METHODOLOGIE VAN HET BELASTINGRECHT 2018-2019
Werkcollege 1 - 5-10-2018: Trias politica en rechtsbeginselen
Literatuur:
Dusarduijn
• De proportionaliteitseis van artikel 1 EP en de vliegsnelheid van een onbeladen zwaluw
(MBB 2016/7-8, te vinden via NDFR)
http://www.ndfr.nl/net/link/MBB2016-08-01
Gribnau
• Trias politica in fiscalibus
• Equality, Legal Certainty and Tax Legislation in the Netherlands
Meijerman
• Toetsing aan grondrechten en fundamentele rechtsbescherming: een zaak van uitsluitend
politiek? (MBB 2018/4-3, te vinden via NDFR)
https://www.ndfr.nl/Tijdschriften/Item/MBB2018-04-03?t=MBB
Terugblik
Taken rechter:
1. Rechtsbescherming door recht te spreken
2. Rechtsinterpretatie
3. Recht vormen
o Met name op de momenten dat de rechter vindt dat de wet niet voldoet aan de
onderliggende rechtsbeginselen.
o Nadelen rechtersrecht:
i. Rechter is niet democratisch gelegitimeerd, de wetgever wel.
ii. Rechtszekerheid staat onder spanning, omdat de rechter een rechtsregel maakt
als het feit al is geschied. Rechtszekerheid: je moet vooraf weten wat de
gevolgen zijn van je actie. Ook is rechtersrecht afhankelijk van wat wordt
voorgelegd aan de rechter (dus niet consistent).
o Voordeel rechtersrecht: de rechter kan aan de hand van de feiten die hem worden
voorgelegd beslissingen nemen -> hij is flexibeler. De wetgever kan niet met elk
individueel belang rekening houden, hij houdt daarom rekening met het gemiddelde
belang. Bovendien worden wetten niet erg vaak gemaakt (een rechter zou flexibeler
kunnen zijn).
Inperking rechter door art. 120 GW (constitutioneel toetsingsverbod): rechter mag wetten in formele zin
niet toetsen aan de grondwet (lagere regelgeving mag wel).
- Hij mag wel toetsen aan mensenrechtenverdragen (bijv. voor het gelijkheidsbeginsel).
- En aan het recht van ongestoord eigendom (voor het draagkrachtbeginsel).
Voorstel: constitutioneel toetsingshof. Dit hof zou zich bezighouden met het toetsen van wetten aan
grondwetten/rechten. Zou de rechter dan anders reageren? Hij zou wellicht minder terughoudend
worden, omdat er dan minder ruimte voor verwijting is. Dit zou kunnen betekenen dat de
beoordelingsvrijheid van de wetgever wat minder ruim zou worden.
1
LH
,Opgave 1 – warmloop vragen
1. Wat is de hoofdregel op basis waarvan de rechter oordeelt of sprake is van schending van het
gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijke wetgeving?
Hoofdregel: schending van het gelijkheidsbeginsel treedt op als bij een ongelijk behandeling van gelijke
gevallen of een disproportioneel ongelijke behandeling van ongelijke gevallen er geen objectieve
redelijke rechtvaardiging is.
Het gelijkheidsbeginsel bevindt zich in art. 1 van de Grondwet, art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. De rechter
mag echter niet toetsen aan de grondwet. De hoofdregel m.b.t. het gelijkheidsbeginsel is dat gelijke
gevallen gelijk behandeld moeten worden (en ongelijke gevallen ongelijk).
Schending van het gelijkheidsbeginsel doet zich voor indien:
a. Er sprake is van ongelijke behandeling van gelijke zaken en;
b. Er geen redelijke en objectieve grond is voor deze ongelijke behandeling.
Toetsingsschema gelijkheidsbeginsel:
1. Is sprake van gelijke (vergelijkbare) gevallen? (globaal niveau of detailniveau)
2. Is sprake van een (on)gelijke behandeling?
3. Bestaat voor die ongelijke behandeling een objectieve & redelijke rechtvaardiging?
a) Is sprake van legitieme doelstelling overheidsbeleid?
b) Is sprake van redelijke evenredigheid/proportionaliteit tussen middel en doel?
2. Wat is de hoofdregel op basis waarvan de rechter oordeelt of sprake is van schending van het
ongestoord genot van het eigendomsrecht?
