100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Uitgebreide samenvatting (VekaBest) theorie rijbewijs categorie A - Motor €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

Uitgebreide samenvatting (VekaBest) theorie rijbewijs categorie A - Motor

21 beoordelingen
 1072 keer bekeken  69 keer verkocht

Heel uitgebreide samenvatting van het boek VekaBest over de theorie die je moet kennen voor je theorie-examen voor het rijbewijs categorie A, motorfiets. De samenvatting bevat ook de afbeeldingen die in het boek behandeld worden. De samenvatting ziet niet op alleen de algemene theorie van onder and...

[Meer zien]

Voorbeeld 10 van de 66  pagina's

  • Ja
  • 30 november 2018
  • 66
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alles voor dit studieboek (2)
Alle documenten voor dit vak (62)

21  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: remkomontorro • 8 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: pepijngosse123 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: teren1 • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: felixgoossens1997 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: jpaulussen • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: stef9bakker • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: icschakel • 3 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
tm596

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 17 Oefenvragen
€3,08 0 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Welke volgafstand moet je tenminste aanhouden bij een snelheid van 100 km/u? a) ongeveer 35 meter b) ongeveer 55 meter c) ongeveer 100 meter

Antwoord: B) ongeveer 55 meter

2.

Als je een verkeersbord ziet die aangeeft dat de weg met 10% stijgt of daalt, wat doe je dan? a) ik blijf in dezelfde versnelling rijden b) ik ga in een hogere versnelling rijden c) ik ga in een lagere versnelling rijden

Antwoord: c) ik ga in een lagere versnelling rijden

3.

Je wilt uitvoegen. Wanneer haal je rechts van een blokmarkering in? a) als dat nodig is om het verkeer sneller te laten doorrijden b) als de bestuurders op de rijbaan naar de linkerrijstrook gaan c) als de voertuigen links van de blokmarkering erg langzaam rijden

Antwoord: a) als dat nodig is om het verkeer sneller te laten doorrijden

4.

Wat is iemand die met een paard aan de hand loopt? a) een bestuurder b) een voetganger

Antwoord: a) een bestuurder

5.

Als je gaat motorrijden, welke documenten moet je bij je hebben? a) het rijbewijs b) het rijbewijs en het kentekenbewijs c) het rijbewijs, het kentekenbewijs en het verzekeringsbewijs

Antwoord: b) het rijbewijs en het kentekenbewijs

6.

Wat gebeurt er met het brandstofverbruik als je goed anticipeert? a) dit wordt lager b) dit wordt hoger c) dit blijft gelijk

Antwoord: a) dit wordt lager

7.

Wanneer kun je last krijgen van aquaplaning? a) bij mist b) bij regen c) bij sneeuw

Antwoord: b) bij regen

8.

Op welke wijze kun je brandstof besparen? a) door na de koude motor te hebben gestart meteen weg te rijden b) door na het warmdraaien meteen weg te rijden

Antwoord: a) door na de koude motor te hebben gestart meteen weg te rijden

9.

Het waait hard. Je rijdt hard. Wanneer moet je dan extra goed opletten? a) als ik een auto inhaal b) als ik een vrachtauto inhaal c) als ik een passagier achterop heb

Antwoord: b) als ik een vrachtauto inhaal

Categorie A (Motorrijbewijs)
VekaBest: De verkeersregels op basis van de nieuwste examenrichtlijn van het CBR



Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 VEILIG MOTORRIJDEN............................................................................................................. 4
§ 1.1 ALGEMEEN...................................................................................................................................................4
§ 1.2 ZINTUIGEN...................................................................................................................................................4
§ 1.3 LICHAMELIJKE EN GEESTELIJKE GESTELDHEID........................................................................................................5
§ 1.4 DEFENSIEF, SOCIAAL EN BESLUITVAARDIG GEDRAG................................................................................................7
HOOFDSTUK 2 WETTELIJKE BEPALINGEN........................................................................................................ 9
§ 2.1 RIJBEWIJSCATEGORIEËN...................................................................................................................................9
§ 2.2 BEGRIPPEN VERKEERSDEELNEMERS....................................................................................................................9
§ 2.3 BEGRIPPEN VOERTUIGEN...............................................................................................................................10
§ 2.4 BEGRIPPEN WEGEN EN WEGGEDEELTEN............................................................................................................12
§ 2.5 OVERIGE BEGRIPPEN EN BEPALINGEN...............................................................................................................15
§ 2.6 OPSPORING EN RECHTSPRAAK........................................................................................................................16
HOOFDSTUK 3 VERKEERSTEKENS.................................................................................................................. 17
§ 3.1 VERKEERSBORDEN........................................................................................................................................17
§ 3.2 VERKEERSTEKENS OP HET WEGDEK..................................................................................................................18
§ 3.3 VERKEERSLICHTEN........................................................................................................................................19
§ 3.4 AANWIJZINGEN...........................................................................................................................................20
HOOFDSTUK 4 WEGEN................................................................................................................................. 21
§ 4.1 TEGEMOETKOMEND VERKEER.........................................................................................................................21
§ 4.2 FIETS-/BROMFIETSPAD, BROMFIETS OP DE RIJBAAN, FIETSSTROKEN........................................................................21
§ 4.3 RIJDEN OP ENKELBAANSWEGEN......................................................................................................................22
§ 4.4 BOCHTEN...................................................................................................................................................24
§ 4.5 RIJDEN OP DIJKWEGEN..................................................................................................................................25
§ 4.6 RIJDEN IN DE BERGEN...................................................................................................................................25
§ 4.7 RIJDEN OP AUTOWEGEN EN AUTOSNELWEGEN...................................................................................................25
§ 4.8 BEWEGWIJZERING........................................................................................................................................27
§ 4.9 WEGMARKERING MET SNELHEIDSINFORMATIE...................................................................................................28
HOOFDSTUK 5 BIJZONDERE WEGGEDEELTEN................................................................................................29
§ 5.1 ROTONDES.................................................................................................................................................29
KLASSIEKE ROTONDE..............................................................................................................................................29
§ 5.2 IN- EN UITRIT..............................................................................................................................................30
§ 5.3 ERF...........................................................................................................................................................30
§ 5.4 30 KM/U-ZONE...........................................................................................................................................31
§ 5.5 VOETGANGERSOVERSTEEKPLAATS (ZEBRAPAD)...................................................................................................31
§ 5.6 BUSHALTE, TRAMHALTE.................................................................................................................................31
§ 5.7 OVERWEGEN...............................................................................................................................................32
§ 5.8 BRUG EN VIADUCT.......................................................................................................................................33
§ 5.9 TUNNEL.....................................................................................................................................................33
HOOFDSTUK 6 GEDRAG BIJ KRUISPUNTEN, VOORRANG, VOOR LATEN GAAN...............................................35
§ 6.1 GEDRAG BIJ KRUISPUNTEN.............................................................................................................................35
§ 6.2 VOORRANGSREGELING..................................................................................................................................36
§ 6.3 AFSLAAN....................................................................................................................................................37
.........................................................................................................................................................................37
§ 6.4 VOORRANGSREGELS TRAM, VOORRANGSVOERTUIG, MILITAIRE COLONNE EN UITVAARTSTOET......................................37

