MWK – praktijkuitwerking
Algemene provocatietesten
Federung
Uitgangshouding therapeut: Staand naast de patiënt
Uitgangshouding patiënt: Buiklig
Uitvoering: Therapeut geeft langzame PA-druk op een bepaald segment
Roset
Uitgangshouding therapeut: Staand naast de patiënt
Uitgangshouding patiënt: Buiklig
Uitvoering: Therapeut geeft een rotatiedruk, door het bovenste segment te fixeren via proc. spinosi
en het onderliggende segment via proc. spinosi of transversi naar links/rechts te duwen.
Kemp (oproepen reffered pain)
Uitgangshouding therapeut: In zit/stand achter de patiënt, maar 1 hand aan arm en andere hand op
sacrum
Uitgangshouding patiënt: Stand
Uitvoering: Therapeut trekt via de arm de patiënt in een 3D extensie en houdt dit 20 sec. vast
Meteen lokale pijn: indalingsprobleem in LWK
Meteen beenpijn: inklemming radix
Na 20 seconden beenpijn: referred pain
Sneltesten
3-fase test Mennell
Werking homolateraal, beginnend bij de heup
1. Heup, fixatie tuber ischiadicum en passief extensie maken
2. SIG, fixatie sacrum en passief extensie maken
3. LWK, fixatie TLO en passief extensie maken
3-fase test Faber
Werking homolateraal
1. LWK/SIG en heup testen, fixatie homolaterale knie en heterolaterale schouder
2. HEUP/SIG testen, fixatie homolaterale knie en heterolaterale SIAS
3. HEUP testen, fixatie met 2 handen rondom het bovenbeen zo proximaal mogelijk
Bij het testen druk je de knie richting caudaal en ‘schep’ je de heup naar ventraal
(ventraaltranslatie heup)
,Betrokkenheid LWK/SIG of heup, knie, enkel
Bruggetje maken = betrokkenheid LWK/SIG
Op hurken zitten = betrokkenheid heup, knie, enkel
,Segmentaal algemeen
Stel dat je L3-L4 wilt onderzoeken, dan moet je eerst naar L2-L3, daarna L3-L4 en dan L4-L4. Dit is
omdat er vaak sprake is van hypermobiliteit boven het segment wat hypomobiel is.
Ook kun je bijvoorbeeld als je T6-T7 wilt mobiliseren vast naar T5-T6, dan maak je de beweging tot
T6, en het laatste stukje tot T7 moet je dan mobiliseren.
LWK – segmentaal onderzoek
Belast flexie, extensie, latero, rotatie en 3D
Uitgangshouding therapeut: Staand naast de patiënt, met de ene arm om de romp. Stabiliserende
hand plaats je op het betreffende niveau
Uitgangshouding patiënt: In zit
Uitvoering: Therapeut begint bovenaan de LWK, maakt een flexie tot er beweging op het bovenste
niveau plaatsvindt. Hierna verplaatst hij zijn hand naar onderen en gaat verder met flexie tot er daar
weer beweging plaatsvindt, enz. Let op, de patiënt moet tijdens het verplaatsen van de
stabiliserende hand in dezelfde positie blijven zitten en mag niet terug worden bewogen naar
neutraal.
Onbelast flexie, extensie, latero, rotatie en 3D
Uitgangshouding therapeut: Staand voor de patiënt, 1 arm door armen patiënt
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in zijlig
Uitvoering: Therapeut palpeert T12 en trekt de patiënt onderuit tot T12 roteert (uitschakeling
thoracaal). Nu onderaan beginnen! Therapeut fixeert bovenliggende niveau en maakt een flexie tot
het onderste niveau beweegt. Dan verplaatst de therapeut beide handen een niveau naar boven en
gaat verder met de flexie tot er daar weer beweging plaatsvindt, enz.
Wanneer de armen van de therapeut te kort zijn, kan er ook op T12 gefixeerd worden en met 1 hand
steeds naar boven worde bewogen.
TWK – heteroniem
3D flexie / extensie
Uitgangshouding therapeut: Therapeut staat naast de patiënt met arm door armen patiënt.
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in zit met armen gekruist
Uitvoering: Manier 1: Therapeut gaat bovenlangs door de armen van de patiënt en maakt een
lateroflexie naar zich toe en een rotatie van zich af, samen met de flexie/extensie.
Manier 2: Therapeut gaat onderlangs door de armen van de patiënt en maakt een lateroflexie vna
zich af en een rotatie naar zich toe, samen met de flexie/extensie.
TWK – segmentaal
Uitgangshouding therapeut: Therapeut staat naast de patiënt met arm door armen patiënt.
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in zit met armen gekruist
Uitvoering: Beginnen bij T1 en flexie/extensie/rotatie/lateroflexie/3D beweging maken. Dan
fixerende hand naar T2, enz.
, Ribben
Sneltest:
Uitgangshouding patiënt: In zit met homolaterale hand op heterolaterale schouder en in een 3D
flexie naar heterolaterale zijde
Uitgangshouding therapeut: Stand achter de patiënt
Uitvoering: Over de angulus costae palperen van boven naar beneden en van beneden naar boven.
Hierbij kan er een prominerende of een abnormaal pijnlijke rib naar voren komen.
1e rib
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in zit / buiklig of ruglig met hoofd in homolaterale rotatie en
lateroflexie
Uitgangshouding therapeut: Achter de patiënt
Uitvoering: Therapeut palpeert de 1e rib boven clavicula en veert deze een aantal keer naar beneden
2e-12e rib ruglig
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in buiklig
Uitgangshouding therapeut: Aan de heterolaterale kant van de te onderzoeken zijde
Uitvoering: Therapeut legt 1 hand langs de homolaterale proc. transversi en de andere hand wijst
iets naar caudaal in het verlengde van een rib. Dan ventrale druk geven
Vanaf rib 7-10 wordt het stugger. Dit komt omdat de costotransversale gewrichten anders staan.
Wanneer je je handen omdraait en je de heterolaterale hand iets naar craniaal laat wijzen gaat het
beter. Wanneer je behandel en de patiënt een homolaterale rotatie maakt van het hoofd, komt de
ribboog wat meer omhoog = makkelijker.
Mobiliteitstesten rib 2-5 buiklig
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in ruglig
Uitgangshouding therapeut: Naast de patiënt. De therapeut legt een wijsvinger in de
tussenribruimte
Uitvoering: De therapeut brengt de homolaterale arm van de patiënt omhoog. De tussenribruimte
zou groter moeten worden
Mobiliteitstesten rib 6-10 zijlig
Uitgangshouding patiënt: Patiënt in zijlig
Uitgangshouding therapeut: Achter de patiënt
Uitvoering: Therapeut legt een wijsvinger in de laterale tussenribruimte (in de zij) en maakt weer een
anteflexie.
Spreiding beïnvloeden
Ribben spreiding kun je beoordelen door een vinger tussen de ribben te leggen. Je kunt deze
beïnvloeden door één rib tegen te houden tijdens in/expiratie
Zit: hand in nek, arm erdoor en dan één rib tegenhouden bij inademing/uitademing. Eventueel met
lateroflexie
Buiklig: fixatie op heterolaterale transversus en op angulus costa in verloop van rib naar beneden
duwen op de ademhaling.