Huisvesting van dieren
Hoofdstuk 1 – Huisvesting van honden en katten
Als honden en katten bedrijfsmatig worden gehouden (bijv. asielen/pensions/kennels), is huisvesting aan strenge regels
gebonden → regels staan beschreven in Besluit houders van dieren → opgesteld door de overheid
In de Wet dieren en het Besluit houders van dieren worden regels opgesteld waar houders van dieren zich aan moeten
houden. Op zich zijn de regels in de Wet dieren niet heel uitgebreid. Dat komt omdat deze wetgeving in de Wet dieren
heel bijzonder is. Het is een 'kaderwet' (= een wet die geen gedetailleerde regels bevat, maar die algemene
uitgangspunten regelt als ook verantwoordelijkheden en procedures regelt) en er is sprake van zogenaamde 'omgekeerde
bewijslast'. Inspecties worden uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), de Landelijke
Inspectie Dierenbescherming (LID) en de politie. Mochten ze weten of denken dat houders van dieren hun dieren niet
goed huisvesten/verzorgen dat moet de houder bewijzen dat hij/zij het wel goed doet.
WETGEVING HUISVESTING VOOR ALLE DIERSOORTEN:
1. bewegingsvrijheid v/e dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel
wordt toegebracht;
2. een dier voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische (= natuurlijke) en ethologische (= gedrag) behoeften;
3. een dier wordt, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming geboden tegen slechte
weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren;
4. de houder v/e dier dat in een gebouw of kooi wordt gehouden, draagt er zorg voor dat het dier daaruit niet kan
ontsnappen
5. een dier heeft een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden
6. een dier heeft toegang tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of kan op een andere wijze
aan zijn behoefte aan water voldoen;
7. een dier krijgt voldoende verse lucht/zuurstof;
8. een ruimte waarin het dier wordt gehouden, wordt voldoende verlicht/verduisterd om aan de ethologische en
fysiologische behoeften v/h dier te voldoen;
9. behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor
een dier zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt
veroorzaakt en bevatten geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan het dier zich kan verwonden.
10. in de ruimte waarin een dier wordt gehouden, worden geen materialen en/of bodembedekking gebruikt die
ongeschikt of schadelijk zijn voor het dier;
11. 11 de materialen kunnen eenvoudig worden gereinigd en ontsmet
Hond
Hond is voorouder v/d wolf en is een solidair dier. Meestal wordt hij binnenshuis gehouden en het is dan van belang om
hem een eigen plek (mand/kussen/deken, die ook makkelijk schoon te maken is) te geven.
Let op de volgende punten bij een dergelijke plek:
1. mag niet op de tocht zijn;
2. mag niet te dicht bij de kachel/verwarming liggen;
3. mag niet in de felle zon liggen;
4. moet voor u goed zichtbaar zijn;
5. hond moet omgeving goed in de gaten kunnen houden;
6. moet lager zijn dan zittingen stoelen/banken ivm rangorde (mens staat hoger dan hond).
Bench (een opvouwbare kooi met toegangsdeur)
Het moet een veilige, vertrouwde plek zijn en groot genoeg zodat hond erin kan staan en languit liggen. Gebruik het
niet als straf! Hond gaat er na gewenning zelf in liggen om te slapen/rusten. Hij zal het niet bevuilen als hij regelmatig
wordt uitgelaten.
Bij opvoeding pup is bench een handig hulpmiddel (deur kan dicht). Bench kan goed schoongemaakt worden en is
vandalismebestendig.
Nadeel: lelijk en duur in aanschaf (wel weer duurzamer)
Ook goed te combineren met een mand/nachthok e.d.
Inrichting goed hok:
,– verdeel hok in een slaapplaats en tochtgang met een schot (loopt door tot plafond) als scheiding;
– doorgang moet groot genoeg zijn om hond heen en weer te kunnen laten tussen de 2 ruimtes
– goede maat: H > 1,5 x schofthoogte (= grond t/m bovenrand wervelkolom); L > 1,5 x romplengte (achterkant net t/m
staartaanzet); B > 1 x schofthoogte hond;
– plaats vloer hok min. 10 cm boven de grond en min. 3 cm dik en laat het naar buiten afwateren;
– hok moet goed gereinigd kunnen worden;
– hond moet zich er niet aan kunnen verwonden;
– schone drinkwaterbak buiten het hok, die goed bereikbaar is en niet omgegooid kan worden.
