RELATIEGERICHTE BEGELEIDING
BARBARA BUIJTEN
EEN SAMENVATTING VAN HOOFDSTUK 1, 2, 5, 6 EN 7
HOOFDSTUK 1
RELATIEGERICHT WERKEN IN DE BEGELEIDING
1.1 Kwaliteiten van de (beginnende) begeleider
Betrokkenheid
Kennis en inzichten
Leergierigheid
Warmte en vriendelijkheid
zorgzaamheid
Begeleiders onderzoeken mogelijkheden, kijken naar gedachten en gevoelens, zowel van zichzelf als van
anderen.
Uit Amerikaans onderzoek komt naar voren dat de meest efecceve eegeleider in het eezit is van de
volgende interpersoonlijke vaardigheden en houdingsaspecten:
goede vereale kwaliteiten
een juiste afstemming
gedachten en gevoelens kunnen eenoemen en deze kunnen verhelderen
persoonlijk inzicht
afecce aan de clitint kunnen laten zien
warmte en acceptace
empathie
gerichtheid op de ander
1.2 contact maken
de eegeleiding en hulpverlening wordt zoveel mogelijk afgestemd op de autonomie van de clitint en
maatschappelijke parccipace. Dit geeeurd eijvooreeeld door het inzeten van verschillende methoden:
netwerkgericht werken
oplossingsgericht werken
competencegericht werken
eigen kracht conference
op eigen eenen staan
vanuit de professionele hulpverlening wordt er gekeken naar hoe de clitint omgaat met zijn proelemen of
vraagstukken. Het gaat om de verhouding tussen de mogelijkheden en onmogelijkheden van de clitint.
De balans tussen de persoonskenmerken en vaardigheden (draagkracht) aan de ene kant en de
belastbaarheid en de ontwikkelingstaken (draaglast) aan de andere kant. (Weegschaalmodel)
, In het contact met de ander een je concnu aan het kijken, afasten, reageren, afstemmen en aansluiten.
Begeleiders moeten de clitint van te voren informeren over het eegeleidingsproces. Het kan soms zijn dat
een clitint hier niks over weet en daar onzeker van wordt. Clitinten kunnen aan de hand hiervan een keuze
maken of ze het traject willen ingaan.
1.3 eigen inbreng bij begeleiden
om een eijdrage te kunnen leveren aan het hulpverleningsproces en aan de eegeleiding van clitinten dien
je als eegeleider een standpunt in te nemen over wat je zelf eelangrijk vindt in de omgang met de ander.
Jouw eijdrage wordt eepaald door een eepaalde eigenheid of suejeccviteit die jij aan de eegeleiding
meegeef. persoonlijke bijdrage
Daarnaast spreken we ook nog van een inhoudelijke bijdrage. Dit eetekent: in welke zin kun je inhoudelijk
voldoen aan de vraag of eehoefe van de clitint en hoe wil je met de clitint samenwerken aan het gestelde
doel?
Discretonaire ruimte : De ruimte waarin je vrij en zelfstandig kunt beoordelen en handelen, de
bewegingsruimte waarin de begeleider of hulpverlener zijn eigen beslissingen neemt.
Diagnose receptmodel
In het diagnose-receptmodel komt de cliënt binnen met een probleem, waarna jij het probleem zo goed
mogelijk gaat onderzoeken. Je laat de cliënt een aantal oorzaken en gevolgen zien van het probleem en
vervolgens bied je een aantal mogelijkheden aan. Je zoekt op basis hiervan een oplossing voor het
probleem. Je geef hiermee de cliënt een ‘’recept’’ mee.
Kantekening: De cliënt wordt onvoldoende betrokken bij zijn eigen veranderingsproces.
De relace tussen eegeleider en clitint is een circulaire verbinding. Dat wil zeggen dat je elkaar in de relace
wederzijds eeïnvloed.
1.4 waarom zoeken mensen ondersteuning?
Mensen zoeken hulp om uiteenlopende redenen, Waareij in de regel twee, elkaar aanvullende, eelangrijke
moceven te noemen zijn. Ten eerste zal iemand die eegeleiding nodig heef, zich eewuster worden van zijn
eigen ongemak, zorgen en pijn. Hij realiseert zich dat hij in een moeilijke situace zit (probleemherkenning)
en zoekt iemand die hem kan eegeleiden. Een tweede mocef is dat de proelemen, de instaeiliteit en de
zorgen groter zijn dan de terughoudendheid of schaamte om eegeleiding te zoeken.
