1
Totaal 14 hoofdstukken!
H1: Belangrijkste punten:
Arbeids- en Organisatiepsychologie (AO-psychologie):
● Toepassing van psychologische principes op de werkomgeving/ werksituaties.
● SIOP definieert A&O-psychologen als: Wetenschappers, Adviseurs en Leraren.
Belang van A&O-psychologie:
● Bevordert ‘goed werk,’ gedefinieerd als werk met expertise en betrokkenheid bij
bredere wereld.
● Onderzoek in dit veld stimuleert vaardighedenontwikkeling voor anderen dan het
individu zelf.
Focusgebieden van AO-psychologie:
● Personeelspsychologie: werving, selectie, training, promotie,
prestatiebeoordeling en ontslag → ZAKELIJK!
● Organisatiepsychologie: sociale psychologie en organisatiegedrag met nadruk op
emotionele aspecten van werk; emotionele en motiverende kant → SOCIAAL!
● Menselijke factoren psychologie/ ergonomie: onderzoek naar capaciteiten en
beperkingen van mensen in specifieke omgevingen → CAPACITEITEN!
Scientist-Practitioner Model = nadruk op de toepassing van wetenschappelijke
instrumenten en onderzoek in de praktijk (praktijkservaring).
AO-psychologie houdt zich huidig bezig met:
● Bouwen van duurzame en milieubewuste organisaties.
● Het maken van evidence-based beslissingen op het werk binnen organisaties.
Waarom het boek nuttig is voor studenten:
● Begrip/kennis van werkervaringen.
● Voorbereiding op leiderschapsrollen en ontwikkeling van werkgerelateerd beleid.
● Blootstelling aan concepten van AO-psychologie in interacties met adviseurs en
managers.
Weinig aandacht voor jongvolwassenen, is erg omdat…
● Vormen een groot deel van parttime werknemers.
● Eerste baan heeft aanzienlijke invloed op latere werkervaringen.
, 2
Geschiedenis van AO-psychologie:
● Pioniers zoals Wundt, Munsterberg, Cattell en Gilbreth.
● Evolutie door onderzoek naar mentale capaciteiten, Hawthorne-onderzoeken en
Menselijke Relaties Beweging.
● De oorsprong van de psychologie ligt bij Wundt, hij richtte 1 van de eerste
psychologische laboratoria op in 1876 in Duitsland. Wundt trainde 2 psychologen
die later van grote invloed zouden zijn bij het ontstaan van de arbeids- en
organisatiepsychologie ->
- Munsterberg: 1 van de eersten die capaciteiten van werknemers mat en
linkte aan prestatie → APA.
- Cattel: 1 van de eersten die het belang zag om verschillen tussen
individuen te gebruiken als manier om gedrag van individuen te
voorspellen → metale tests & intelligentie.
Huidige status van AO-psychologie:
● Munsterberg: American Psychological Association (APA) als centrale organisatie.
● Vier uitdagingen:
- De psychologie moet relevant zijn.
- Het moet bruikbaar zijn.
- De psychologie moet groter denken.
- Het moet gegrond zijn in de wetenschappelijke methode.
Multiculturele problemen in AO-psychologie:
● Nadruk op begrip van culturele verschillen.
● Identificatie van collectivistische en individualistische culturen.
● Kritiek op 'West versus the Rest' mentaliteit → VS first.
Hofstede's Theorie:
● Vijf basiselementen voor begrip van culturele verschillen.
● 1. Individualisme-collectivisme, 2. machtsafstand, 3. onzekerheidsvermijding, 4.
masculien-feminien, 5. langetermijnoriëntatie-kortetermijnoriëntatie.
● Horizontale cultuur = afstanden tussen individuen minimaliseert.
● Verticale cultuur = afstanden tussen individuen accepteert en hiervan afhankelijk
is.
Samenvatting van het boek:
● Biedt waardevolle inzichten voor studenten in begrip van werkervaring,
voorbereiding op leiderschapsrollen en omgang met multiculturele uitdagingen in
de arbeidsomgeving.
★ Junk science = fascinerend thema & sloordig onderzoek.
★ Pragmatische wetenschap = belangrijk thema & goed ontworpen onderzoek.
★ Irrelevante wetenschap = niet belangrijk thema & goed ontworpen onderzoek.
