Orthopedagogiek
Hoorcollege 1
Pedagogiek Wetenschap die opvoeden als object heeft; het denken over opvoeding staat centraal.
Pedagogiek is gericht op het ‘normale’ kind en de ‘normale’ opvoeding.
Orthopedagogiek De wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke opvoeding en
het in zijn ontwikkeling belemmerde kind.
Wat is normaal? Alle schakeringen in het leven die mogelijk zijn en zodanig voorkomen zonder dat
deze tot grote opvoedproblemen leden. Bekijken vanuit: cultuur en tijd.
Opvoedingsimpasse (Steutel, 1986)
- Fase 1: Stagnatie in de opvoeding.
- Fase 2: Het probleem kan nog met de gewone middelen aangepakt worden.
- Fase 3: Deze aanpak levert niet op wat het zou moeten opleveren.
- Fase 4: Men heeft het idee dat er geen mogelijkheden meer zijn om zelfstandig aan de
stagnatie te werken en deze te verhelpen.
Kinderen met problemen die om meer aandacht vragen (Criteria van Rutter, 1975)
- Leeftijdsadequaat gedrag? (past het gedrag bij de leeftijd van het kind)
- Duur van het probleemgedrag? (meestal geldt: hoe langer hoe erger)
- Omstandigheden van het gedrag? (is er een aanleiding?)
- Socio-culturele setting? (is het gedrag ook afwijkend binnen het sociale netwerk en de cultuur
van het gezin)
- Hoeveelheid en frequentie? (vaak en veel)
- Type problemen en mate van voorkomen in de populatie (komt het veel of weinig voor)
- Intensiteit? (als iets veel gebeurt is het erger, dan dat iets minder vaak gebeurt)
- Verandering van gedrag? (was de gedragsverandering te begrijpen gezien de context)
- Situatiegebondenheid? (in een of meer situaties)
Problematische opvoedingssituatie (POS) (Ter Horst, 1997, 2006):
Een situatie tussen opvoeders en kind, die als nagenoeg perspectiefloos ervaren wordt en waarbij men
er niet meer in slaagt om die situatie perspectief biedend te maken zonder hulp van buitenaf.
POS omvat drie componenten:
- Het kind met een specifieke vraagstelling
- De opvoeder die zoekt naar de betekenis achter het gedrag van het kind en die probeert, daar
een pedagogisch antwoord op te geven.
- De situatie, die gekenmerkt wordt door handelingsverlegenheid bij de opvoeders en
waarbinnen ook andere personen en/of factoren uit de omgeving invloed hebben op de
opvoeding.
1
,Betekenis orthopedagogiek binnen de huidige veranderingen in de zorg
- Betekenis van eigen kracht (empowerment)
- Betekenis van het eigen netwerk
- Herstel van het gewone leven (het doel van orthopedagogiek)
- Met (specifiek) opvoeden als middel
Specialistische benadering
1. Systematisch, methodisch handelen
2. Met behulp van specifieke methoden (wetenschappelijk verantwoord)
3. Door een professional
4. Volgens geldende kwaliteitseisen
5. In de alledaagse situatie (gezin, school) of in een speciale omgeving (orthopedagogische
instelling, speciaal onderwijs)
Plaats van de orthopedagogiek
- Overkoepelende discipline bij ontwikkelings- en opvoedingsproblemen
- Maakt gebruik van andere discipline (vakken)
- Maakt gebruik van verschillende theorieën
Hoorcollege 2
Jeugdwet
Jeugdhulp (3 punten die worden toegepast)
1. Ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het
verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van
probleemgedrag;
2. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig
functioneren van jeugdigen met problemen;
3. Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke
verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met
problemen.
Gevolgen
- Kwaliteit en kracht van opvoeden en relatie centraal;
- Opvoeden tot verantwoord burgerschap (De Winter);
- Opvoeden tot eigenheid (Kok).