Hondenren
De wet zegt dat een hond niet voortdurend in een ren gehouden mag worden, tenzij wordt voldaan aan:
1. De ren: – uitsluitend bestemd is voor 1 of meerdere honden;
– aan 1 zijde open is;
– heeft voldoende oppervlak en hoogte voor de hond (of honden) waarvoor het dient.
2. De bodem v/d ren wordt zodanig gehouden dat deze schoon blijft en niet drassig wordt.
3. De hond heeft toegang tot een hok dat:
– voldoende ruimte biedt aan die hond;
– de hond bescherming biedt tegen nadelige weersinvloeden en kou
– eenvoudig kan worden gereinigd
4. In de ren bevinden zich geen voorwerpen waaraan de hond zich kan verwonden.
Geef honden afleiding, zodat ze zich niet gaan vervelen en evt. afwijkend gedrag kunnen vertonen (slopen/dwangmatig
rondjes lopen/blaffen). Houdt ze:
– gezelschap
– geef kauwattributen en/of speeltjes
– ga met ze trainen of samenwerken.
Beloon positief gedrag (met clicker/snoep/speeltje) en negeer negatief gedrag of roep “nee” als u ze op heterdaad
betrapt.
Kat
Vaak solitaire dieren, die voor zichzelf zorgen. Overdag slapen ze veel en jagen af en toe. In hoge bomen zijn ze veilig
en ze zijn goed bestand tegen kou. Katten worden meestal niet in kooien gehouden. Huiskamer is vaak het
binnenverblijf en tuin of hele buurt is het buitenverblijf, dat via een kattenluik (evt. met voorkoming ongewenste visite
andere katten)/open deur.
Een binnenkat heeft extra verzorging nodig: kattenbak vaker verschonen, zorg voor afleiding, biedt mogelijkheden om
te spelen, te klimmen en te krabben. Doe je dit niet/slecht dan grotere kans op:
– verveling;
– gedragsproblemen;
– medische problemen door stress (o.a. blaasontsteking/blaasgruis/depressie).
Zorg evt. voor een speelkameraadje, maar plaats niet te veel in een kleine ruimte → kan stress en gevechten
veroorzaken + infectieniveau voor virussen/schimmels/vlooien toe laten nemen.
BESLUIT HOUDERS VAN DIEREN
Deze regels zijn eenvoudiger dan de gedetailleerde regelgeving die in het Honden- en kattenbesluit stonden. Zo staat
bijv. in de nieuwe wet dat een dier “voldoende ruimte” moest hebben, terwijl in de voormalige wetgeving exacte maten
stonden.
Een gezelschapsdier gehouden in asiel/pensioen moet een geschikte ruimte hebben. Dat houdt in:
– dat het dier over voldoende bewegingsruimte beschikt;
– de ruimte en gebruikte materialen zijn aangepast aan de fysiologische en ethologische behoeftes v/h dier;
– het dier bescherming heeft tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s;
– dat bij huisvesting v/e hoogdrachtig/zogend dier, het met haar jongen de beschikking heeft over voldoende en
geschikte nestruimte;
– het dier niet t.g.v. de wijze waarop het gehuisvest is onnodige angst en stress ervaart;
– aantal en samenstelling van dieren en -soorten per verblijf zodanig is dat welzijn/gezondheid niet nadelig wordt
beïnvloed.
1) Adviezen voor minimumafmetingen van katten- en hondenverblijven
,Aantal katten
(excl. niet-gespeende kittens) Min. vloeroppervlakte (m2) Min. breedte (m) Min. hoogte (m)
2 0,85 0,65 0,6
3–5 3 1 1,8
elk volgende kat 0,6 1 1,8
Min. vloeroppervlakte (m2)
Schofthoogte (m) n = aantal honden (excl. niet- gespeende pups) Min. breedte (m) Min. hoogte (m)
< 0,3 (1+n) 1 1,8
0,3 – 0,5 (1+n) x 1,2 1,2 1,8
> 0,5 (1+n) x 1,5 1,2 1,8
Ingeval binnen- en buitenverblijven gescheiden worden door een deur, moeten beide verblijven voldoen aan
bovenstaande adviezen.