Kern ongestoord genot eigendomsrecht (art. 1 EP), drie elementen:
1. Hoofdregel schending ongestoord genot eigendomsrecht is dat iedereen recht heeft op
ongestoord genot van eigendom, niemand mag dat recht ontnomen worden.
2. Tenzij dat gebeurt in het algemeen belang.
3. Die inbreuk moet wel voldoen aan de rechtsbeginselen.
Toetsingsschema art. 1 Eerste Protocol van het EVRM:
Toegangsvragen (moeten positief beantwoord worden):
1. Is er sprake van eigendom?
2. Is sprake van aantasting eigendomsrecht?
Toetsingsvragen:
3. Is aantasting geoorloofd omdat maatregel
a. Rechtsgeldig is (lawfulness) en
b. Een legitiem doel dient (legitimate aim) en
c. Proportioneel is (proportionality)
De hoofdregel is dat er een schending is indien een rechtsregel niet voldoet aan de vereisten van
rechtsgeldigheid, legitimiteit en/of proportionaliteit (de toetsingsvragen). De toegangsvragen geven niet
de schending aan.
- Rechtsgeldigheid: de rechtsregel moet een wettelijke basis hebben, gebaseerd zijn op het
rechtszekerheidsbeginsel en je moet verweer kunnen voeren.
o Rechtzekerheidsbeginsel: de regel moet precies en voorzienbaar zijn. Terugwerkende
kracht staat daarom onder spanning met dit beginsel.
2
LH
, o Waarom is de rechtsgeldigheidseis in de toetsing anders dan de legitimiteit en
proportionaliteitseis? De ruime beoordelingsmarge van de wetgever geldt voor deze eis
niet.
- Legitiem is het snel
- Proportionaliteit: er moet evenwicht zijn tussen het algemeen belang van de staat om belasting
te heffen en het individuele belang om niet te zwaar belast te worden.
3. Zet uiteen waarom het moeilijk is voor een rechter is om te oordelen dat belastingwetgeving in
strijd is met het eigendomsrecht dan wel het gelijkheidsbeginsel.
Indien de rechter stelt dat wetgeving in strijd is met een van de mensenrechten van het EVRM, neemt het
vertrouwen in de wetgever af. De rechter is daarom terughoudend met het toetsen aan internationale
mensenrechten. Waarom is het zo erg dat het vertrouwen van de wetgever afneemt? Omdat hij
democratisch gelegitimeerd is. Wanneer een rechter oordeelt dat wetgeving in strijd is met een van de
mensenrechten, wordt daarmee een democratisch tot stand gekomen wet aangetast. Echter, het
vertrouwen in de rechter kan ook afnemen als hij niet oordeelt dat er sprake is van schending van
mensenrechten, terwijl de belastingplichtige dat wel zo ervaart.
- Vertrouwen in de wetgeving/wetgever wordt geschaad
- Rechter is niet democratisch gelegitimeerd
4. Op welke drie uiteenlopende wijzen kan de rechter reageren als hij constateert dat een schending
van voornoemde rechten heeft plaatsgevonden? Noem voor- en nadelen van elke vorm. U mag uw
antwoord concretiseren.
1. Hij kan de regeling buiten toepassing verklaren
a. Voordeel: de belastingplichtige (en iedereen die in dezelfde situatie verkeert) krijgt zijn
recht
b. Nadeel: heeft grote budgettaire consequenties en de rechter gaat op de stoel van de
wetgever zitten. Alleen een regeling met een beperkt bereik zou dus buiten toepassing
verklaard kunnen worden.
2. Hij kan de regeling gedragsconform aanpassen
a. Voordeel: de belastingplichtige (en iedereen die in dezelfde situatie verkeert) krijgt zijn
recht
b. Nadeel: de rechter gaat opnieuw op de stoel van de wetgever zitten. Ook de mensen die
niet geprocedeerd hebben, krijgen het voordeel, dit kan budgettaire consequenties
opleveren.
3. Hij signaleert het, maar hij laat het aan de wetgeving over.
a. Voordeel: er wordt rekening gehouden met de trias politica; de rechter gaat niet op de
stoel van de wetgever zitten.
b. Nadeel: de wetgever hoeft niets met de signalering te doen. Het gevolg is dat de
belastingplichtige zijn recht niet krijgt.
5. Welke standaard heeft het EHRM geformuleerd in de arresten James en Della Ciaja? Zijn er latere
aanvullingen?
