Hoofdstuk 1: Wat is sociologie?
Kernvragen:
• Wat maakt dat je via het sociologisch perspectief op een andere en stimulerende wijze naar de wereld
gaat kijken?
• Waarom is de sociologie belangrijk voor je toekomstige loopbaan?
• Welke rol speelt sociale verandering in het werk van sociologen?
1.1 Het sociologisch perspectief
Sociologie = het systematisch onderzoeken van de menselijke samenleving.
- Kern discipline: een geheel eigen gezichtspunt genaamd de sociologische visie of het sociologisch
perspectief.
Sociologisch perspectief:
• Het algemene in het bijzondere zien: in het gedrag van bepaalde mensen kun je algemene patronen
ontdekken. De samenleving beïnvloedt het leven van mensen verschillend, de samenleving heeft macht
over gedrag, gevoelens en gedachten van individuen (Peter Berger).
• Het ongewone in het bekende zien: Niet wij bepalen hoe ons leven eruit ziet (het bekende idee) maar
de samenleving beïnvloedt onze beslissingen en ervaringen (ongewone). Soms is het niet direct duidelijk
hoe de samenleving dat doet.
Het sociologisch perspectief geeft inzicht in de barrières en mogelijkheden in het leven. Het heeft een
positieve invloed op de loopbaanontwikkeling en geeft richting aan het beleid van overheidsinstanties.
Wij bepalen niet hoe ons leven eruit ziet, de samenleving beïnvloed onze beslissingen en ervaringen, bijv.
partner keuze of aantal kinderen.
Durkheim:
• Emile Durkheim (Franse socioloog, 1858-1917): toonde aan hoe sociale factoren het individuele gedrag
kunnen beïnvloeden: In het gedrag van afzonderlijke individuen zijn algemene sociologische patronen te
ontdekken;
• Bepaalde categorieën mensen benemen zich eerder van het leven. Zelfdoding bij mannen,
protestanten, welvarenden en ongehuwden lag hoger. Sociale intergratie heeft hierin zijn aandeel.
Mensen met sterke banden en relaties komen minder snel tot zelfdoding.
Verschijnselen die helpen bij het leren zien van de wereld vanuit sociologisch perspectief zijn:
- een bestaan in de marges: hoe groter marginaliteit van het individu (buitenstaander zijn), des te beter je
het sociologisch perspectief kunt hanteren. Ze zijn zich bewust van sociale patronen waar anderen niet bij
stilstaan. (Durkheim).
- doormaken van een sociale crisis: crisis brengt ons uit evenwicht, kan tot aannemen van sociologische
visie bewegen.
C. Wright Mills: armoede en sociale problemen worden niet door persoonlijke tekortkomingen van
individuen maar door de samenleving veroorzaakt.
Het sociologisch perspectief creëert eenheid door persoonlijke problemen tot maatschappelijke
vraagstukken te transformeren.
Sociologische verbeeldingskracht: Beter inzicht krijgen in het functioneren en beïnvloeden van de
samenleving.
Sociologische voorstellingsvermogen: Wat er in de wereld gaande is.
De samenleving, H1, 3 t/m 8, 14 en 15. © Jeanine Wijnand Pagina 1 van 40
,1.2 Belang van een mondiale visie
Het bestuderen van de wereld.
• Mondiaal perspectief (ook wel globaal perspectief): het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de
plaats van onze samenleving daarin.
• Betekenis van globale perspectief voor sociologie: globaal bewustzijn is een verlengstuk van het
sociologisch perspectief: de positie van onze samenleving in de wereld beïnvloedt de leden van die
samenleving.
De economische ontwikkelingen wereldwijd zijn in 3 categorieën te onderscheiden:
• Hoge-inkomenslanden (ca 50 landen): rijke deel van wereld, landen met hoogste algemene
levensstandaard, leveren meeste goederen en diensten en inwoners bezitten meeste rijkdommen (vb:
V.S., West-Europa, Japan).
• Midden-inkomenslanden (ca 80 landen): gemiddelde levensstandaard, grote sociale ongelijkheid, grote
inkomensverschillen, vaak kleine rijke elite (vb: Azië, veel Oost-Europa, Latijns-Amerika, enkele Afrikaanse
landen).
• Lage inkomenslanden (ca 60 landen): lage levensstandaard, meeste inwoners zijn arm, maar sommigen
extreem rijk. Tevens weinig uitzicht op verbetering (meeste in Afrika, Azië).
In dit boek wordt het rijke Westen vergeleken met andere landen:
• leven van inwoners wordt gevormd door het land waarin ze leven (bv aantal kinderen).
• contacten tussen samenlevingen zijn toegenomen (informatietechnologie).
• sociale problemen in westerse landen zijn in rest wereld veel erger (bv armoede, ongelijkheid man/vrouw)
door globaal denken krijgen we meer inzicht in onszelf (bv materiële rijkdom tegenover rijk familieleven).
In een wereld waarin de contacten tussen mensen toenemen, kunnen wij onszelf alleen maar begrijpen naar
de mate waarin we anderen begrijpen. Door sociologie kijk je op een andere manier naar de wereld om je
heen.
Het land waarin wij leven, heeft invloed op hoe wij ons leven leiden.
Contacten tussen samenlevingen zijn sterk toegenomen door social media. Door deze technologie hebben
wij niet meer alleen contact met de buurlanden, maar met alle landen wereldwijd.