2) Ziekenboeg en quarantaineruimte
Wetgeving zegt het volgende over huisvesting van zieke of van ziekte verdachte dieren:
1. Inrichting moet t.m. beschikken over 3 afzonderlijke ruimtes voor het huisvesten en verzorgen van zieke of van
ziekte verdachte gezelschapsdieren in afzondering van andere dieren, dan wel over de mogelijkheid deze
ruimtes in te richten zodra dat nodig is
2. Deze ruimtes zijn:
a) a quarantaineruimte voor gezelschapsdieren waarvan bij binnenkomst in inrichting de gezondheidsstatus
onbekend is of de vaccinatiestatus onbekend of onvolledig is
b) b isolatieruimte voor gezelschapsdieren verdacht van een besmettelijke ziekte en dieren met klinische
verschijnselen v.e besmettelijke ziekte
c) c ruimte voor huisvesting van gezelschapsdieren die ziek zijn, maar geen besmettelijke ziekte hebben of
verdacht worden van het dragen v.e. besmettelijke ziekte.
3. Gezelschapsdieren geplaatst in het 2e lid bedoelde ruimte, worden solitair gehuisvest, tenzij dat vanuit
veterinair oogpunt niet noodzakelijk is
4. Ruimtes, bedoeld in het 2e lid, onderdelen a en b, vormen een volledig afgescheiden onderdeel v/e inrichting
5. Ruimte, bedoeld in het 2e lid, onderdeel c, kan bestaan uit een gedeelte v/h binnenverblijf dat kan worden
afgescheiden van overige binnenverblijven en dieren.
6. Een hond wordt, passend bij zijn ethologische en fysiologische behoefte, dagelijks in de gelegenheid gesteld
tijd door te brengen buiten de ruimte waarin deze gehouden wordt, indien de gezondheidstoestand v/d hond
zich daar niet tegen verzet.
Wetgeving zegt het volgende over gezondheid van honden/katten in het asiel/pension:
1. Er wordt gebruik gemaakt v/e protocol waaruit blijkt dat gezondheid van gezelschapsdieren dagelijks
gecontroleerd wordt, maatregelen ter voorkoming van ziekten worden genomen en zieke dieren op passende
wijze worden verzorgd
2. Indien verzorging geen of onvoldoende verbetering in toestand v/e ziek dier bewerkstelligt, wordt z.s.m. een
dierenarts gecontacteerd
3. Gezelschapsdieren waarvan bij binnenkomst de gezondheids- of vaccinatiestatus onbekend of onvolledig is,
worden onmiddellijk in quarantaine geplaatst.
4. Gezelschapsdieren verdacht v/d besmettelijke ziekte en dieren met klinische verschijnselen v/e besmettelijke
ziekte worden na binnenkomst onmiddellijk in isolatieruimte geplaatst.
5. Gezelschapsdieren mogen quarantaineruimte niet verlaten gedurende t.m. 7 dgn nadat de wettelijke inentingen
hebben plaatsgevonden, tenzij het de teruggave aan de eigenaar betreft.
