichaam (soma), meerdere dendrieten, slechts één axon en presynaptische uiteinden.
Motorisch neuron: heeft een cellichaam in het ruggenmerg en voert impulsen langs axon
naar spier.
Sensorisch neuron: is gespecialiseerd in het zeer gevoelig zijn voor een specifieke stimulatie
Dendrieten: vertakte vezels die zich aan het einde vernauwen. Deze hebben dendritische
stekels om hun oppervlakte te vergroten en dus meer informatie te kunnen opvangen.
Axonen geven impulsen door aan andere neuronen, organen of spieren. Deze zijn vaak
bedekt met een myelineschede. De onderbrekingen heten knooppunten van Ranvier, het
overspringen van knoop naar knoop heet de saltatorische geleiding. Het einde van elke tak
heeft een zwelling genaamd de presynaptische terminal.
Afferent axon: ontvangt sensorische informatie.
Efferent axon: verstuurd motorische informatie.
Als de dendrieten en axon van een cel volledig in één structuur liggen is de cel een
interneuron of intrinsiek neuron.
Cellichaam (soma): bevat kern, ribosomen en mitochondriën. De meeste activiteiten vinden
hier plaats.
Membraan: het oppervlak van een cel, deze scheidt de inhoud van de cel van de
buitenwereld. Is semipermeabel dus geen chemicaliën maar gecontroleerd water en zuurstof.
Mitochondrium: een structuur die metabolisch actief is en energie voor cellen levert.
Overactiviteit leidt tot oververhitting en niet actief genoeg tot pijn en depressie.
,Ribosomen: vormen nieuwe eiwitmoleculen. Sommigen zweven vrij door de cel en anderen
zitten vast aan het endoplasmatisch reticulum.
Endoplasmatisch reticulum: een netwerk van dunne buisjes die het transport van nieuw
gevormde eiwitten naar andere locaties mogelijk maken.
Eiwitten: de bouwstoffen van een cel en vergemakkelijken chemische reacties.
Met uitzondering van rode bloedcellen hebben alle dierlijke cellen een kern, deze bevat
chromosomen.
Gliacellen: vervullen vele functies.
Astrocyten: wikkelen zich rond de synapsen van functioneel verwante axonen en
beschermen ze daarbij tegen chemische stoffen uit de omgeving. Kan ook ionen en
transmitters opnemen die door axonen worden vrijgegeven. Hierdoor kunnen axonen
lichaamsritmes genereren (zoals ademhaling). Spelen ook een rol bij voeding van de hersenen
en de informatieverwerking.
Microglia: fungeren als onderdeel van het immuunsysteem en verwijderen virussen en
schimmels uit de hersenen. Ze dragen bij aan leren door zwakste synapsen te verwijderen.
Oligodendrocyten (in hersenen en ruggenmerg) / Schwann-cellen (periferie van lichaam):
bouwen de myelineschede en voorzien het axon van voedingsstoffen voor goede werking.
Radiale glia: begeleiden de migratie van neuronen en hun axonen en dendrieten tijdens de
embryonale ontwikkeling.
Bloed-hersenbarrière: mechanisme dat de meeste chemicaliën buiten de hersenen houdt.
Bij het binnentreden van een virus in een cel worden deze deeltjes door het membraan
gedwongen zodat het immuunsysteem ze kan vinden. Het immuunsysteem doodt vervolgens
de volledige geïnfecteerde cel. In de hersenen worden beschadigde neuronen niet vervangen
dus zou het opofferen voor onherstelbare schade zorgen. De bloed-hersenbarrière is de dichte
bekleding van de hersenen met bloedvaten/endotheelcellen waardoor weinig schadelijke
stoffen erdoor kunnen.
Binnen de hersenen zijn de endotheelcellen zo nauw met elkaar verbonden dat het alleen ook
nuttige stoffen tegenhoudt, daarom is dit niet overal in het lichaam hetzelfde.
Kleine ongeladen moleculen zoals CO2 en O2 kunnen vrij door de celwanden en moleculen
die oplossen in vetten van het membraan bereiken ook vanzelf de hersenen. Voor bepaalde
andere stoffen wordt gebruikgemaakt van actief transport (mbv eiwitten).
