Capita Selecta Belastingheffing Particulieren 2018-2019
Werkcollege 1 – 7-9-2018: Systeem en structuur van de
aanmerkelijkbelangregeling
Literatuur:
- M.L.M. van Kempen (red.), Cursus belastingrecht, Inkomstenbelasting, onderdelen 1.0.2,
2.3.2.I, 2.3.3, 3.4.3.C.h en 3.4.3.D, a t/m g en hoofdstuk 4, afdeling 4.1 t/m 4.5.1.B en 4.8,
m.u.v. 4.8.1.G, 4.8.2. en 4.8.3 (beschikbaar via Kluwer Navigator).
- S.J. de Mol-Verver, ‘Rechtsvormkeuze en fiscale problematiek’, WPNR 2016/7114 (te
raadplegen via NDFR) (X)
- A.C. Rijkers, ‘Een inkomensbegrip voor de 21e eeuw’, digitaal te raadplegen via
Blackboard (X)
- Kennisclip Verkrijging krachtens erfrecht: juridisch en fiscaal, link:
https://tilburgutube.uvt.nl/asset/detail/V2KMMQwXOWEABPLcUUYYQXJG/
- Kennisclip Huwelijksgoederengemeenschap: juridisch en fiscaal, link:
https://tilburgutube.uvt.nl/asset/detail/aYGHVtY7kYVZUjdR7JCNR5wt
Opgave 1 (niet behandeld in college)
Leg uit waarom de wetgever de aanmerkelijkbelangregeling (ooit) heeft ingevoerd en waarom de
wetgever heeft gemeend een aparte box te moeten maken voor het aanmerkelijk belang. Ga daarbij
ook in op de vraag of box 1 respectievelijk box 3 meer of minder juist zou zijn.
Het aanmerkelijkbelangregime stoelde in eerste plaats op de vergelijking van een
grootaandeelhouder met een ondernemer. Anders dan een belegger, die het vooral gaat om het
rendement op zijn aandelen, kan de grootaandeelhouder invloed uitoefenen op de bedrijfsuitoefening
en is hij primair geïnteresseerd in de ondernemingsactiviteiten. Daarnaast gold als uitgangspunt dat
de grootaandeelhouder de macht in de vennootschap heeft om over de winstreserves te kunnen
beschikken en zodoende het uitdelings- of oppottingsbeleid kan bepalen. Hij zou dus de (progressief
belaste) uitkering van dividend kunnen beperken en de winstreserves van de vennootschap in handen
kunnen krijgen door verkoop van aandelen wat zonder ab-regime onbelast zou blijven. (Geldt dit
oppotargument nu nog?)
Opgave 2
Daan bezit met ingang van 2015 4% van de aandelen in X-
City BV. Lara, de echtgenote van Daan, met wie hij onder
huwelijkse voorwaarden is gehuwd, bezit alle aandelen in
Van der Snoep Holding BV. Van der Snoep Holding BV bezit
3% van de aandelen in X-City BV. Daarnaast bezit Lara een
koopoptie op aandelen X-City BV, waarbij zij het recht heeft
om vanaf 2015 tot uiterlijk eind 2017 4% van de aandelen in
X-City BV te kopen.
a) Heeft Daan en/of Lara in 2015 een aanmerkelijk belang in X-City BV?
Er is sprake van fiscaal partnerschap tussen Daan en Lara. Als er op basis van art. 4.6 IB een AB is,
worden de koopopties meegeteld o.g.v. art. 4.9 IB.
1
LH
,Art. 4.6 IB: begrip AB. De belastingplichtige heeft een AB indien hij, al dan niet tezamen met zijn
partner, direct of indirect 5% van het kapitaal van de vennootschap heeft. Lara heeft indirect (via
Snoep Holding BV) een belang van 3% in X-City BV. Daan heeft een direct belang van 4% in X-City BV.
Omdat Daan en Lara partners zijn (zie art. 5a AWR: als partner wordt aangemerkt de echtgenoot),
hebben ze tezamen ten minste 5% en dus een AB.