3) Klimaat
Eisen wetgeving:
binnenverblijf moet vorstvrij, tochtvrij en droog zijn;
het moet voldoende geventileerd kunnen worden, zodat er voldoende zuurstof is
er moet goede verlichting zijn
Als een kat/hond buiten slaapt/rust bij een lage temperatuur, tolt het zich op, waardoor het lichaamsoppervlak verkleind
wordt → zo wordt hoeveelheid warmte die hij uitstraalt beperkt
Door te rillen creeert het warmte
Oude/zieke dieren kunnen veel minder goed tegen kou; dat geldt ook voor continue aangelijnde honden
Hond heeft altijd een schaduwplek nodig, want ze kunnen niet zweten. Ze raken warmte kwijt door te hijgen
(verdamping v/d tong) en via hun voetzolen
, 4) Inrichting
Rustplek katten: min. 15 cm boven de vloer, min. 35 cm lang en 20 cm breed
Voldoende vers water moet altijd beschikbaar zijn
Voldoende eetbakken, waar rustig gegeten kan worden zonder dat dominante dieren andere verjagen
Hygiene is ook erg belangrijk → water/eetbakken moet eenvoudig schoongemaakt kunnen worden, als ook de
materialen v/d slaap/rustplekken (voorkom vlooienbesmettingen)
5) Kattenbak
Basisregel: evenveel kattenbakken als het aantal katten in het verblijf +1 (sommige katten delen het wel met elkaar)
Ze moeten schoon zijn en op een rustige plek staan (schichtige katten durven niet te gaan op drukke plekken)
Sommige katten durven ook niet als er een dakje op zit of een klepje voor de ingang zit
Vloer rond kattenbak moet goed te reinigen zijn
Uit de buurt van eten en drinken
6) Krab- en klimpalen
Katten krabben om hun nagels af te slijten, maar ook om hun geurstoffen af te geven aan omgeving en territorium af te
bakenen. Krabgedrag kan verergeren als kat gespannen is of als er onderling ruzie is
Voetzooltjes bevatten kleine geurkliertjes
Krabben is natuurlijk gedrag -> aan meubels is af te leren → biedt alternatief (speeltjes/buiten) aan
ADMINISTRATIE RONDOM HET VERBLIJF VAN DIEREN
Wetgeving vereist van asielen, pensions en bedrijfsinrichtingen dat zij een register bijhouden. Daar staat het
aanmeldingsbewijs v/d inrichting in, als ook een kopie v/h vakbekwaamheidsbewijs v/d beheerder en de entbewijzen
v/d dieren die op dat moment in de inrichting verblijven/zijn opgenomen.
1) Administratie bij de opname en het verblijf in het asiel
Doel om van ieder dier zoveel mogelijk gegevens te noteren:
– noodzakelijk voor de financiële administratie;
– verschillende mensen werken vaak met de dieren; iedereen moet altijd volledig geïnformeerd zijn
– hoe meer info over het dier bekend is, hoe groter de kans om een geschikt huis te vinden
2) De opname v/d hond/kat
Hoe komt een dier bij het asiel terecht:
1) als zwerfdier (ergens aangetroffen zonder eigenaar) → asiel moet deze dieren opnemen
2) als afstandsdier (eigenaar kan/wil niet langer voor het dier zorgen) → asiel hoeft deze dieren niet altijd op te
nemen
Weigering van opname: asiel zit vol; herplaatsing vanwege gedrag/medische conditie vrijwel onmogelijk
Wat kan een asiel doen bij weigering dier:
1) zet dier op wachtlijst (eigenaar krijgt zo bedenktijd en komt er misschien op terug; asiel houdt plek over
voor zwerfdieren)
2) asiel neemt dier niet op, maar probeert het wel te herplaatsen → het asiel bemiddelt dan → dit moet ook
administratief vastgelegd worden (welke info is afhankelijk van afspraken met eigenaar)
3) Het inschrijfformulier
Elk dier dat een asiel opneemt, moet worden ingeschreven m.b.v. een papieren formulier of rechtstreeks in de computer.
Elk dier krijgt een uniek (volg) nummer → kan chipnummer zijn of bijv. een afzonderlijk volgnummer die op volgorde
van binnenkomst bewaard wordt.
Gegevens op inschrijfformulier:
1. datum binnenkomst
2. reden binnenkomst (zwerfdier/afstandsdier)
3. vindplaats (ingeval zwerfdier)
4. reden afstand (ingeval afstandsdier)
5. gegevens vinder/vorige eigenaar (naam, adres, tel.nr. en e-mailadres)
6. diersoort (hond/kat)
7. ras
8. naam v/h dier
9. geslacht
10. (geschatte) geboortedatum
11. signalement (lang/kortharig, kleur vacht)
12. gecastreerd/gesteriliseerd
13. chipnummer (check dit altijd gelijk)