, § 6.5 ONOVERZICHTELIJKE VERKEERSSITUATIES..........................................................................................................37
HOOFDSTUK 7 SNELHEID EN AFSTAND HOUDEN...........................................................................................38
§ 7.1 MAXIMUMSNELHEDEN..................................................................................................................................38
§ 7.2 AFSTAND HOUDEN.......................................................................................................................................38
§ 7.3 STOPAFSTAND.............................................................................................................................................39
HOOFDSTUK 8 ANDERE WEGGEBRUIKERS.................................................................................................... 40
§ 8.1 VERSCHILLENDE VERKEERSDEELNEMERS............................................................................................................40
§ 8.2 KWETSBARE WEGGEBRUIKERS.........................................................................................................................40
§ 8.3 OVERIGE WEGGEBRUIKERS.............................................................................................................................41
§ 8.4 RIJDEN IN GROEPSVERBAND...........................................................................................................................42
HOOFDSTUK 9 RIJMANOEUVRES.................................................................................................................. 43
§ 9.1 WEGRIJDEN................................................................................................................................................43
§ 9.2 VOORSORTEREN..........................................................................................................................................43
§ 9.3 RECHTS AFSLAAN.........................................................................................................................................43
§ 9.4 LINKS AFSLAAN............................................................................................................................................43
§ 9.5 INHALEN....................................................................................................................................................44
§ 9.6 INVOEGEN..................................................................................................................................................44
§ 9.7 UITVOEGEN................................................................................................................................................45
§ 9.8 WEVEN......................................................................................................................................................45
§ 9.9 RITSEN.......................................................................................................................................................45
HOOFDSTUK 10 STILSTAAN, PARKEREN, FILERIJDEN, PECH EN GEDRAG BIJ ONGEVALLEN.............................46
§ 10.1 STILSTAAN OF PARKEREN.............................................................................................................................46
10.2 STILSTAANVERBODEN.....................................................................................................................................46
§ 10.3 PARKEERVERBODEN....................................................................................................................................47
10.4 INHALEN IN FILES..........................................................................................................................................48
§ 10.5 PECH.......................................................................................................................................................49
§ 10.6 GEDRAG BIJ ONGEVALLEN............................................................................................................................49
§ 10.7 HULP BIJ VOERTUIG TE WATER......................................................................................................................50
HOOFDSTUK 12 COMMUNICATIE, RIJDEN MET LICHT EN IN MOEILIJKE WEERSOMSTANDIGHEDEN...............50
§ 11.1 COMMUNICATIE........................................................................................................................................50
§ 11.2 RIJDEN MET LICHT......................................................................................................................................51
§ 11.3 VERLICHTING.............................................................................................................................................51
§ 11.4 KIJKEN EN JEZELF LATEN ZIEN........................................................................................................................52
§ 11.5 RIJDEN IN REGEN EN WIND..........................................................................................................................52
§ 11.6 RIJDEN IN MIST..........................................................................................................................................53
HOOFDSTUK 12 MILIEUASPECTEN................................................................................................................ 54
§ 12.1 BRANDSTOFVERBRUIK.................................................................................................................................54
§ 12.2 KATALYSATOR........................................................................................................................................... 54
HOOFDSTUK 13 TECHNISCHE ASPECTEN....................................................................................................... 55
§ 13.1 UITRUSTING VAN DE MOTORRIJDER...............................................................................................................55
§ 13.2 DE JUISTE REMTECHNIEKEN..........................................................................................................................57
§ 13.3 BIJZONDERE REMSITUATIES..........................................................................................................................58
§ 13.4 VOORBEREIDINGS- EN CONTROLEHANDELINGEN...............................................................................................59
§ 13.5 DASHBOARD.............................................................................................................................................62
§ 13.6 RIJDEN MET EEN PASSAGIER.........................................................................................................................62
§ 13.7 RIJDEN MET ZIJSPAN...................................................................................................................................62
§ 13.8 RIJDEN MET AANHANGWAGEN......................................................................................................................63
§ 13.9 LENGTE VRACHTAUTO.................................................................................................................................64
§ 13.10 VOERTUIGEISEN.......................................................................................................................................64

,Vooraf
Tijdens beide praktjkexamens ben je verplicht de volgende beschermende kleding en
uitrustng te dragenC

Helm
Je bent verplicht om een goedgekeurde motorhelm te dragen. Het beste is een helm die licht
van kleur is of die voorzien is van kleurige strepen of iets dergelijks. Zo val je goed op in het
verkeer.

Oogbescherming
De ogen moeten beschermd worden tegen de rijwind en tegen insecten door een helmvizier,
motorbril of (zonne)bril.