Art. 4.9 IB: meesleepregeling. Omdat Lara al een AB heeft in X-City BV o.g.v. art. 4.6 IB, wordt haar
koopoptie ook meegeteld.
Gegevens
In juli 2016 schenkt Lara de koopoptie op aandelen in X-City BV aan haar nog studerende
meerderjarige dochter Sabine. De kostprijs van de koopoptie bedroeg € 10.000. De waarde in het
economische verkeer bedraagt € 25.000.
b) Gesteld dat vóór de schenking in juli 2016 sprake was van een aanmerkelijk belang in X-City
BV, wat zijn dan de fiscale gevolgen van deze schenking voor Lara?
Er is sprake van een vervreemding op basis van art. 4.12 IB. Het vervreemdingsvoordeel is de
overdrachtsprijs minus de verkrijgingsprijs (art. 4.19 IB). Echter is er geen overdrachtsprijs, omdat er
geschonken wordt. Op grond van art. 4.22 IB wordt de overdrachtsprijs gesteld op de WEV indien een
tegenprestatie ontbreekt. Het vervreemdingsvoordeel is daarom € 25.000 -/- € 10.000 = € 15.000.
Lara heeft tezamen met Daan nog steeds een belang van ten minste 5%. Sabine krijgt de koopoptie
van 4%. Omdat zij een bloedverwant in de rechte lijn van Lara is, behoort haar koopoptie ook tot het
AB (art. 4.10 IB: meetrekregeling).
Art. 4.4 IB: koopopties worden gelijkgesteld met een aandeel (en art. 4.10 IB is hiervoor niet
uitgezonderd).
Gegevens
Eind 2016 verkoopt Lara al haar aandelen in Van der Snoep Holding BV aan een derde. Stel dat voor
de verkoop van de aandelen Van der Snoep Holding BV sprake was van een aanmerkelijk belang bij
Daan in X-City BV.
c) Heeft de verkoop door Lara gevolgen voor Daan met betrekking tot zijn belang in X-City BV?
Door de verkoop vervalt het indirecte belang van Lara (3%) in X-City BV. Daan heeft hierdoor nog
maar een belang van 4%. De meetrekregeling is niet van toepassing, omdat Sabine en Daan beiden
zelfstandig geen AB hebben. Echter is er wel sprake van een fictieve vervreemding, omdat er niet
langer een AB aanwezig is (art. 4.16(g) IB).
Art. 4.40 IB (doorschuiving): op verzoek vindt art. 4.16(1)(g) IB geen toepassing, omdat de aandelen
van Daan nog steeds tot zijn vermogen behoren (en Daan dus niet daadwerkelijk liquiditeiten heeft
ontvangen).
Opgave 3
Karin van Eindhoven heeft alle aandelen in Bio wijnproeverij BV in 1994 gekocht voor € 20.000. Zij
heeft de aandelen in 2015 verkocht aan een modieuze wijnfabrikant voor € 500.000. Op dat moment
loopt er een procedure tegen Wijnleverancier BV die tot dan toe de wijn leverde aan Bio
Wijnproeverij BV. Wegens slechts levering heeft de BV een schade geleden van € 120.000. Karin
schat de kans op een gunstige afloop laag in. Zij verwacht hooguit € 30.000 van de rechter te
ontvangen. Karin wil bij de verkoop van de aandelen rekening houden met de ontvangst van een
mogelijke schadevergoeding. De koper ziet daar niets in; de uitkomst is immers veels te onzeker.
2
LH
,Te lange leste gaat de koper akkoord met een juridisch beding, dat bij een voor de vennootschap
gunstige afloop van de procedure een nabetaling van maximaal € 100.000 zal volgen. P
De aandelen worden op 28 december 2015 bij notariële akte geleverd. Betaling volgt op 15 januari
2016. De rechter stelt Bio wijnproeverij BV in 2017 deels in het gelijk. Karin van Eindhoven ontvangt
op 31 december 2017 op grond van het opgenomen beding in de verkoopakte € 80.000. Hoe moet
Karin van Eindhoven de ontvangsten uit hoofde van de verkoop van de aandelen in haar aangiften
verwerken?