★ Hopeloze wetenschap = niet belangrijk thema & sloordig onderzoek.
, 3
VRAGEN:
- Waar richt arbeid- en organisatiepsychologie zich vooral op? = het toepassen van
psychologische theorieën over principes van een onderzoek naar de werksituatie/
werkomgeving.
- Welk drietal stromingen kent de arbeid- en organisatiepyschologie? =
Personeelspsychologie (zakelijk), organisatiepsychologie (sociaal), human engineering
(capaciteiten).
- De bekende Hawthorne onderzoeken onderzochten de invloeden op … = de
productiviteit (houding) van werknemers → manipuleren: licht, pauzes en werkuren.
- Wat zijn de 5 cultuurdimensies van Hofstede? =
1. Machtsafstand.
- Mate waarin minder machtige leden van een organisatie een ongelijke
machtsverdeling accepteren en verwachten.
2. Onzekerheid, vermijdend.
- De mate waarin leden van een cultuur comfortabel voelen in
ongestructureerde situaties.
3. Individualisme - collectivisme.
- Collectivistisch = groep meer waardeert dan het individu.
- Individualistische = waardeert het individu meer dan de groep.
4. Masculien – feminien = verdeling van emotionele rollen tussen geslachten.
- Mannelijke rol als stoer = uitvoering & technische prestaties.
- Vrouwelijke rol als zachtaardig = interpersoonlijke relaties &
communicatie.
5. Langetermijnoriëntatie – kortetermijnoriëntatie.
- Directe vs. vertraagde bevrediging van hun materiële, sociale en
emotionele behoeften verwachten.
- KTO = gefocust op het verleden.
- LTO = toekomst gericht
- De theorie van Triandis (1995) is een variatie op de theorie van Hofstede. I.p.v. 5
dimensies, zijn er volgens Triandis slechts 2 culturele dimensies, namelijk
individualisme/collectivisme en horizontaal/verticaal. Welk land is horizontaal en
individualistisch georiënteerd? = Zweden en Australië.
Collectivistisch Individualistisch
Horizontaal Israel en kibbutz. Zweden en Australië.
Verticaal China, India en Griekenland. Amerika en Duitsland.
, 4
H2: Belangrijkste punten:
Wat is wetenschap? → (VBC):
● Wetenschap omvat het begrijpen, voorspellen en beheersen/ controle van fenomenen.
● Verschillende wetenschappelijke gebieden zoals; natuurkunde, scheikunde en
psychologie.
● Wetenschappelijke benadering gekenmerkt door: logisch onderzoek, hypothesevorming
en objectiviteit.
Wetenschappelijke Methoden
● Logische benadering gebaseerd op theorie, hypothese of nieuwsgierigheid.
● Hypothese = voorspelling over variabele relaties.
● Wetenschap is afhankelijk van data.
● Openheid, communicatie en objectiviteit zijn essentieel.
● Doel is niet bewijzen, maar weerleggen van theorieën.
Theoriekenmerken
● Goede theorieën geven nieuw inzicht, zijn interessant, gefocust, relevant, verklarend en
praktisch.
Onderzoeksopzet
● Algemene structuur van het onderzoek.
● Drie basistypen:
1. Experimenteel ontwerp = willekeurig toegewezen, verschillende condities.
2. Quasi-experimenteel = niet willekeurig toegwezen, verschillende condities.
3. Niet-experimenteel = geen behandeling.
- 2 soorten: observatie ontwerp en vragenlijst ontwerp.
Methoden voor het verzamelen van data
● Kwantitatieve methoden met numerieke resultaten.
- Testschalen, beoordelingsschalen, vragenlijsten.
● Kwalitatieve methoden met observaties en interviews.
- Beschrijvingen, meningen, kwalitatieve observaties, of categorische informatie.
● Voorkeur voor kwantitatief onderzoek, maar erkenning van de waarde van kwalitatief
onderzoek.
Generaliseren = toepassen van onderzoeksresultaten op andere deelnemers/situaties.
● Labstudies = elimineren afleidende variabelen, maar verminderen praktische waarde.
● Is het ook gelijk representatief!
Measurement = toewijzen van nummers aan kenmerken via regels.
● Correlatiecoëfficiënt: meet sterkte van relatie tussen variabelen.
● Grafische weergave: scatterplots en regressielijnen.