Het EHRM gunt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid.
a. James: aanscherping van de ruime beoordelingsvrijheid ten aanzien van wetgeving op het gebied
van sociale en economische regelingen. De nationale autoriteiten zijn volgens het EHRM beter in
staat tot evaluatie van de feitelijke situatie in hun land dan de internationale autoriteiten.
b. Della Ciaja: het EHRM gaat bij de toetsing aan het discriminatieverbod uit van een ruime
beoordelingsvrijheid voor de belastingwetgever.
3
LH
,De grens van de beoordelingsmarge ligt daar waar een redelijke grond voor de betreffende fiscale
rechtsregel ontbreekt.
Aanvulling: nu is het een ‘zeer ruime beoordelingsvrijheid’ – Hongaarse ontslagzaken arrest.
6. Waarom vindt Gribnau het goed dat de in vraag 5 bedoelde standaard geldt in het fiscale recht?
Licht daarna toe waarom Dusarduijn kritiek heeft op het gebruik daarvan.
• Gribnau: omdat de rechter dan niet op de stoel van de wetgever gaat zitten
• Dusarduijn: de HR geeft de wetgever niet meer vrijheid dat het Europese Hof toestaat. De
reikwijdte van de toegekende beoordelingsmarge wordt immers beperkt door het internationale
karakter ervan en door de individuele proportionaliteitstoets.
▪ De margin of appreciation is door het Europese hof in het leven geroepen en dat hof
staat op grotere afstand van de nationale wetgeving. Het is dus logisch dat de Europese
rechter zegt dat hij zich niet bemoeit met wat de nationale wetgever doet (tenzij hij
extreem onfatsoenlijk is). De nationale rechter hoeft die beoordelingsvrijheid niet zo ruim
te nemen, want hij weet goed wat er in het land speelt. Visie van Dusarduijn, maar niet
van de HR.
7. Bestudeer (nogmaals) het BOR-arrest (BNB 2014/30). Constateert de Hoge Raad een schending van
mensenrechten? Wat is het doorslaggevende argument? (r.o.?)
http://deeplinking.kluwer.nl/?param=00C61881&cpid=WKNL-LTR-Nav2
Het arrest ging over de BOR in de successiewet (zeer ruime vrijstelling voor ondernemers) en of deze in
strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
De bedrijfsopvolgingsfaciliteit van de schenk- en erfbelasting is niet in strijd met het discriminatieverbod.
▪ Stimulering van ondernemerschap en een bijdrage leveren aan behoud en groei van de
werkgelegenheid/economische activiteit/stabiliteit zijn gerechtvaardigde belangen.
▪ De faciliteit is niet in evident onredelijke verhouding met de beoogde doelen
▪ De wetgever heeft daarom de grenzen van zijn ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden
= hoofdargument.
▪ Dus geen discriminatie
Opgave 2 – warmgelopen de actualiteit in
Bestudeer de fiscale maatregelen die op Prinsjesdag bekend zijn gemaakt.
1. Zoek aan de hand van de Meijerman-categorieën van wetten een viertal voorbeelden die mogelijk
in de toekomst problemen kunnen geven.
Meijerman onderscheidt vier categorieën van wetten:
a. Pakketwetten (politiek compromis)
• Nadeel: je krijgt een uitruil.
b. Gedateerde/houdbaarheidswetten (wetten waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden).
c. Speciaal-interest-wetten/lobby wetten (met name tot stand gekomen als gevolg van lobbyisme)
• Voorbeeld dividendbelasting afschaffen
d. Complexe wetten met onvoorziene effecten
4
LH
,2. Zoek het Advies van de Raad van State op (waar vindt u dat…?) Wat is het voornaamste bezwaar
van de Raad van State tegen de voorstellen? Gevolg van deze (kwaliteits)zorg?
Het advies van Raad van State is te vinden in de parlementaire stukken. Kamerstukken hebben nummers:
3 = memorie van toelichting
4 = advies van raad van state
5 = nader verslag/reactie regering
Advies Raad van State Wetsvoorstel Belastingplan 2019
- Te hoge frequentie wijziging fiscale wetgeving
- Geen spreiding indiening voorstellen
- Te veel nadruk op BD, te weinig voor burgers
- Draagkrachtbeginsel (verder) onder druk
- Gemiste kans denken over uniformering BTW tarief
- Herziening belastingstelsel/toeslagen nodig
- Tijdstip voorleggen aan RvS
Opgave 3 – richting finish
Bestudeer (nogmaals) het arrest BNB 2016/177 en de in dat arrest aangehaalde zaak BNB 2015/174.