Verkoop AB:
• Inkomen uit AB bestaat uit reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen (art. 4.12 IB)
• Vervreemdingsvoordeel = overdrachtsprijs -/- verkrijgingsprijs (art. 4.19(1) IB).
Vervreemdingsvoordeel 2015 = 500.000 -/- 20.000 = 480.000.
o Art. 4.20 IB Overdrachtsprijs
o Art. 4.21 IB Verkrijgingsprijs
Karin ontvangt de € 80.000 in 2017 in haar hoedanigheid als aandeelhouder (ook al heeft ze geen
belang meer)
Art. 4.28 IB en art. 4.29 IB zouden allebei toegepast kunnen worden
• Art. 4.29 (1) IB: indien na de vervreemding de overdrachtsprijs wordt verhoogd, wordt het
verschil met de oorspronkelijke overdrachtsprijs aangemerkt als vervreemdingsvoordeel. In
2017 is er dus een vervreemdingsvoordeel van € 80.000.
o Art. 4.29 IB wordt vooral gebruikt voor balansgaranties.
• Art. 4.28 IB: verschil in uitwerking met art. 4.29 IB is dat hier een geschatte overdrachtsprijs
wordt gebruikt (hier € 30.000). Art. 4.28 IB is in het leven geroepen voor onzekere termijnen
o In de praktijk vaak gebruikt voor goodwill
Er is één overeenkomst, maar de vraag is of er nu sprake is van 1 of 2 termijnen?
- Er zijn twee termijnen, waarvan de tweede onzeker is. Dus Hoogeveen neigt naar toepassing
van art. 4.28 IB.
Opgave 4
Linda Siteur is enig aandeelhouder van de Holding Leuke fiscalisten
TLBRG BV. Deze BV houdt alle aandelen in Top fiscalisten Werk BV. In
deze BV wordt een onderneming gedreven. Zij heeft een in Maastricht
wonende zoon Bastiaan, die graag deze aandelen wil overnemen. De
zoon is al vijf jaar werkzaam voor de werkmaatschappij. Iedere zaterdag
leest hij alle adviesrapporten door en haalt hij de taalfouten eruit. Ook
maakt hij het kantoor van zijn moeder schoon. Linda is bereid de
aandelen in Werk BV aan haar zoon te schenken, maar ze wil de
aandelen in de holding niet kwijt. Haar adviseur stelt dat de Holding de
aandelen in de werk BV ook om niet kan overdragen aan Bastiaan.
a) Wat vindt u vanuit fiscaal oogpunt van het advies van de
adviseur?
Doorschuiving: de belastingclaim en verkrijgingsprijs worden doorgeschoven. Er gaan geen aandelen
uit het vermogen van Linda naar haar zoon, dus art. 4.17c IB kan niet toegepast worden.
Als de holding de werk BV aan Bastiaan schenkt, wordt dit gezien als verkapt dividend aan Linda.
3
LH
,Art. 25(11) Inv: uitstel van betaling
Art. 4.22 IB: correctie naar WEV. Indien een tegenprestatie ontbreekt, wordt als tegenprestatie
aangemerkt de WEV op het moment van vervreemding.
b) Ziet u een oplossing voor het door u onder a geconstateerde probleem?
De holding BV splitsen in twee BV’s. BV 1 houdt de deelneming in Werk BV en BV 2 houdt de overige
activa en passiva. Linda kan vervolgens BV 1 schenken aan Bastiaan. Op deze manier gaat er wel
vermogen over van Linda naar Bastiaan, dus kan art. 4.17c IB wel toegepast worden.
Art. 4.17c IB: de overdracht hoeft niet als vervreemding aangemerkt te worden als er aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
• De vennootschap moet een onderneming drijven
• Het AB mag niet op grond van de meetrekregeling zijn gebaseerd
• De verkrijger is binnenlands belastingplichtige en de verkregen aandelen behoren niet tot zijn
onderneming.
