Onderwijssociologie
Leerdoelen:
Na afronding van deze cursus heb je kennis en inzicht in:
• Een aantal belangrijke sociologische theorieën en hoofdvragen van de sociologie;
• Het verband tussen maatschappelijke problemen en sociologische vragen;
• Kenmerken van hedendaagse, gemoderniseerde samenlevingen;
• De methoden en houdingen van sociologische onderzoekers;
• De sociologische opvatting over (de functies van) onderwijs;
• De relatie tussen sociologie en onderwijskundige vraagstukken.
Na afronding van deze cursus kan je:
• Verschillende sociologische theorieën, benaderingen en begrippen uitleggen;
• Verbanden leggen tussen maatschappelijke verschijnselen en gedragspatronen en deze
duiden in termen van sociologische theorieën;
• Actuele maatschappelijke vraagstukken omtrent onderwijs in onze samenleving (zoals
sociale ongelijkheid) analyseren en verduidelijken aan de hand van sociologische theorieën
en begrippen;
• Aan de hand van sociologische theorieën en begrippen verschillen (o.a. sekse,
sociaaleconomisch milieu) en sociale verhoudingen in een samenleving en op school
beschrijven;
• Beargumenteren wat de (gezamenlijke) invloed is van de sociale rollen van de leerling,
leerkracht en schoolcultuur op leerprestaties en sociale verhoudingen onder leerlingen.
,College 1:
1. Wat is sociologie?
Definitie sociologie:
“Sociologie is de studie van het menselijke, sociale leven, van
menselijke groepen en maatschappijen’’ Anthony Giddens (1938)
Het menselijke, sociale leven >> Hoe mensen samen leven
Economisch systeem aansluitend bij het onderwijssysteem >> Samenwerkingsverbanden
Sociale processen binnen groepen
Sociale omgeving keuzes en gedrag beïnvloedt
Gedrag omgeving beïnvloeden
Tot welke groep je behoort>>> Sociale positie die je hebt in de omgeving (Inkomen,
opleiding, geslacht, etniciteit)
In en uitsluiting >>>> Wij en zij
De groepen tot wat je behoort zegt iets over je identiteit maar ook over positie in
maatschappij en de daarbij behorende kansen en verwachtingen, ongelijkheden.
De sociologie heeft een zeer breed belangstelling veld, van de
"Analyse van kortstondige ontmoetingen van mensen op straat tot onderzoek naar globale
sociale processen.”
Macro niveau
Micro-macro processen
Micro processen = gedrag van individuen
Macro processen = sociale processen in (grote)
groepen, instituties en systemen
Individuele gedragingen bestudeerd om de macro processen en sociale groepen te
begrijpen.
VB: Groningen en onderwijs opleidingsniveau
Ouders die hoogopgeleid zijn, hun kinderen op een school samen en ouders die laag zijn
opgeleid hun kinderen ook op een school samen.
Gemeente wil meer gemengde basisscholen. Hoe kan je de segregatie verbeteren?
Weinig consensus over wat “de sociologie” is
• “Jonge” wetenschap, relatief laat ontstaan ivg met filosofie, nog veel discussie gaan de
• Breed vakgebied
• Uiteenlopende aanpak, sommige individuele processen en andere vanuit de context
• Niet onderscheidend genoeg
“De wetenschap van het samenleven”
,Daarom focus op:
• Een werkdefinitie
• Een centraal uitgangspunt
“alles is contingent, maar daarmee niet arbitrair”
• Het vraagstuk van sociale orde
• De taken en houding van een socioloog
Onderwijssociologie
Vraagstukken over de samenleving en onderwijs, onderwijssysteem.
Westerse samenlevingen kenmerkt, waarvan ouders ook hoogopgeleid, hoog SES hebben.
Vwo individuele prestatie, maar socioloog zegt dat dit ook komt door de omstandigheden
waarin je bent opgegroeid
Omstandigheden waarin je bent opgegroeid zijn niet voor iedereen gelijk.
Thema’s
• De samenhang tussen onderwijsuitkomsten en sociale groepen (bijv. klasse, etniciteit,
sekse)
• Structuur van het onderwijs en kansengelijkheid. Jong bepaalt welk niveau je gaat doen,
wat je hele leven beïnvloed.
• Schooluitval
• Veiligheid op school (bijv. discriminatie, pesten)
• Het curriculum
, 2. Het ontstaan van de sociologie
Maatschappelijke ontwikkeling
Industriële revolutie
18e eeuw:
Agrarische samenleving, landbouw
19e eeuw:
Industriële samenleving, goederen verplaatsen naar fabrieken, daar werken, de welvaart
nam toe. snelle veranderingen.
Nu zoveel mensen naar de stad trokken, hoe kunnen we ervoor zorgen dat al die mensen in
die stad kunnen wonen. En op een goede manier met elkaar kunnen samenleven.
Verlichting- Franse revolutie
18e eeuw:
Standenmaatschappij, sociale positie bepaalt door het gezin waar je in werd geboren. Adel,
geestelijk, boeren, burgers. Burger kon je niet van adel worden.
19e eeuw:
Klassenmaatschappij, positie bepaalt door wat je bereikt had, opleidingsniveau en inkomen.
Het onderwijs werd ook steeds toegankelijker. Meer kansen stijgen dalen op de ladder.
Modernisering
Urbanisatie
• Arbeidsdifferentiatie
• Toename productiviteit
• Toename welvaart
• Secularisering
Maar ook:
• Kinderarbeid
• Nieuwe ongelijkheid
Door die grote veranderingen, het verdwijnen van de vanzelfsprekendheden, het idee dat de
maatschappij los stond van de kerk en ontstaan nieuwe maatschappelijke problemen,
zorgde voor de behoefte voor het beter begrijpen van grote groepen. Naar de werking van
de maatschappij.