Kleding
De broek moet de benen geheel bedekken en de jas of het jack het hele bovenlichaam en de
armen. Jack en broek mogen een geheel vormen, zoals bij een motorpak.

Handschoenen
De handschoenen of wanten moeten de handen geheel bedekken en ook zoveel mogelijk
het polsgewricht.

Schoeisel
Het is verplicht om laarzen te dragen of hoge schoenen die ook de enkels bedekken. Voor
alle kleding geldt dat bij voorkeur kleding wordt gedragen die speciaal bedoeld is voor
motorrijders.

In hoofdstuk 13 wordt er uitgebreid ingegaan op de beschermende kleding.

,Hoofdstuk 1 Veilig motorrijden
§ 1.1 Algemeen
Wie geen gevaar ziet, kan geen risico inschaten
Het verkeer bestaat uit mensen die allemaal verschillen van aard, stemming, mentaliteit en
leefijd. Deze mensen zijn rustg, boos, vermoeid, volgzaam of nerveus, onverschillig,
arrogant, ziek of overmoedig, twijfelend aarzelend, verontwaardigd. Zo zijn er nog veel meer
andere emotes die deze mensen kunnen hebben. Jij maakt deel uit van dit verkeer. Dit kan
te voet zijn, op de fets, brommer, scooter of motor, in de auto, bestelwagen, bus of
vrachtauto. Elk van hen vormt een risico voor de omringende verkeersdeelnemers. Tijdens
de rijopleiding leer je inzicht hoe elke handeling en elke reacte van de vele
verkeersdeelnemers, dus ook van jezelf, een situate wijzigt van veilig in gevaarlijk of van
gevaarlijk in veilig.

Inzicht maakt het verschil. Dit wil zeggenC het inschaten van risico’s. Inzicht kan niet zonder
zelfennis. Hoe eerlijker je met jouw kwaliteiten en jouw beperkingen omgaat, des te eerder
en beter zul je met het verkeer een team vormen.

Een motor besturen vergt veel zelfennis
Als motorrijder komt er heel veel informate op je af. Die moet je waarnemen en het
herkennen om er vervolgens je handelingen op af te stemmen. Jouw zintuigen moeten dus
stuk voor stuk goed functoneren. Als een zintuig mankeert, moet je hier rekening mee
houden. Dit is dus ook een stukje zelfennisC beoordeel jouw zintuigen.

Oorzaken ongevallen
Bij veel ongevallen is het lastg een waarheidsgetrouw beeld te krijgen van oorzaak en
gevolg. Het rijgedrag van de bestuurder is echter in 9 van de 10 gevallen mede oorzaak van
het ongeval. Motorongevallen met persoonlijk letsel komen vaker voor binnen de bebouwde
kom dan buiten de bebouwde kom.

§ 1.2 Zintuigen
Hoor je goed?
Veel van de informate over verkeer komt via je oor, namelijk geluiden van sirenes,
alarmbellen, claxons of piepende remmen. Die geluiden helpen je om situates te zien
aankomen. Het is dus niet verstandig om harde muziek te draaien tjdens het rijden. Het
dragen van een helm zorgt ervoor dat sommige geluiden vaak minder goed of later gehoord
worden. Houd hier dus tjdens het rijden rekening mee.

Zie je goed?
De meeste en vaak ook belangrijkste verkeersinformate heef met zien te makenC
verkeerstekens, lichtsignalen, tekstborden en bewegingen. Je gezichtsscherpte voor het ver
weg en dichtbij moet voldoende zijn, zonder of met bril of lenzen. Twijfel je hierover, laat je
ogen dan controleren. Kleurenblindheid en problemen met beperkt zicht bij schemering en
in het donker zijn geen belemmeringen om te rijden, tenminste zolang je je rijstjl hierbij
aanpast. Het is heel belangrijk dat je tjdens het motorrijden blijf kijken. Contnu moet je om
je heen blijven scannen wat je allemaal ziet, wat er gebeurt en kijk vooruit. Nog verder dan
met het autorijden. Kijk zo ver tot je kunt kijken.