• De verkrijger moet reeds gedurende 36 maanden in dienstbetrekking zijn van de
vennootschap waar de aandelen betrekking op hebben.
Echter in BV 1 zit enkel nog de deelneming in de Werk BV en dus geen onderneming?
• Art. 4.17c(3) jo. art. 4.17a(5) IB: je mag de onderneming in Werk BV als het ware toerekenen
aan BV 1, dus art. 4.17c IB mag toch toegepast worden op schenking van de aandelen in BV 1.
c) Kan in die gevallen, waarin de toepassing van de doorschuiffaciliteit bij schenking niet
wenselijk en voordelig lijkt, van toepassing daarvan worden afgezien? Zo ja hoe, en zo neen,
waarom niet?
Art. 35b Successiewet (bedrijfsopvolgingsfaciliteit schenking) is op verzoek.
Art. 4.17c IB (bedrijfsopvolgingsfaciliteit IB) is op verzoek.
Opgave 5
Vader Piet bezit 4% van de aandelen in WerkBV. Zijn
zoon John is in algehele gemeenschap van goederen
gehuwd met Karin en hij heeft ook 4% van de aandelen
in WerkBV. Zoon Charlie woont samen met Emma en
bezit de resterende aandelen in WerkBV.
Zowel Charlie als vader Piet werken fulltime voor
WerkBV. Charlie ontvangt een salaris van € 65.000 en
zijn vader krijgt € 10.000. Voor Charlie zou een salaris
voor een vergelijkbare dienstbetrekking € 120.000
bedragen en voor zijn vader € 47.000.
De meestverdienende werknemer van WerkBV verdient € 180.000. Voor Charlie zou een salaris voor
een vergelijkbare dienstbetrekking € 120.000 bedragen en voor zijn vader € 47.000. De
meestverdienende werknemer van WerkBV verdient € 180.000.
a) Geef gemotiveerd aan of Charlie, Emma, vader Piet, John en Karin aanmerkelijkbelanghouder
zijn.
4
LH
,Charlie bezit 92% van de aandelen in Werk BV en is dus AB-houder.
Emma is geen partner van Charlie op grond van art. 5a AWR of art. 1.2 IB (er van uitgaande dat
Emma niet samen met Charlie het huis bezit) en heeft dus geen AB.
Piet heeft ook een AB o.g.v. de meetrekregeling (art. 4.10 IB), omdat zijn Charlie (aanverwant in de
rechte lijn) een AB heeft en hem meetrekt.
John en Karin hebben geen AB. Het meegetrokken AB van Piet kan niet opnieuw iemand (John)
meetrekken.
b) Wat zijn de gevolgen voor de loonbelasting?
Salaris Charlie: € 65.000 (120.000)
Salaris Piet: € 10.000 (47.000)
Meestverdienende werknemer: € 180.000
Art. 12a LB: het loon wordt ten minste gesteld op het hoogste bedrag van de volgende bedragen:
a. 75% van het loon uit vergelijkbare dienstbetrekking.
a. Voor Charlie is dit 75% van 120.000 = € 90.000.
b. Voor Piet is dit 75% van 47.000 = € 35.250
b. Het hoogste loon van de werknemers in dienst ven het lichaam = € 180.000
c. € 45.000
Het hoogste bedrag o.g.v. lid 1 is 180.000. Echter, 180.000 is hoger dan 75% van het vergelijkbare
loon (zie lid 2). Dus wordt het loon gesteld op 75% van het vergelijkbare loon (ten minste 45.000).
Na toepassing van lid 1 en lid 2 wordt het loon van Charlie gesteld op 90.000 en dat van Piet op
45.000 (eigenlijk 35.250, maar het moet minstens het bedrag uit onderdeel c zijn: 45.000).
c) Wat zijn de fiscale gevolgen voor de verkrijgingsprijs van het AB als er geen of een te laag
loon wordt genoten? (niet behandeld in college)
Informele kapitaalstorting van de dga in de BV. Er worden (fictieve) salariskosten geboekt aan
informeel kapitaal. Door de informele kapitaalstorting wordt de verkrijgingsprijs van de dga
verhoogd.