Bij alzheimer krimpen de endotheelcellen en kunnen er dus schadelijke stoffen de hersenen
in.
De meeste cellen gebruiken koolhydraten en vetten als voeding, maar gewervelde neuronen
zijn bijna volledig afhankelijk van glucose omdat dat als enige de bloed-hersenbarrière kan
passeren.
Om glucose te gebruiken is thiamine (vitamine B nodig), bij een langdurig tekort hieraan
leidt dit tot het afsterven van neuronen (korsakoff).
,Neuronen raken elkaar net niet aan, het elektrische signaal kan hier dus niet tussendoor reizen
en is er dus een chemisch proces nodig.
Neuronen zijn bedekt met een dik membraan. Dit membraan bestaat uit twee lagen
fosfolipiden moleculen. Hiertussen zitten cilindrische eiwitmoleculen waar bepaalde
chemicaliën doorheen kunnen.
In rust houdt het membraan een elektrische gradiënt aan (polarisatie), binnenkant iets
negatiever dan buitenkant door meer Kalium binnen en Natrium buiten
→ rustpotentiaal: -70 millivolt en gesloten natrium- en kaliumkanalen.
Dmv actief transport verplaatst de natrium-kaliumpomp herhaaldelijk 3 Na+ de cel uit en 2
K+ de cel in.
Concentratie gradiënt: het verschil in verdeling van ionen over het membraan.
De negatief geladen eiwitten in de cel houden de polarisatie van het membraan in stand.
Na+ poorten open → Na+ cel in → depolarisatie, membraanpotentiaal stijgt.
K+ poorten open → K+ cel uit → repolarisatie, membraanpotentiaal daalt.
Door traagheid van sluiten van K+ poorten treedt hyperpolarisatie op (membraanpotentiaal
daalt onder rustpotentiaal).
Dikkere axonen zenden actiepotentialen sneller uit dan dunnere en kunnen er ook meer per
seconde uitzenden.
Lokale verdovingsmiddelen hechten zich aan de natriumkanalen van het membraan waardoor
natriumionen niet kunnen binnendringen.
Progressie van de actiepotentiaal: de overdracht van het actiepotentiaal langs een axon.
Cellichamen en dendrieten geleiden geen actiepotentialen zoals axonen maar registreren
passief de elektrische activiteit in het nabijgelegen axon. Wanneer een actiepotentiaal
terugkoppelt naar een dendriet, wordt de dendriet gevoelig voor structurele veranderingen die
leren mogelijk maken.
, Absolute refractaire periode: de ongevoelige periode van de cel waarin het membraan geen
nieuw actiepotentiaal kan produceren.
Relatief ingevoelige periode: er is een sterkere prikkel nodig dan normaal om een
actiepotentiaal te veroorzaken.
Lokale neuronen: neuronen zonder axonen die alleen informatie met hun naaste buren
uitwisselen.
Gradiëntpotentiaal: een membraanpotentiaal van een lokaal neuron dat in grootte varieert in
verhouding tot de intensiteit van de stimulus.
Hoofdstuk 2
Reflexboog: circuit van sensorische neuronen naar een spierreactie en omvat de
communicatie tussen een sensorisch neuron, interneuron, motorisch neuron en spier en leidt
tot een spierreactie.
Op basis van afstand van huidreceptor → ruggenmerg → spier en de vertragingstijd kon
Sherrington de geleidingssnelheid berekenen. De vertraging treedt op waar neuronen met
elkaar communiceren.
Temporele summatie: herhaalde stimuli binnen een korte tijd hebben een cumulatief effect.
Ruimtelijke / spatiële summatie: synaptische inputs van verschillende locaties combineren
hun effecten op een neuron.
Excitatoire postsynaptische potentiaal (EPSP): laten plaatsvinden van een actiepotentiaal
(depolarisatie).
Inhiberend postynaptisch potentiaal (IPSP): niet laten plaatsvinden van actiepotentiaal
door openen kaliumkanalen (hyperpolarisatie).
1. Impuls komt bij Ca2+ poort, buiten cel meer Ca2+ dan binnen de cel dus wanneer de poort
open gaat, gaat Ca2+ axonuiteinde (cel) in.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper guusjevanwijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,50. Je zit daarna nergens aan vast.