,Voel je goed?
Hard geluid is slecht voor je evenwichtsgevoel. Dit evenwichtsgevoel is net zoals tastzin
belangrijk bij het motorrijden. Worden evenwichtsgevoel en tastzin verstoord, dan voel je
onvoldoende de trillingen van de motor, de krachten in bochten, de neigingen van de motor,
de cadans van de banden en de aard van het wegdek.

Alle zintuigen op scherp?
Je zintuigen werken samen. Ze vullen elkaar aan om de informate zo volledig mogelijk over
te brengen. Je ziet hoe hard je rijdt aan de snelheidsmeter en de bomen die voorbij fitsen.
Je voelt het aan de wind die langs je suist, aan de regen die tegen het vizier slaat en aan het
motorgeluid. Je voelt het aan de vering en de trillingen van de motor. Deze zintuigen mogen
dus niet worden belemmerd, zoals door een beslagen vizier, harde muziek, een onrustge
passagier, slecht zitende kleding, knellende schoenen of een slechte condite.

§ 1.3 Lichamelijke en geestelijke gesteldheid
Rij je goed als je niet ft bent?
Je rijdt zeker niet goed als je niet ft bent. Als je bijvoorbeeld koorts hebt, buikpijn hebt of
down bent, dan ben je een minder goede verkeersdeelnemer. Als je dan toch gaat rijden,
neem je meer risico’s dan normaal. Risico’s nemen in het verkeer betekent dat je ook
anderen daaraan blootstelt. Dat doe je ook als je een motor bestuurt, terwijl je onder zware
medicijnen zit, alcohol hebt gedronken of drugs hebt gebruikt. Wees dus bewust van je
eigen condite. Dit is voor ieder zijn veiligheid.

Concentrate
Concentreer je op het verkeer als je hier aan deel neemt. Houd je niet met andere dingen
bezig tegelijkertjd. Denkbeeldige discussies, spiegels instellen etc., het leidt je aandacht van
het verkeer af. Je kunt dan bijvoorbeeld een plotseling afremmende auto raken. Als je op
een vertrouwd traject rijdt, kan je concentrate sneller verslappen. Wees dus bewust van
hoe jouw concentrate is. Blijf altjd alert. Concentrateverlies kan ook ontstaan bij het rijden
op lange, kaarsrechte wegen door een vlak en eentonig polderlandschap. Dit wordt ook wel
‘polderblindheid’ genoemd.

Vermoeidheid
Vermoeidheid kan iedereen overkomen. Die verschijnselen maken je ongeschikt om veilig te
rijden. Ze gaan pas over als je stopt om even te rusten. Uit onderzoek is gebleken dat 15%
van de ongevallen veroorzaakt is door vermoeidheid.

Condite
Op de motor moet je steeds in de goede houding ziten. Op lange riten moet je dus even
regelmatg pauzeren om te ontspannen en de benen te strekken. Als je dit allemaal doet,
dan zal deelnemen aan het verkeer geen probleem voor je zijn. Les 2 van zelfennisC ken de
grenzen van je condite.

Alcohol
Drink geen alcohol als je nog moet rijden. Je gaat jezelf namelijk overschaten. Maar, alles
holt juist achteruitC je gezichtsvermogen, de aanpassing van je ogen aan licht en donker, je
gevoel voor afstand en snelheid, je concentratevermogen, etc. De toegestane hoeveelheid

,alcohol in het bloed bedraagt maximaal 0,5 promille. Bij een ademonderzoek is de
toegestane grens van het alcoholgehalte maximaal 220 microgram alcohol per liter
uitgeademde lucht. Deze grens is al bereikt wanneer je binnen 1 uur twee glazen bier drinkt.