5
LH
, Werkcollege 2 – 14-9-2018: Transacties tussen DGA en zijn BV
Literatuur:
- M.L.M. van Kempen (red.), Cursus belastingrecht, Inkomstenbelasting (Cursus
Belastingrecht), onderdelen 3.4.3.D, 3.4.4 (m.u.v. 3.4.4.b2, 3.4.4.b3, 3.4.4.b4), 4.4.0.B en
4.4.1.B (te raadplegen via Kluwer Navigator)
- P.G.H. Albert, Vermomd dividend, WFR 1997/182:
https://www.navigator.nl/document/inod9ea9d8eafba5b9912c9d9e5f0693b4ad?ctx=WK
NL_CSL_183
- I.J.F.A. van Vijfeijken (red.), Inkomstenbelasting en de gevolgen van echtscheiding (ond.
5.4) Terbeschikkingstelling aan de ab-vennootschap:
http://www.ndfr.nl/net/link/FG13-05
Terbeschikkingstellingsregeling:
De terbeschikkingstellingsregeling is ondergebracht in de afdeling ‘resultaat uit overige
werkzaamheden’ (afd. 3.4). Op grond van de terbeschikkingstellingsregeling wordt belasting
geheven indien vermogensbestanddelen ter beschikking worden gesteld aan de ondernemer, een
vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden of een samenwerkingsverband
waarin de ondernemer of de vennootschap participeert. De regeling is zeer ruim geformuleerd:
voldoende is dat de vermogensbestanddelen ‘al dan niet tegen een vergoeding rechtens dan wel
in feite, direct of indirect’ ter beschikking worden gesteld. Daarnaast is in het tweede lid van
art. 3.91 en 3.92 Wet IB 2001 een aantal situaties opgesomd waarin eveneens de
terbeschikkingstellingsregeling van toepassing is. De terbeschikkingstellingsregeling is anderzijds
beperkt. De regeling is namelijk alleen van toepassing indien de deze plaatsvindt aan een
zogenoemde ‘verbonden persoon’.
Twee uitgangspunten voor het invoeren van de tbs-regeling:
• Er is beoogd een grotere mate van gelijkheid te bereiken in de fiscale behandeling van
belastingplichtigen die een IB-onderneming drijven en DGA’s.
• Er is beoogd onwenselijke vormen van belastingarbitrage tegen te gaan (hoog belast
(winst)inkomen transformeren in laag belast beleggingsinkomen).
Zonder de antimisbruikmaatregel zou de ondernemer of aanmerkelijkbelanghouder bijvoorbeeld
een belastingvoordeel kunnen behalen door bepaalde vermogensbestanddelen die hij nodig
heeft voor zijn onderneming, niet zelf aan te schaffen maar dat door een verbonden persoon te
laten doen. Indien deze persoon het vermogensbestanddeel vervolgens ter beschikking stelt aan
de onderneming of de bv tegen een zakelijke vergoeding, zou een tariefsvoordeel behaald
kunnen worden. De vergoeding zou bij de ondernemer of aanmerkelijkbelanghouder namelijk
aftrekbaar zijn tegen een tarief van maximaal 45,7%* respectievelijk 40%*, terwijl bij de
terbeschikkingsteller de belastingheffing beperkt zou blijven tot een heffing van 30% over een
verondersteld jaarlijks rendement van 4% (wat neerkomt op een heffing van 1,2% over de
waarde van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel). Een bijkomend voordeel zou
kunnen zijn dat ook de eventuele vervreemdingswinst in box 3 – anders dan in box 1 of 2 – niet in
de belastingheffing wordt betrokken. Deze discrepantie beoogt de terbeschikkingstellingsregeling
te voorkomen. Dit wordt bereikt door de inkomsten en de eventuele vermogenswinsten die
worden behaald met het ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel niet in box 3 te belasten
maar in box 1.
