zondag 11 februari 2024
De psychologische ontwikkeling
Week 1: hoorcollege 1, ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling = de ordelijke (bepaalde volgorde) , systematische voortgang (je kunt steeds meer)
en verandering over de life-span (vanaf het moment tot conceptie tot aan de dood) op fysieke,
biologische en/of psychologische gebieden als gevolg van biologische rijping en/of leren.
Psychologische gebieden: lichamelijk, cognitief, meta cognitief (plannen, feedback kunnen geven op
jezelf) , sociaal, emotioneel
Ontwikkeling is (dis)continu en cumulatief proces dat holistisch en zeer plastisch is
Continu = je ontwikkelt meer van hetzelfde bijv: je woordenschat wordt met hoe ouder je wordt
groter en meer
Discontinu = je gaat meer in stappen vooruit die van elkaar verschillen bijv: het verschil tussen zitten
en rennen & het verschil tussen woordenschat en grammatica. Ontwikkeling in stappen en deze
verschillen van elkaar.
Cumulatief = je verliest weinig kennis/vaardigheden die je hebt opgedaan
Holistisch = samenhang tussen de verschillende gebieden, bijv: je hebt vertraagde taal ontwikkeling
dan zal dat ook invloed hebben op je sociale ontwikkeling.
Plastisch = verwijst naar het vermogen om te veranderen als reactie op positieve of negatieve
levenservaringen, het in de toom houden van je eigen emoties. Oudere mensen kunnen ook nog
dingen aanleren, het kan ook nog op een later moment (ook al duurt dat wat langer)
Wordt sterk beïnvloed door persoons- en omgevingsfactoren maar ook door de historische en
culturele context waarin het plaatsvindt.
Prenatale, perinatale en postnatale ontwikkelingsfasen.
Factoren die invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van een kind:
• Normatieve leeftijds gerelateerde invloeden: biologische en omgevingsinvloeden die horen bij
een bepaalde leeftijdsgroep. Iedereen overkomt dit bij een bepaalde leeftijd, voorbeeld: puberteit
of pensionering.
• Normatieve geschiedenis gerelateerd invloeden: invloeden die horen bij een behaalde
generatie of cohorten, voorbeeld: technologische revolutie, internationaal conflict of klimaatcrisis.
1
, • Niet normatieve life events: invloeden die grote impact kunnen hebben maar die relatief uniek
zijn voor een individu, zoals loterij winnen of het overlijden van een kind.
Onderzoek strategieën: basismethoden
Wetenschappelijke methode: gebruik van objectieve data, valide en betrouwbare methoden om
de levensvatbaarheid van theorieën te bepalen.
Valide = meet je wel echt wat je beoogde te meten
Betrouwbaarheid = krijg je elke keer hetzelfde resultaat
• Zelfrapportages: interview of dagboek
• Klinische methoden: dezelfde startvraag maar response van het kind bepaalt de volgende vraag
• Observationele methoden: lab of natuurlijke omgeving, in gestructureerde of ongestructureerde
vorm
• Case studies: je gebruikt maar 1 proefpersoon (N=1) en je volgt persoon deze op meerdere
momenten
• Etnogra sche methoden: je gaat echt wonen in het dorp als je bijvoorbeeld cultuur en
opvoeding wilt onderzoeken: je gaat echt deelnemen aan het land en de cultuur. Het kan mogelijk
de objectiviteit van de data negatief beïnvloeden (je krijgt een band met de mensen, je maakt zelf
ook deel uit vd cultuur)
• Psychofysiologische methoden: hersenactiviteit, hart
Ecologische validiteit = het gedrag wat je in het lab hebt waargenomen, in hoeverre geldt dat ook
voor de ‘normale’ omgeving.
Designs om relaties tussen factoren te onderzoeken
• Correctionele designs: geen interventie, geen manipulatie van een IV, geen oorzaak specificeren
voor gevonden verbanden (correlatiecoëfficiënt)
• Experimentele designs: oorzaak/gevolg effect relaties, manipulatie van een IV, experimentele (of
statistische controle over andere, derde, storende variabelen, in een lab of meer natuurlijke
omgeving -> verhoogt de ecologische validiteit!
• Cross-culturele studies: vergelijken deelnemers van verschillende (sub)culturen op een bepaald
aspect van ontwikkeling en zoeken naar universele patronen van ontwikkeling (aangeboren/
aangeleerd)
Designs
• Cross-sectioneel: vergelijkt verschillende leeftijdsgroepen op 1 moment
2
fi
,• Longitudinale design: ontwikkelingsveranderingen door herhaaldelijk dezelfde deelnemers te
onderzoeken naarmate ze ouder worden. Levert hele waardevolle informatie op. Nadeel: het is
duur, er vallen mensen uit.
• Sequentieel design: combineer cross-sectional & en longitudinaal (onderscheidt echte
ontwikkelingstrends van lastige cohort effecten) Voeg foto toe uit de PP
• Micro genetisch design: intensieve bestudering tijdens korte periode waarin normaalgesproken
ontwikkelingsveranderingen plaatsvinden (bijv. Taal, puberteit) Wanneer je verwacht dat je
bepaalde ontwikkelingen verwacht dat je op dat moment heel intensief gaat observeren.
Voorbeeld van sequentieel design
Ethische richtlijnen: je moet hier rekening mee houden als je onderzoek doet met deelnemers
• Kwetsbaarheden in acht nemen (leeftijd, machtsverschil, beïnvloedbaarheid, mentale leeftijd,
eerdere ervaringen)
• Kosten-baten analyse heel belangrijk, risico’s minimaliseren
• Respecteren van rechten van deelnemers (geïnformeerde en actieve toestemming, recht op
stoppen en recht op inzage of verwijdering van eigen gegevens, vertrouwelijkheid, debriefing,
betrokkenheid/rechten van het kind respecteren.
• Van conceptie tot geboorte
- Zygote
- Embryo
- Foetus
3
, • Omgevingsinvloeden op prenatale ontwikkeling
- Teratogenen
- Factoren bij de aanstaande moeder
- Barker hypothese (fetal programming hypothesis)
- Voorkomen van problemen
• Geboorte en de perinatale omgeving
• Potentiële problemen tijdens de geboorte
- Anoxie (zuurstof tekort)
- Vroeggeboorte en laag geboortegewicht
- Risico’s en capaciteit om te herstellen
Prenatale ontwikkeling
• Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een complex organisme
• Meer explosieve groei en ontwikkeling vergeleken met de rest van verdere ontwikkeling
• Gemiddelde voldragen zwangerschap 37-41
• Drie trimesters (elke 12-13 weken) en 3 ontw. Perioden
- Zygote (conceptie tm implantatie, 10-14 dagen)
- Embryo (begin week 3 tm week 8, vorming bijna alle organen en hartslag)
- Foetus (week 9 tot geboorte)
4