Alcoholpercentage jonge bestuurder
Voor een beginnende bestuurder geldt er een lagere limiet van 0,2 promille. Dit is 88
microgram bij een ademonderzoek. Een beginnend bestuurder ben je alsC
- Je je eerste rijbewijs voor je 18e verjaardag hebt behaald en dat minder dan 7 jaar
geleden is;
- Je je eerste rijbewijs na je 18e verjaardag hebt behaald en dat minder dan 5 jaar
geleden is.

Het lichaam breekt alcohol af met slechts 0,1 promille per uur. De afraak van 1 glas alcohol
duurt al snel 1,5 uur. Dat kun je niet versnellen. Frisse lucht, zwarte kofe of slapen helpt
hier allemaal niet tegen.

Medicijnen
Met sommige medicijnen loop je een verhoogd risico in het verkeer. Een negateve invloed
op de rijvaardigheid hebben vooral kalmeringsmiddelen, slaappillen, pijnstllers,
eetlustremmers, peppillen, verdovingsinjectes van de tandarts, middelen tegen allergieën,
reisziekte of verkoudheid. Op de verpakkingen van verkeersgevaarlijke medicijnen staat met
een gele stcker aangegeven dat zij ‘de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden’.

Drugs
Drugs werken in op het centrale zenuwstelsel en hebben een invloed op de lichamelijke en
psychische gesteldheid en veranderen het gedrag. Rijden onder invloed van drugs is
levensgevaarlijk en valt onder crimineel gedrag. Hasj, marihuana, cocaïne of andere drugs
zijn 5 dagen tot 3 weken in de urine aantoonbaar, afankelijk van de hoeveelheid die iemand
heef gebruikt.

Emotes
Je moet ook je emotes onder controle hebben in het verkeer. Dit geldt voor zowel negateve
als positeve emotes. Als zo een emote namelijk doorslaat terwijl je motorrijdt, gaan je
rijgedrag en je concentrate erop achteruit. Houd je emotes onder controle.

Stress
Stress is een factor die veel voorkomt in het leven. Niet alleen in het verkeer, maar ook op
het werk of in de vrije tjd. Onder stress kun je bijvoorbeeld hectsch of nerveus worden.
Zonder dat je er erg in hebt kun je te hard rijden of verkeerstekens, remlichten of spelende
kinderen over het hoofd zien.

Tolerante
In het verkeer denk je niet alleen aan jezelf, maar ook aan anderen. Je rijdt dan niet over de
weg alsof je het rijk alleen hebt, maar je deelt de verkeersruimte in alle redelijkheid met
anderen.

,Overschatng
Er rijden veel mensen rond die denken dat ze de ideale bestuurder zijn. Daar zit een fink
risico in, want wie zichzelf overschat kan een gevaar worden, voor zichzelf en voor anderen.
De ideale bestuurder kent zijn beperkingen.

Vriendelijkheid
Als ideale motorrijder ben je beleefd en vriendelijk, rij je met de nodige veiligheidsmarges,
jou je jouw motor en jezelf onder controle, zie je in andere verkeersdeelnemers geen
tegenstanders maar partners, probeer je niet anderen te imponeren met je rijprestates en
hou je steeds goed rekening met de verkeers- en weersomstandigheden.

§ 1.4 Defensief, sociaal en besluitvaardig gedrag
Defensief gedrag
Defensief gedrag is onder andere gebaseerd opC
- Goed antciperen
- Efectef kijken
- Goed reageren

Je rijdt defensief als jeC
- Vooruit loopt op mogelijke ontwikkelingen
- Juist reageert op fouten van anderen
- Juist kijkgedrag vertoont
- De belangen van andere weggebruikers respecteert

Het gaat hierbij vooral om reageren op de aanwezigheid en het gedrag van andere
weggebruikers. Ook het reageren op afwijkend gedrag van anderen. Defensief gedrag is
gebaseerd op het respecteren van het belang van andere weggebruikers en het bewust zijn
van de eigen verantwoordelijkheid voor een veilig verkeer. Het bevorderen van een zo veilig
en gunstg mogelijke verkeerssituate moet steeds centraal zijn, bij elke verkeersdeelnemer.
Stem jouw rijden daar op af.