6
LH
,Opgave 1
Bert Bakker is enig aandeelhouder van Bert Bakker BV. Hij verhuurt in privé twee panden. Medio
2017 cedeert hij de toekomstige huurtermijnen om niet over een periode van 10 jaar aan zijn BV.
Bevoordeling BV: informele kapitaalstorting (dubbele bewustheid)
- Vermogenssfeer: altijd informele kapitaalstorting (dus geen winst)
- Kosten-batensfeer: niet-bedongen voordeel is aftrekbaar (=infokap) bij de BV en niet-
bedongen voordeel wordt belast bij de DGA (art. 3.92 IB). BNB 1986/295 en 296 (kosten-
arresten). -> onzakelijke transacties elimineren we niet als dat leidt tot een onevenwichtige
heffing.
- Zie echter BNB 2010/32: box 3 = heffing (over onroerende zaken en minus ‘vruchtgebruik’ 10
jaar), dus infokap.
Vraag a
Wat zijn de gevolgen hiervan voor de belastingheffing bij Bert Bakker en diens BV?
Stappen:
1. Is het onzakelijk?
2. Wie wordt bevoordeeld?
3. Onzakelijke transactie verzakelijken (bij BV en DGA)
Verhuur zit in box 3. Nu zegt Bert dat hij de huurtermijnen niet wil en cedeert hij deze aan de BV. De
BV krijgt dus 10 jaar lang huurtermijnen, zonder daar iets voor te betalen. Dit is onzakelijk! De
hoofdregel is dat in de winstsfeer onzakelijke transacties geëlimineerd moeten worden.
Hoe verloop de heffing dan? De BV wordt bevoordeeld, dus dan is er sprake van een informele
kapitaalstorting. Onzakelijke transacties moeten verzakelijkt worden. Zakelijk is dat de BV de
huurtermijnen koopt. Je doet dus alsof de BV betaalt voor de huurtermijnen, dit is aftrekbaar bij de
BV.
Maar: onzakelijke transacties elimineren we niet als dat leidt tot een onevenwichtige heffing. Als iets
bij de aandeelhouder niet wordt belast, mag de BV ook niks aftrekken.
De DGA geeft in box 3 de panden aan (minus dat genotsrecht wat de BV heeft).
BNB 2010/32: box 3 wordt geacht over alles te heffen, dus er vindt heffing plaats bij de DGA, dus het
systeem geldt! De betaling is dus bij de BV aftrekbaar.
Vraag b
En wat zijn de gevolgen als de BV de panden verhuurt en de toekomstige huurtermijnen om niet
cedeert aan de aandeelhouder?
Dit is een onzakelijke transactie. Bert wordt nu bevoordeeld, dit verzakelijken gebeurt door een
verkapte dividenduitkering.
Opgave 2
Alexander en Myrthe hebben elkaar leren kennen tijdens hun studie communicatiewetenschappen in
Nijmegen. Na hun afstuderen zijn ze gaan samenwonen in een huurhuisje in Nijmegen. Nadat ze
allebei gedurende een aantal maanden vruchteloos hebben geprobeerd een baan te vinden,
besluiten ze voor zichzelf te beginnen. Ze gaan naar een notaris om een BV op te richten met de
naam ‘Puntkomma’. Alexander en Myrthe storten ieder € 1.000 en krijgen daarvoor ieder 50% van de
aandelen in Puntkomma. Omdat ze toch bij de notaris zijn, laten ze ook meteen een
samenlevingscontract opstellen. Het communicatiebedrijf maakt met de leus ‘puntkomma maakt en
raakt’ en ‘Inleven + inzicht + inspiratie = Resultaat’ een wervelende start. Alexander en Myrthe weten
al meteen een paar grote opdrachten in de wacht te slepen. Na aanvankelijk vanuit huis te hebben
7
LH
, gewerkt, denken ze erover om een pand te huren in de binnenstad van Nijmegen. Ze zouden dan ook
ruimte hebben voor de twee extra werknemers die ze graag in dienst willen nemen.
