Deadlines:
Woensdag 16 januari, 17.00-20.00: Eindtentamen
W1 Inleiding: Descartes
Hoorcollege Inleiding
Geschiedenis is altijd geschiedenis van het heden; het heden heeft geen privilege over het
verleden. Wij kunnen niet construeren hoe het verleden was, waarbij onze bevooroordeeldheid
niet de minste oorzaak is. De geschiedenis is voor ons een genealogie; een manier om huidige
posities en problemen te analyseren. Auteurs, teksten en problemen zijn geselecteerd op grond
van hun belang voor hedendaagse discussies en ontwikkelingen, zowel binnen als buiten de
filosofie. Geschiedenis is en blijft impliciet en expliciet verbonden met het hier en nu. De
filosofiecanon hebben wij geërfd, en wij kunnen haar daarom niet vermijden - of we haar nu
goedkeuren of afkeuren. Daarnaast hebben niet alle teksten de strijd tegen de tijd overleefd, zijn
niet alle teksten toegankelijk, en wordt niet alles gezien als cultureel relevant. Historici van de
wijsbegeerte kunnen zich wel bewust zijn van vooroordelen: eurocentrisme, racisme en
seksisme, hoe kwalijk ze ook mogen zijn, zijn geen uitzonderingen. We kunnen wel proberen de
(bevooroordeelde) debatten en ontwikkelingen te begrijpen, wetende dat ze beperkt en
beperkend waren. De zogenaamde Great Conversation, het debat tussen filosofen gedurende
de geschiedenis, was niet zozeer groots - waar waren de vrouwen, de slaven en de niet-
Europese filosofen? Agrippa’s trilemma 1 was een leidraad in de vroegmoderne tijd - als we de
waarheid van iets willen weten, dan zal dit leiden tot 1) een dogmatisch beginpunt, 2) een
cirkelredenering, of 3) een oneindige regressie (regressus ad infinitum). Alle drie mogelijkheden
problematiseren kennisclaims. De vroegmoderne filosofen wilden wel kennis verwerven, en
koesterden daarom een dogmatisch of axiomatisch beginpunt. Enerzijds werd er gekozen voor
het rationalisme; anderzijds voor het empirisme. 2 Deze indeling is echter problematisch: het is
louter epistemologisch, en dus willekeurig - waarom zouden we niet voor een ontologische of
religieuze indeling kiezen? Kennis van ervaring is inductief en a posteriori; kennis uit eerste,
rationele principes is deductief en a priori.
René Descartes (1596-1650) wordt beschouwd als de eerste moderne filosoof. Hij was
atomist en overtuigd van de wervels van atomen (vortices), maar veronderstelde geen
epicureïsche lege ruimte (kenon) - hij was plenist: de ruimte is gevuld met materie. De ziel kan
worden (onder)scheiden van het lichaam, maar er bestaat geen platoonse Ideeënwereld. De
waarneming is mechanisch opgebouwd, maar er is allerminst sprake van aristotelisch
hylemorfisme. Descartes verklaart planetaire beweging, zwaartekracht en magnetisme via
wervels van atomen - in het centrum bevinden zich de zware deeltjes; aan de buitenranden de
lichte deeltjes. In deze mechanisering van het wereldbeeld wordt de fysica gereduceerd tot
louter materie-in-beweging.3 Als het mechanische model niet werkbaar is in een casus, dan
moet het object van onderzoek zich buiten de materie-in-beweging afspelen - dat wil zeggen, in
een niet-materiële sfeer. We kunnen een robot maken, maar zelfs de best geprogrammeerde
robot heeft het aanpassingsvermogen van de domste mens niet. De rede is een universeel en
flexibel werktuig. Materie was voor Descartes uitgebreidheid in meetkundige zin (res extensa).
Alles kan worden gereduceerd tot materie-in-beweging; materie-in-beweging tot mechanica;
mechanica tot meetkunde; en meetkunde tot arithmetica of wiskunde. Er is niet alleen sprake
van mechanisering van het wereldbeeld, maar ook van mathematisering van het wereldbeeld.
Descartes’ Meditaties begint met methodologische twijfel: als alles wat betwijfeld kan worden in
1 Ook wel bekend als het Münchhausen-trilemma. Het trilemma maakt deel uit van de vijf tropen van
Sextus Empiricus. De naam ervan is ontleend aan Agrippa de scepticus, aan wie biograaf Diogenes
Laërtius het trilemma toeschreef.
2 Denk respectievelijk aan Descartes, Spinoza en Leibniz; en Locke, Berkeley en Hume.
3 Denk bijvoorbeeld aan de mechanische eend van Vaucanson.