Onderzoek dan de volgende casus.
BNB 2016/177 (Noorse belanghebbende tweede woning in eigen gebruik in Nederland):
http://deeplinking.kluwer.nl/?param=00CC3E86&cpid=WKNL-LTR-Nav2
BNB 2015/174 (leegwaarderatio):
http://deeplinking.kluwer.nl/?param=00CA8277&cpid=WKNL-LTR-Nav2
Dit arrest gaat over de waardering van een verhuurde woning in box 3. Voor woningen wordt de WEV
gesteld op de WOZ-waarde. De WOZ-waarde gaat uit van de waarde in leegstaat.
- Een verhuurde woning is geen leegstaat.
- Correctiemogelijkheid = leegwaarderatio (percentage van de WOZ-waarde) voor de huursom. Bij
een verhuurde woning met huurbescherming is dit bedrag niet reëel.
- Huurbescherming bij verhuurde woning: de huur mag niet verhoogd worden. De
huurbescherming in deze casus was zodanig dat de huur nooit verhoogd mocht worden.
- In casu is de WEV met correctie leegwaarderatio niet juist. De woning is minder waard dan uit de
berekening komt en dan waarvoor hij belast wordt in box 3. Mogelijk aantasting
eigendomsrecht, omdat de woning te zwaar belast wordt.
- Schending eigendomsrecht. Als het waardeverschil hoger dan 10% is, mag de verhuurder een
andere waarde aangeven.
o HR: de leegwaarde ratio tabel is een stapeling van forfaits. Er is niet voldaan aan de
bedoeling van de wetgever. Als het waardeverschil hoger dan 10% is, moet er van een
andere waarde uit worden gegaan.
- Forfait moet de werkelijkheid benaderen. Hiervoor moet je kijken naar een langere periode.
X is alleenstaand, haar vermogen bestaat uit bank- en spaartegoeden.
De waarde van deze tegoeden (vóór aftrek van het heffingsvrij vermogen), de rente die hierop is
ontvangen en de door haar betaalde belasting in box 3 kan met betrekking tot de afgelopen zeven jaren
als volgt worden gespecificeerd:
5
LH
,* Waarom is 2013 rood? In dit jaar is voor het eerst sprake van een belastingheffing hoger dan het
daadwerkelijke rendement. De heffing is meer dan 100% -> denk aan schending eigendomsrecht!
Aan X is voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit
sparen en beleggen van € 12.746. De daarover verschuldigde belasting bedraagt Bij uitspraak op
bezwaar heeft de belastingdienst de aanslag gehandhaafd.
X procedeert. In geschil is het antwoord op de vraag of de belastingheffing over het belastbaar inkomen
uit sparen en beleggen 2015 in strijd is met het recht op een ongestoord genot van eigendom.
De hoogte van het box 3-vermogen over het onderhavige jaar alsmede de daarop ontvangen rente en
de daarover betaalde belasting/te betalen belasting is tussen partijen niet in geschil.
Rechtbank en Hof verklaren het beroep van X (eisende partij) ongegrond
Ten overvloede (en om hersencapaciteit te sparen): in het onderhavige jaar (2015) bedraagt de\
rendementsfictie in deze wetgeving 4%. Deze fictie is onweerlegbaar (geen tegenbewijs mogelijk).
Stel u bent raadsheer in de Hoge Raad. Beantwoord de volgende vragen:
1. Acht u het gepast dat X een beroep op een dergelijk (ethisch?) beginsel doet?
Hoort het eigendomsrecht wel thuis in de mensenrechten of is het een economisch recht? (art. 1 EP is
namelijk onderdeel van een mensenrechtenverdrag (EVRM)).
- Andere mensenrechten gaan veel verder..
- Wat is een mensenrecht? Een recht om de menselijke waardigheid beschermen en waar iedereen
aanspraak op kan maken. Een recht waarvan je aanvoelt dat ieder mens over dat recht moet
kunnen beschikken (zoals het recht niet gemarteld te worden).
Het recht op eigendom kan nauw samenhangen met andere rechten van de mens en staat niet voor niets
in het protocol. Daar waar mensenrechten worden geschonden, wordt bijna altijd ook het
eigendomsrecht geschonden. Juist vanwege de koppeling van eigendom en mensenrechten, is het terecht
dat het in het mensenrechtenverdrag zit, ook al heeft het economische aspecten. (mening)
2. Op welk niveau zou sprake kunnen zijn van een (al dan niet gerechtvaardigde) schending van het
ongestoord genot van het eigendomsrecht van art. 1 EP?