In november 2014 overlijdt de oma van Myrthe. Myrthe ontvangt een erfenis van € 200.000. Dit
opent nieuwe mogelijkheden: in plaats van het zoeken naar een huurpand, gaan ze nu op zoek naar
een pandje om te kopen. Dit lukt: in januari 2016 lopen ze tegen hun bedrijfspand aan. Ze kunnen
het souterrain en twee verdiepingen van een mooi herenhuis kopen voor € 300.000. Met het eigen
geld van Myrthe is deze koopprijs geen probleem. De BV leent € 100.000 bij de bank en € 200.000
van Myrthe. De BV dient aan de bank een rente te betalen van 4,5%. Omdat het bedrijf nog in de
kinderschoenen staat, rekent Myrthe vooralsnog geen rente.
Vraag a
Beschrijf de fiscale gevolgen van het bovenstaande voor Alexander, Myrthe en Puntkomma BV.
Alexander en Myrthe zijn fiscaal partners door het samenlevingscontract (art. 5a AWR) en hebben
beiden een AB in Puntkomma. De BV kan de rente die zij betaalt aan de bank van de winst aftrekken.
Omdat Myrthe een lening verstrekt aan de BV waarin ze een AB houdt, is de tbs-regeling van
toepassing (art. 3.92 IB). De tbs-regeling houdt in dat alle vermogensbestanddelen die de
belastingplichtige (of een met hem verbonden persoon) ter beschikking stelt aan de vennootschap
waarin hij een AB heeft, onder het regime van resultaat uit overige werkzaamheden vallen. Myrthe
moet 4.5% rente over € 200.000 in box 1 in aanmerking nemen als resultaat uit overige
werkzaamheden (RuW). Het RuW wordt verminderd met de terbeschikkingstellingsvrijstelling (art.
3.99b IB) van 12% van het gezamenlijke bedrag van het RuW.
De BV wordt door de lening van Myrthe bevoordeeld met 4.5% van € 200.000. Dit wordt gezien als
een informele kapitaalstorting door Myrthe in de BV.
Tijdens een welverdiende vakantie medio maart 2018 in Bali, in een luxe strandvilla met privé
zwembad, gaat Alexander op de knieën en vraagt Myrthe ten huwelijk. Ze twijfelt geen seconde en
nog geen maand later treden ze in het huwelijk.
Vraag b
Heeft het huwelijk gevolgen voor de inkomstenbelasting voor Alexander en Myrthe? Besteed in uw
antwoord aandacht aan de situatie dat ze 1. geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt en 2.
dat ze wel huwelijkse voorwaarden hebben waarin het ‘oude’ gemeenschap van goederenstelsel
van toepassing was.
1. Geen huwelijke voorwaarden
Art. 3.92 lid 4 bepaalt dat een ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel dat deel uitmaakt van
die algehele of beperkte gemeenschap van goederen wordt toegerekend aan beide partners en wel
aan ieder voor de helft. Beide partners worden voor hun aandeel in het vermogensbestanddeel in de
terbeschikkingstellingsregeling betrokken.
2. Wel huwelijkse voorwaarden
De 200.000 euro die Myrthe heeft geërfd van haar oma valt niet in de gemeenschap. De tbs-regeling
geldt daarom alleen voor Myrthe.
Alexander en Myrthe denken erover om een nieuwe vestiging te openen in Arnhem. Een van hun
beste werknemers, Peter, woont daar en zou aan het bedrijf in Arnhem leiding kunnen gaan geven.
Myrthe en Alexander vinden een geschikt ‘opknappertje’ in Arnhem.
Deels met eigen geld (€ 100.000) en deels met een hypothecaire lening (€ 200.000) kopen ze dit pand
begin april. Omdat het de privéwoning was van oudere mensen, moet er nog redelijk wat aan
8
LH