Als je wilt kijken wat er met het kind aan de hand is moet je het kind in meerdere modellen kunnen
plaatsen.
Sociaal ecologisch model: alles om het individu heen is, speelt een hele grote rol en heeft een
wisselwerking.
1. Microsysteem
2. Mesosysteem
3. Exosysteem
4. Macrosysteem
5. Chronosysteem: de tijd die passeert in de hele geschiedenis. Vaak maak je een tijdlijn bij dit
systeem: wanneer zijn de problemen begonnen enz. je kunt alles op een tijdlijn zetten.
Transactioneel model: de interactie tussen de opvoeder en de opvoedeling.
2
, Risico – beschermende factoren
- Risicofactoren (draaglast): zaken in de omgeving of omstandigheden die een negatieve
invloed hebben op de ouders, het kind en de opvoedsituatie.
- Beschermende factoren (draagkracht): zaken in de omgeving of omstandigheden die
ondersteunend zijn, die te gebruiken zijn om minder last te hebben van de risico’s.
- Als er geen risicofactoren zijn, zijn er ook geen beschermende factoren. Je hoeft nergens voor
beschermt te worden.
Balansmodel: model om draagkracht en draaglast in gezin inzichtelijk te maken.
- Draagkracht: geheel aan competenties en beschermende factoren waarmee ouders en kinderen
omgaan met de draaglast.
- Hulpverlening: beschermende factoren versterken.
Risicofactoren die kunnen leiden tot gedragsproblemen (van der Ploeg)
4 niveaus:
1. Gezinsniveau veel ruzie, echtscheiding, etc.
2. Schoolniveau waar de kinderen naar toe gaan, maar de invloed van ouders speelt een grote
rol. Ze moeten de kinderen brengen, ophalen, etc.
3. Vrijetijdsniveau gebrekkige vrijetijdsbesteding, straathangen, kleine kinderen veel op Ipad,
etc.
4. Risicofactoren in de persoon dingen die van aanleg al aanwezig zijn, intelligentie kind.
Risico- of balansmodel: Fietswielmodel (Abrahams, 2009)
In het midden zit het kind en er omheen zitten de belangrijke factoren. Als er 1 of 2 spaken weg gaan
dan blijft het kind wel in evenwicht, maar als er meer weg gaan blijft het kind niet in het midden en zal
het kind uit evenwicht raken.
Transactioneel (Belsky, 1984)
Welke factoren hebben invloed? Kind factoren, ontwikkeling van het kind, ouderfactoren,
voorgeschiedenis ouders, gezinsfactoren, huwelijkse relatie, arbeid/inkomen, sociaal netwerk en
omgevingsfactoren.
Wederzijdse beïnvloeding: de pijlen wijzen 2 kanten op. Om een problematische opvoedingssituatie in
kaart te brengen moeten al de factoren geanalyseerd worden en besproken worden met betrokkenen.
Benadrukken dat we in de nieuwe vorm van hulpverlenen dus eigenlijk niet meer alleen een kind in
kaart brengen. Een kind is nooit alleen en er zijn altijd meerdere factoren die invloed hebben op de
ontwikkeling van dat kind of op de opvoeding.
Ook hier weer benadrukken van Positieve of beschermende factoren. Dus niet alleen in kaart brengen
wat er mis is maar juist ook wat er goed gaat. Oplossingsgericht werken en eigenkracht van een
systeem zoeken.
Wat breng je in kaart? Ieder onderdeel: ‘’Wat gaat goed, wat verdient aandacht?’’
1. POS- Ter Horst of opvoedingsimpasse (CH1)
2. Opvoedvraag Kok (CH3)
3. Kindkenmerken (criteria Rutter 1975 CH1)
4. Ouderkenmerken (incl geschiedenis)
5. Gezinskenmerken (huwelijk, samenstelling gezin, brusjes: broertjes en zusjes)
6. (Sociaal)netwerk
7. omgevingsfactoren
3