Samenvatting observaties van interacties
binnen gezinnen
Inhoudsopgave
Samenvatting observaties van interacties binnen gezinnen..................................1
HC 1 – Introductie................................................................................................ 2
HC 2 – Sensitiviteit Ainsworth Scales...................................................................5
HC 3 – Maaltijdinteracties.................................................................................... 8
HC 4 – Agressie, ongehoorzaamheid en discipline............................................12
HC 5 – Interacties tussen broers en zussen.......................................................15
HC 6 – Observatie van stereotypen, vooroordelen en impliciete attitudes........19
Besproken artikelen:
Week 1: Gardner, F. (2000). Methodological Issues in the Direct Observation of
Parent-Child Interaction: Do Observational Findings Reflect the Natural Behavior
of Participants?
Week 2: Mesman, J., & Emmen, R.A.G. (2013). Mary Ainsworth’s legacy : A
systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity.
Branger, M. C. E., Emmen, R. A. G., Woudstra, M. J., Alink, L. R. A., &
Mesman, J. (2019). Context matters: Maternal and paternal sensitivity to
infants in four settings.
Week 3: Van Vliet, M. S., Mesman, J., Schultink, J. M., Vereijken, C. M. J.
L., Martens, V. E. G., & van der Veek, S. M. C. (2022). Maternal sensitivity
during mealtime and free play: Differences and explanatory factors.
Hodges, E.A., Johnson, S.L., Hughes, S.O., Hopkinson, J.M., Butte, N.F., &
Fisher, J.O. (2013). Development of the responsiveness to child feeding cues
scale.
Week 4: Livesay, B. J., & Roberts, M. W. (2020). The Dualistic Role of Child
Noncompliance: Normal Developmental Process and Indicator of Child
Psychopathology.
Kopystynska, O., Spinrad, T. L., Seay, D. M., & Eisenberg, N. (2016). The
interplay of maternal sensitivity and gentle control when predicting children’s
subsequent academic functioning: Evidence of mediation by effortful control.
Week 5: Howe, N., Della Porta, S., Recchia, H., & Ross, H. (2016).
“Because if you don’t put the top on, it will spill”: A longitudinal study of sibling
teaching in early childhood.
Borairi, S., Plamondon, A., Rodrigues, M., Sokolovic, N., Perlman, M., &
Jenkins, J. (2023). Do siblings influence one another? Unpacking processes that
occur during sibling conflict.
Week 6: Mesman, J. and Groeneveld, M.G. (2018), Gendered Parenting in
Early Childhood: Subtle But Unmistakable if You Know Where to Look.
Endendijk, J. J., Groeneveld, M. G., van der Pol, L. D., van Berkel, S. R.,
1
,Hallers-Haalboom, E. T., Mesman, J., & Bakermans-Kranenburg, M. J.
(2014). Boys don’t play with dolls: Mothers’ and fathers’ gender talk during
picture book reading.
HC 1 – Introductie
Observaties kunnen gedaan worden in verschillende settings. De setting wordt
bepaald door de locatie (thuis, lab, openbaar) en de situatie (vrij spelen,
routine, gestructureerde taak). Het voordeel van een gestructureerde taak is dat
je makkelijker bepaalde situaties uit kunt lokken als je specifiek gedrag wilt zien.
Observaties kunnen worden gekozen in plaats van een interview. Bij een
interview krijg je inzicht in de interne processen van mensen en kun je een
construct over een langere periode goed meten.
Een gestandaardiseerde observatie is geschikt om onbewust gedrag te
meten. Er hangen een aantal nadelen aan gebruik maken van een observatie
(beschreven door Gardner et al (2000)):
- Het is tijdrovend
- Het is maar een momentopname
- Je kunt minder mensen bereiken dan met een vragenlijst of interview
- Mensen tonen sociaal wenselijk gedrag
Maar er zijn ook voordelen:
- Gedrag wordt letterlijk gemeten, er is geen misinterpretatie van het
construct. Bij een vragenlijst is er sprake van interpretatie van de vraag
door de participant.
- Je vangt onbewust gedrag
De effecten van de stemming van een persoon kunnen nooit uitgefilterd worden,
bij geen enkel meetinstrument.
Observeren als meetinstrument komt met een aantal uitdagingen:
Uitdagingen Oplossingen
Techniek bij opnames a. Training
b. Duidelijke instructies
c. Opnieuw als mislukt
Tijdsintensief en kostenintensief Duur van opname beperken
Belasting voor deelnemers, Compensatie of vergoeding
invasief
Duidelijk definiëren variabelen is a. Helder afbakenen
soms lastig b. Voorbeelden geven in
codeerhandleiding
Moeilijk voor codeaurs om a. intensieve training
betrouwbaar te worden en blijven b. Dubbelcoderen of intervisie
Momentopname a. Meerdere opnames maken
b. Is het gedrag in de setting niet
zoals normaal gesproken?
Opnieuw
Hawthorne effect / observer a. Langer observeren
reactivity b. Juiste instructie aan ouders
c. Onderzoekers uit zicht
2
, d. Longitudinaal met steeds
dezelfde onderzoeker
Ethiek a. Toestemming vragen
Observer reactivity ofwel het Hawthorne effect verwijst naar de verandering
van het gedrag van een persoon wanneer die wordt geobserveerd. De
oplossingen hiervoor hebben bijna allemaal te doen met gewenning en ervoor
zorgen dat de deelnemers zich meer op hun gemak voelen. Er is gevonden dat
deelnemers zich vaak voor de eerste 5-10 minuten van een opdracht bewust zijn
van de camera.
Validiteit
Validiteit: meet het instrument wat het dient te meten.
Externe/ecologische validiteit: is het gedrag wat je meet representatief voor
hoe het normaal gesproken is?
Drie dingen beïnvloeden de ecologische validiteit: het Hawthorne effect, de
setting en de keuze voor een gestructureerde of naturalistische observatie. In
een naturalistische observatie is de ecologische validiteit hoger, echter ook
de ruis. In een lab is de ecologische validiteit lager, maar minder ruis.
Gardner vond dat er lage correlaties zijn tussen observaties in de thuis setting en
in de lab setting. Een aantal bevindingen:
- Moeders waren actiever en responsiever in het lab
o Is dit sociaal wenselijkheid? Misschien observer reactivity?
- Test-hertest correlaties waren sterker binnen één setting dan tussen
settings
- Verschillen in uitkomsten nemen af bij gelijke instructie
Coderen
Het coderen van gedrag gaat via verschillende methodes:
- Gedragsfrequenties
o Tellen
o Specifieke definities van gedragingen
- Event-based
o Als bepaalde omstandigheden zich voordoen, codeer je het
- Micro-level
o Letten op specifieke gedragingen binnen een bepaald tijdsbestek
o Micro-gedragingen zoals glimlachen, fronsen, stem verheffen etc
o Komt het voor: ja of nee?
- Macro-level
o Omschrijving schaalpunten aan de hand van concrete gedragingen.
o Schalen van grote constructen, bijvoorbeeld gehechtheid.
Verloop van een observatietraining:
1. Gestandaardiseerd codeerprotocol
a. Overleggen met elkaar over de interpretaties van het
meetinstrument en construct.
2. Intensieve training
3