Grote Inleiding Orthopedagogiek Samenvatting
Hoorcollege 1 - Orthopedagogische theorieën, modellen en werkwijze
Literatuur
RB&D Hoofdstuk 3: Het ‘handelen’ van cliënt en hulpverlener als uitgangspunt voor de
klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek
Opvoeders proberen de ontwikkelingen van kinderen in de goede richting te sturen. Echter
kunnen ontwikkelingsstoornissen, externe gebeurtenissen in de levensloop of
onverklaarbaar moeilijk hanteerbaar gedrag een vastlopende opvoeding veroorzaken. Dit kan
tot een crisis (verwarring in een keuzeprobleem) leiden. De orthopedagogiek kan hierbij
helpen, maar ook preventief zijn. Hierbij voorkom je het ontstaan of verergering van
problemen.
Wanneer niemand uit eigen omgeving een bruikbare aanpak weet kom je vaak terecht bij
- Eerste lijn hulpverleners (huisarts, orthopedagoog of psycholoog
- Bij psychische klachten bij tweede lijn hulpverleners (psychtherapeuten of psychiater)
- Bij extreem complexe problematiek bij derde lijn hulpverleners (gespecialiseerde
zorg, zoals academische centra voor kinder- en jeugdpsychiatrie)
Orthopedagogen schrijven geen kant-en-klare oplossingen voor volgens het afstandelijke
expert-model, maar gaan samen na welke keuzemogelijkheden er zijn en hoe deze te
gebruiken.
Handelen kun je onderverdelen in 2 vormen:
1) Intentioneel handelen: er is reflectie aanwezig
2) Functioneel handelen: geen reflectie aanwezig
Normatief/Antropologische visie: de visie van de hulpverleners op wat menselijk handelen is,
is van invloed op het proces van diagnostiek en behandeling.
Mensen zijn handelende individuen. Zowel de soort (mens) als ieder individu is uniek in zijn
handelen. Wat is menselijk handelen?
- Psychoanalytische visie: onbewust en aangeboren driften in sociale omgeving
ontwikkelen zich tot handelingspatronen. Door hier inzicht in te krijgen kan
verandering optreden.
- Leertheorie: reflexmatige reacties en biologisch bepaalde gedragsuitingen
ontwikkelen zich via conditionering tot gedragspatronen. Zichtbaar gedrag veranderd
onder invloed van omgevingsfactoren. Dieren en mensen komen in hun gedrag sterk
overeen.
- Humanistische psychologie: de mens valt niet te reduceren tot driften of aangeleerd
gedrag. Ieder mens is een totaal persoon dat zelf verantwoordelijkheid en keuzes
neemt.
- Biopsychologie: menselijk handelen is helemaal bepaald in de hersenen. Dit is
observeerbaar, meetbaar en beïnvloedbaar met medicatie.
,Vanuit de orthopedagogiek zien we handelen als het optreden van mensen waarbij een
denkmoment zit. Er is daarbij sprake van:
1) Optreden vanuit een bepaalde zekerheid
2) Op een overwogen wijze doen en laten en zichzelf daarvan rekenschap geven
3) Optreden in verwachting van een bepaalde afloop
Handelen impliceert dus dat er sprake is van intenties, plannen, verwachtingen en
overtuigingen. Mensen handelen in een door onszelf geïnterpreteerde context, waarin we
onszelf en onze daden een plaats toedenken. Deze context is afhankelijk van biologische,
sociale en culturele factoren.
Mensen handelen niet vanuit instinctieve patronen, onzekerheid is eigen aan het menselijk
handelen. Hierbij kan een vergissing of verkeerde keuze ontstaan. Maar ook niks doen is
handelen. Mensen kunnen elkaar corrigeren en aanspreken op handelen (en dus op het niet
handelen).
De Duitser Tenbruck zegt dat handelen niet altijd bewust en beslissingsgericht is. Soms
ontbreekt de tijd hiervoor of wordt het niet belangrijk genoeg geacht, bijvoorbeeld in
dagelijks handelen. Toch kunnen hierbij ook verwarring en onzekerheid optreden. De energie
van de persoon, de emotionele beleving van de eigen toestand beïnvloeden het maken van
keuzes. De mens staat de opgave tussen al deze factoren evenwicht te vinden en voor eigen
keuzes te verantwoorden.
Er zijn collectieve en persoonlijke verhalen. Aan het Westerse collectieve verhaal ligt de
Verlichting ter grondslag, met als belangrijkste standpunten vrijheid en gelijkheid. Het
relativeren van het collectieve verhaal kan als bedreigend worden gezien. Dit collectieve
verhaal wordt bewaakt door het stellen van gemeenschappelijke regels in een sociaal
systeem en het stellen van aanpassingseisen voor nieuwkomers. Mensen hebben ieder ook
een persoonlijk verhaal. Als mensen samen hetzelfde verhaal geloven zorgt dit voor
verbinding. Maar wanneer iemands persoonlijke verhaal niet past bij het collectieve verhaal
kan dit tot onzekerheid en uitsluiting leiden.
Voor hulpverleners is het belangrijk om een krachtanalyse te doorlopen. Hierin gaat de
hulpverlener na wat de cliënt zijn/haar verhaal is. Bij allochtonen kan dit voor problemen
zorgen. Door andere culturen hebben allochtonen en hulpverleners een andere klinische
realiteit, waardoor ze andere opvattingen kunnen hebben met betrekking tot opvoeding.
Binnen gezinnen bestaat ook een gezinsverhaal. Dit gezamenlijke verhaal vormt de basis voor
de manier waarop het gezin samenleeft. In probleemgezinnen is vaak een disfunctionele
gezinsmythe, die voor gezinnen en hulpverleners verwarrend is. Hierbij moeten
hulpverleners door de generaties voorkomen dat de gezinsmythe doorvoert.