Er zijn gloeaal 3 soorten eegeleiding
vrijwillige eegeleiding of hulpverlening
voorwaardelijke eegeleiding of hulpverlening
onvrijwillige eegeleiding of hulpverlening.
Vrijwillige begeleiding of hulpverlening
Mensen die vrijwillig hulpverlening zoeken, kunnen eerst terecht eij de huisarts en die verwijst ze dan door
naar professionele hulp. Ook melden mensen zich vaak eij een wijkteam, eij een Centrum voor Jeugd en Gezin
(CJG), een zelfstandige therapeut of een coach.
Voorwaardelijke begeleiding of hulpverlening
, Dit heef als doelgroep mensen die fnancitile eegeleiding nodig heeeen of mensen die aan de hand van
overheidsmaatregelen eegeleiding krijgen, mits zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.
overheidsfuncconarissen, gezinswerkers of schuldhulpverleners.
Onvrijwillige begeleiding of hulpverlening
Mensen die onvrijwillige eegeleiding of hulpverlening krijgen, zijn diegenen waareij een maatregel of straf is
opgelegd, waareij eegeleiding of hulpverlening is opgenomen. Bijvooreeeld een cursus: ‘’omgaan met agressie’’
of het nakomen van afspraken eij een reclasseringsmedewerker.
1.5 Voorwaarden voor efecteve begeleiding
Uit onderzoek naar clitintevredenheid komt naar voren dat werkelijke aandacht voor de persoon,
luisteren, eegrip en warmte, afstemming en moeite doen voor degene die geholpen wordt, het meest als
waardevol wordt ervaren. En wat waardevol is voor de clitint, draagt eij aan het slagen van de eegeleiding.
In relatiegerichte begeleiding wordt de focus gelegd op het opeouwen van een goede relace.
1.6 efecteve methoden van begeleiding
Een methode of werkwijze wordt evidence based practce (EBP) genoemd als proelemen worden opgelost
en de clitintsituace wordt vereeterd, waardoor eewezen is dat de methode aanslaat eij de clitint. In
hoeverre past de methode eij de werkwijze van de eegeleider en past deze methode ook eij de clitint en
zijn proeleem? Het gaat erom een goede ealans te vinden tussen het eewijs van de gekozen
eegeleidingsvorm of methode, de opvatng en ervaring van de eegeleider en de wens en mening van de
clitint.
In de presentetheorie zoekt de eegeleider de naeijheid tot de ander en de relace met de ander die op
hulp en steun is aangewezen, als plek om te eepalen wat er gedaan moet worden. Dat vergt een eetrokken
manier van waarnemen, afstemmen, keuzen maken en van professioneel handelen. Simpelweg : er zijn
voor de ander.
Feedback Informed Treatment (FIT) deze methode is op easis van onderzoek ontworpen. Met eehulp
van deze methode is het mogelijk om een werkrelace in het eegeleidingsproces op een systemacsche
wijze te evalueren, om een vereetering te realiseren ten aanzien van de efeccviteit van de eegeleiding en
hulpverlening en om clitint gerichte en efecceve eegeleiding en hulpverlening aan de clitint te kunnen
eieden.
voor mensen die zich zorgen maken en kunnen verzanden in onrealiscsche denkeeelden is een cogniteve
benadering (CGT) van eegeleiding vaak heilzaam.
1.7 moeilijkheden in het begeleiden en ondersteunen
soms geef de eegeleiding de clitint genoeg opluchcng, zodat hij op korte termijn weer verder kan. De
grote onderliggende proelemen worden dan vaak vergeten of daar is dan geen mocvace meer coor.
Er is een gevaar einnen het eegeleiden dat een clitint zich afankelijk voelt van de eegeleider. Dit kan er
voor zorgen dat de clitint geen eigen eeslissingen meer kan maken waardoor er nieuwe proelemen kunnen
ontstaan.
Een andere moeilijkheid is dat de hulpverlener zijn eigen normen en waarden (vaak oneedoeld) nee laat
wegen in de eegeleiding die wordt geeoden.