Globaal en individueel niveau. Verschil in toetsing:
- Eerste toets is op globaal niveau: is er een redelijke verhouding tussen doel en middel?
o De rechtsregel zou vervallen voor iedereen die er te maken mee krijgt.
- Tweede toets is op individueel niveau: is er een buitensporige last voor de individu?
o Gaat alleen om de procederende belastingplichtige in kwestie.
6
LH
, 3. Zal X kiezen voor aansluiting bij de massaal bezwaarprocedure van de Bond voor Belastingbetalers?
Art. 25f AWR: massaal bezwaarprocedure. Dit gaat over het globale niveau. Het wordt aangewezen door
de staatssecretaris van financiën voor efficiëntie (voor de BD).
- Voordelen: kosten zijn laag, de bond is deskundig, efficiëntie
- Nadelen: je moet je aansluiten bij een rechtsvraag die je niet zelf hebt bedacht. Je geeft je
individuele recht op ten behoeve van massaal bezwaar.
Art. 25f biedt een splitsingsmogelijkheid, in tegenstelling tot art. 25a AWR (oud). Je kan je hierdoor
enerzijds aansluiten bij de massaal bezwaarprocedure en anderzijds individueel procederen voor zaken
die daar niet rechtstreeks aan gerelateerd zijn.
4. Hoe luidt uw beslissing op het beroep in cassatie?
Tellen voorgaande jaren wel of niet mee voor de disproportionaliteit?
De belastinglast in 2013 is ruim 150% (over rente van 2400 euro wordt 3820 belasting geheven). Maar in
2008 is er bijvoorbeeld maar een belastingdruk van ongeveer 42%.
Moet je, om te bepalen of er een disproportionele last is, naar de gemiddelde belastingdruk kijken?
HR kijkt ook naar voorgaande jaren.
- Individueel niveau: voor het individu geldt alleen het jaar zelf. Er is in box 3 ook geen
verliesverrekening, dit is een argument om niet naar andere jaren te kijken (want dit doe je bij
verlies ook niet)
- Globaal niveau: je kijkt of de heffing an sich redelijk is, dan is het verdedigbaar om te kijken naar
meerdere jaren samen (lange termijn)
5. Welke overwegingen dragen uw beslissing (welke positie in het evenwicht van machten kiest u)?
Niet behandeld.
6. Zou uw antwoord anders luiden als de wetgever in 2001 de vermogensrendementsheffing had
gepresenteerd als een vermogensbelasting?
Het is geen vermogensbelasting genoemd omdat dat verdragsrechtelijke consequenties heeft. Nederland
heeft met alle andere landen van de wereld verdragen op het gebied van inkomstenbelasting, maar we
hebben maar met een beperkt aantal landen verdragen op het gebied van vermogensbelasting. Dus was box
3 een vermogensbelasting genoemd dan had het hele verdragsnetwerk herzien moeten worden.
Door een vermogensrendementheffing een vermogensbelasting te noemen omzeil je niet het
eigendomsrechtprobleem. Ook vermogensbelastingen kunnen in strijd zijn met het eigendomsrecht. Je kijkt
toch naar de vraag of een belastingplichtige inteert op zijn vermogen.
Het gaat er om of de heffing een disproportionele last oplevert. Box 3 heeft geen plafond (geen
verliesverrekening). Dusarduijn: box 3 loopt gevaar bij het EU hof. Essers denkt dat een vermogensbelasting
minder onrechtvaardig voelt.
Zelfstudie - opgave 4 (niet behandeld in college)
In het kader van fiscale wetgeving spreekt Gribnau over de wetgever die optreedt als een alleenheerser.
1. Wat wordt hieronder verstaan?
De focus is veel te veel gericht op de uitvoerbaarheid van de wetgeving (dus de focus is veel te veel gericht op
de positie van de belastingdienst). De wetgever let meer op het perspectief van de belastingdienst, dan op het
perspectief van belastingplichtige.
Standaardantwoord: de wetgever is partijdig, omdat hij te veel het perspectief van de belastingdienst
inneemt, te zeer let op dienstbehoeften en belangen (doelmatige uitvoering).
7
LH