Vanaf de geboorte wordt het kind geleerd zich te verantwoorden en moreel gestuurd te
handelen volgens de cultuur waarin het kind leeft. De regels die gelden in de omgeving
worden vaak niet expliciet onder woorden gebracht, maar worden geleerd via ervaringen.
Het kind krijgt hierdoor een voorkeur voor een bepaald type daden en laat zich door die
voorkeur motiveren. Opvoeden tot mondigheid wil zeggen dat kinderen leren de
verantwoording voor hun optreden te dragen. Op de in een cultuur doorgegeven verhalen
,kunnen mensen een beroep doen ter verantwoording van hun daden. Het zich aanpassen
aan sociale normen staan centraal in de sociale bindings- of controletheorie. Een sterke
binding van het individu met diens sociale omgeving verkleint de kans op het overtreden van
regels.
Wat als opvoedingsproblemen is afhankelijk van de context. Wat als ‘normaal’ opvoedend
handelen wordt gezien door opvoeders, heeft vaak haar waarde al bewezen. Als de
ontwikkeling of omgang met het kind niet binnen de normale context valt, kan dit leiden tot
gevoelens van onzekerheid, zorg en verwarring.
Hoe opvoedingsproblemen aan te pakken is ook afhankelijk van culturen. Er is steeds meer
sprake van protoprofessionalisering: de ondeskundige leert de taal van de hulpverlener en
gaat deze spreken. Hierdoor is er een groeiende vraag naar professionele hulp. Een
professional moet effectief kunnen handelen en zich oriënteren op verantwoorde doelen.
Onder professionals is een zekere taakverdeling van klinisch werk, naar
methodeontwikkeling, beleid, opleiding, wetenschappelijk onderzoek en theorievorming,
waarbij overal de vraag naar het ‘juist handelen’ zich voordoet.
De mens wordt opgevat als een rationeel handelend individu, zonder de kracht van
biologische wetmatigheden sociale invloeden te onderschatten. Maar al zijn de marges voor
rationeel en vrij handelen soms bijzonder smal, in een orthopedagogische benadering mogen
ze niet buiten beeld raken. Orthopedagogiek beoogt mensen te helpen de marges van
vrijheid op te sporen en verantwoord benutten. Zolang die keuzes er zijn, zijn keuzes
mogelijk. We hoeven ons niet bij de ontstane problemen neer te leggen, maar juist
opvoeders uitnodigen zelf keuzes te maken, uitgaande van hun rationaliteit en authenticiteit.
Opvoeders hebben op hun beurt de taak kinderen/adolescenten in een omgeving te laten
opgroeien waarin ze als individuen leren omgaan met de vrijheid van handelen. Het
handelen is te leren en te verbeteren, hoe lastig dat ook kan zijn.
Hoorcollege
Wat is opvoeden?
Er zijn meerdere definities van opvoeden:
- Grootbrengen en verzorgen
- Brengen tot zelfstandigheid
- Gevoed, lichamelijk en geestelijk vormen
Opvoeden is een vorm van socialisatie:
- Het proces van ‘inlijven van nieuwkomers in een groepsverband
- Iemand vertrouwd maken met de cultuur van een groep.
Opvoeden wordt grotendeels ongeorganiseerd door amateurs uitgevoerd.
, Procesmodel van Belsky laat zien dat opvoeden geen activiteit op zich is.
Volgens Langeveld is opvoeden broodnodig voor het vormen van een kind. Zonder opvoeding
gaat het altijd mis, mensen zijn animal educandum.
Theorieën over opvoeden zijn relatief, want gebonden aan cultuur en tijdperk waarin ze
ontstaan. Er zijn ook revivals: facetten uit opvoeding die iedereen belangrijk vindt. Denk aan
rust, reinheid en regelmaat.
Opvoeden is zowel de bewuste als de onbewuste invloed op de ontwikkeling van een kind.
Volgens Sprang is het alleen het bedoelde uitoefenen van invloed door primaire opvoeders,
maar ook invloed van secundaire opvoeders.
Wie is de opvoedeling: iemand in een afhankelijkheidsrelatie.
Wie is de opvoeder: bijv. ouder, iemand met ouderlijke rol, professionals enz.
Samengevat:
- Opvoeding is het proces waarin een persoon – meestal een kind – wordt gevormd
naar de normen en waarden van diens opvoeder(s) en daarmee meestal naar de
voornaamste normen en waarden van de samenleving waarin hij leeft
- Opvoeden beoogt behalve socialisatie een kind tot zelfstandigheid brengen
- De westerse opvoeding is er hoofdzakelijk op gericht het kind te helpen mondig te
worden, dat wil zeggen, in staat tot bekwaam en moreel en betrouwbaar deelnemen
aan samenleving en zelfvorming.
Maar volgens voorgaande theorieën kan niet iedereen opgevoed worden:
- Opvoeden is een functioneel proces
- Er is geen sprake van einddoelen die intentionele zin. Ouders hebben een diffuse
gerichtheid: hun kind wordt hopelijk gelukkig.
- Er zijn wel tussendoelen
Bijv: leren fietsen, diploma halen
- Doel van opvoedend handelen is de procesoptimalisering
- Zowel kind- als ouderperspectief zijn van belang
- Perspectief afwezig, dan is professionele hulp nodig.
Theorie van Kok: ouders creëren voor kinderen een klimaat en kansen om zich persoonlijk te
ontwikkelen. Pas als dat niet werkt ga je aan behandelingen denken.