Defensief gedrag is bijvoorbeeld als je achter een tractor rijdt en je er rekening mee houdt
dat deze ineens kan afslaan zonder richtng aan te geven.

Je dient je zo te gedragen dat andere weggebruikers niet worden verrast. Je moet
bijvoorbeeld nietC
- Onnodig rechts inhalen
- Onnodig abrupt afremmen of stoppen
- Met te weinig tussenruimte andere tweewielers inhalen

Probeer een dreigend gevaar op te hefen door tjdigC
- Af te remmen
- Uit te wijken
- Te stoppen

Kun je op een van deze manieren het gevaar niet ophefen, geef dan afankelijk van de
situate, een geluids- of lichtsignaal.

,Sociaal gedrag
- Laat bij een rijbaanversmalling, indien nodig, ruimte vrij voor inhalende bestuurders
- Vermijd indien mogelijk het rijden door plassen, indien andere weggebruikers daar
hinder van ondervinden
- Laat bestuurders invoegen als je op de doorgaande rijbaan in fle rijdt

Je moet andere weggebruikers niet irriteren door bijvoorbeeldC
- Onverwacht in te gaan halen
- Je voorligger te dicht volgen

Besluitvaardig gedrag
Besluitvaardig gedrag houdt in dat je niet onnodig voorrang verleent en ook niet langer
wacht dan de situate vraagt. Vaak kun je uit het gedrag van je voorliggers opmaken hoe de
verkeerslichten zijn afgesteld. Sommige verkeerslichten reageren op het verkeersaanbod. Je
moet snel doorhebben welke verkeerslichten reageren op jouw nadering.

Reageer besluitvaardig, stop niet onnodig en nog belangrijkerC wacht niet onnodig. Snel de
juiste besluiten nemen, daar gaat het om. Een voorbeeldC gebruik de dekking die andere
voertuigen je bieden om af te slaan, om in te voegen om door te rijden etc. Zodra je twijfelt,
weten andere weggebruikers niet meer hoe de situate zich zal gaan ontwikkelen. Als je in
een wijk rijdt waar kinderen over kunnen steken, besluit je om langzaam te rijden en ben je
op remmen voorbereid, omdat je weet dat de kinderen plotseling kunnen oversteken.

Conclusie
Evenredig met de toename van het wegverkeer neemt het belang toe van de basisregels van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens. Regels die een beroep doen op positef
gedrag, positeve mentaliteit, verantwoordelijkheidsbesef en het gevoel voor gevaar en
veiligheid van verkeersdeelnemersC de deelname aan het verkeer vereist een voortdurende
voorzichtgheid en wederzijdse tolerante.

,Hoofdstuk 2 Wettelijke bepalingen
§ 2.1 Rijbewijscategorieën
Op het rijbewijs staan je pasfoto, BSN-nummer, naam en woonplaats vermeld, en natuurlijk
voor welke voertuigcategorieën het rijbewijs geldig is. Je mag niet rijden met een kopie van
je rijbewijs. Als de geldigheidsduur is verstreken, of als het rijbewijs slecht leesbaar is, mag je
niet rijden. Er zijn een aantal categorieënC
- AM (bromfets)
- A (zware motor)
- A1 (lichte motor)
- A2 (middelzware motor)
- B (auto)
- C (zware bestelwagens en vrachtauto’s)
- D (autobussen en aanhangwagen tot 750kg)
- E (zwaardere aanhangwagen of oplegger)

Geldigheidsduur
Als je jonger bent dan 65 jaar, is het rijbewijs 10 jaar geldig. Indien je het rijbewijs moet
verlengen als je tussen de 65 en 70 jaar bent, is het rijbewijs geldig tot je 75 e verjaardag.
Personen vanaf 70 jaar krijgen een rijbewijs dat maximaal 5 jaar geldig is. Vanaf het 75 e
levensjaar moet je ook medisch gekeurd worden om te bepalen of je gezond genoeg bent
om te rijden.

Rijbewijs kwijt?
Bij verlies of diefstal van het rijbewijs moet je daarvan aangife doen bij de polite en
opnieuw naar het gemeentehuis gaan om een nieuw rijbewijs aan te vragen.

Kentekencard
Nieuwe voertuigen die vanaf januari 2014 op kenteken zijn gezet en gebruikte voertuigen die
vanaf januari 2014 van eigenaar zijn veranderd, hebben een kentekenbewijs op creditcard
formaat. Dit is het kentekencard. Dit bevat zowel de gegevens van het voertuig als die van
de kentekenhouder. Bij de tenaamstelling krijgt de eigenaar een tenaamstellingscode. Deze
code is nodig als het voertuig van eigenaar wisselt, geschorst, gesloopt of geëxporteerd
wordt.

§ 2.2 Begrippen verkeersdeelnemers
Er zijn allerlei regels gemaakt om het verkeer vlot, soepel en vooral ook veilig te laten
verlopen. Om deze regels te kunnen begrijpen en toepassen, moet je eerst de
begripsbepalingen kennen.

Bestemmingsverkeer
Bestuurders van wie de bestemming is gelegen aan of in de directe nabijheid van een weg
die blijkens een bord gesloten voor bepaalde bestuurders is, maar open voor bestuurders die
slechts via deze weg hun bestemming kunnen bereiken, alsmede voor bestuurders van
lijnbussen.

Bestuurders
Alle weggebruikers behalve voetgangers.

, Bestuurders van motorvoertuigen
Iedereen die zelf een motorvoertuig bestuurt, rijles geef of rijexamen afneemt. Voor de
motorfets geldt dat je ook tjdens de rijles gezien wordt als de bestuurder.

Militaire colonne
Een aantal achter elkaar rijdende militaire motorvoertuigen of motorvoertuigen van een
rampenbestrijdingsorganisate onder leiding van een commandant, dat de vastgestelde
herkenningstekens voert. De herkenningstekens van een militaire colonne zijnC
- Alle voertuigen rijden met ingeschakelde verlichtng;
- Het eerste voertuig heef aan de voorkant twee blauwe vlaggen en een rechter
blauwe koplamp;
- Alle volgvoertuigen hebben aan de rechter voorkant een blauwe vlag en een rechter
blauwe koplamp;
- Het laatste voertuig heef aan de rechter voorkant een groene vlag en een rechter
groene koplamp.

Verkeer
Alle weggebruikers.

Voetgangers
Iedereen die te voet aan het verkeer deelneemt. Ook als men daarbij een klein voertuig aan
de hand meevoert, zoals een kinder- of boodschappenwagen of een rollator. De regels voor
voetgangers gelden ook voorC
- Personen die te voet een motorfets, bromfets, snorfets of fets aan de hand
meevoeren;
- Personen die zich verplaatsen op rolschaatsen of een skateboard; deze skaters
moeten het fetspad, het fets-/bromfetspad, het voetpad of het trotoir gebruiken.
Alleen als deze weggedeelten ontbreken, mogen zij op de rijbaan rijden;
- Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, als zij gebruik maken van een voetpad
of trotoir of als zij oversteken; zij mogen dan niet sneller rijden dan 6 km/u.

Weggebruikers
Iedereen die van de weg gebruik maaktC voetgangers, fetsers, snorfetsers, bromfetsers,
bestuurders van gehandicaptenvoertuigen, van brommobielen, van motorvoertuigen of van
een tram. VerderC ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een
bespannen of een onbespannen wagen.

§ 2.3 Begrippen voertuigen
Aanhangwagen
Voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk bestemd is om door
een voertuig te worden getrokken, alsmede een oplegger.

Autobus
Motorvoertuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder
niet meegerekend.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tm596. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52928 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  69x  verkocht
  • (21)
In winkelwagen
Toegevoegd