Globaal denken helpt ons om meer inzicht te krijgen in onszelf. Denk bijvoorbeeld aan voorzieningen en
(levens)behoeften.
1.3 Het sociologisch perspectief in de praktijk.
Veel sociologen werken bij de overheid; publiceren rapportages over de samenleving, stellen regels en
wetten op.
4 Positieve effecten van de sociologie:
1. We kunnen nagaan wat er wel en niet klopt aan het alledaags denken.
2. Het geeft beter inzicht in de mogelijkheden en de hindernissen die we in ons dagelijks leven
tegenkomen. (kaartspel; wij hebben invloed op wat we met onze kaarten doen, maar de samenleving
deelt de kaarten, dus de regels en wetten, uit).
3. Het geeft ons de mogelijkheid een actieve rol te spelen in de samenleving.
4. Het helpt ons om in een wereld te leven met diversiteit.
B. Ehrenreich: De ontdekking dat mensen die weinig verdienen zich uiteindelijk waardeloos voelen. Maar,
sommige mensen hebben het goed, omdat anderen slecht betaald worden.
De samenleving, H1, 3 t/m 8, 14 en 15. © Jeanine Wijnand Pagina 2 van 40
,1.4 Het ontstaan van de sociologie.
18e en 19e eeuw: transformatie van de samenleving/socialisatie door sociale veranderingen:
1. Industrialisering: veranderingen in productiestelsel, nieuwe energiebronnen, kleinschalige nijverheid
werd vervangen door fabrieken, scheiding werk en privé, oude tradities in gedrang.
2. Groei van steden: bevolking trok van het platteland naar de stad, zochten werk in fabrieken. Zorgde
voor veel uitbuiting, slechte levensomstandigheden, sociale problemen. De nieuwe wereld was
anoniem.
3. Politieke veranderingen: mensen gingen anders denken door economische ontwikkeling en groei van
steden, aandacht verschoof van morele verplichting tegenover God en koning naar eigenbelang.
Sociologie ontstond in landen waar de grootste veranderingen zich voltrokken: Engeland, Frankrijk en
Duitsland.
Auguste Comte gebruikte in 1838 voor het eerst de term sociologie. Hij wilde de samenleving
begrijpen. Hij stelde dat er drie fasen aan de ontwikkeling van het ontstaan van de sociologie vooraf waren
gegaan:
• Theologische fase (tot ca 1350); de samenleving is zoals hij is door Gods wil.
• Metafysische fase (renaissance, 15e eeuw); de samenleving is niet natuurlijk en niet bovennatuurlijk.
(Hobbes: samenleving reflecteert de tekorten/egoïsme van de mens)
• Wetenschappelijke fase: de samenleving kan net als de fysieke wereld bestudeert worden. Deze fase
werd ingeleid door wetenschappers als Galilei, Newton, Copernicus. Grondlegger hiervan is Auguste
Comte zelf, gebruikte wetenschappelijke benadering ook voor samenleving. Wetenschappelijke
waarneming was de enige bron van geldige kennis over de werkelijkheid. Dit wordt ook wel positivisme
genoemd (= inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek). Oncontroleerbare kennis
wijzen zij af.
1.5 Sociologie en de moderne samenleving.
Sociologie is ontstaan in periode van overgang (transitie) van traditionele naar moderne samenleving.
Vanaf het begin probeerden sociologen om opkomst van deze samenleving en gevolgen daarvan te
analyseren.
Moderniteit = sociale patronen die het resultaat zijn van industrialisering (relatie heden en verleden, omvat
vele sociale patronen).
modernisering = het sociale veranderingsproces dat in gang is gezet door de industrialisering.
Veranderingen in NL: bevolkingsgroei, hogere levensverwachting, mediane leeftijd hoger, meer geld wordt
aan voedsel besteed, meer auto´s, meer echtscheidingen, hoger olieproducten verbruik.
4 belangrijke kenmerken van modernisering (Berger, 1977):
1. verdwijnen van kleine traditionele (hechte) gemeenschappen
2. uitbreiding van persoonlijke keuzemogelijkheden: individualisering, mensen staan open voor
verandering.
3. grotere sociale diversiteit: minder conformatie doordat familiebanden en geloofsovertuigingen minder
belangrijk werden, wetenschappelijk wereldbeeld, meer keuzemogelijkheden.
4. oriëntatie op de toekomst en een groter tijdsbewustzijn: men richt zich meer op de toekomst, strakke
dagindeling, optimisme.
De samenleving, H1, 3 t/m 8, 14 en 15. © Jeanine Wijnand Pagina 3 van 40
,Ferdinand Tönnies (Duitse socioloog, 1858-1937): ondergang gemeenschap- Legde verslag
modernisering vast.
Belangrijkste sociale veranderingen van de industrialisering (IR): Kleine hechte gemeenschap
(Gemeinschaft) verdwijnt, families en tradities worden uitgehold. Onderlinge betrekkingen in moderne
wereld zijn op eigenbelang gebaseerd, wereld wordt zakelijker.
Feiten, geld en efficiëntie zijn belangrijker, Gemeinschaft is vervangen door Gesellschaft waar mensen
geen eenheid vormen. In grote steden zijn mensen als vreemden voor elkaar, er is weinig vertrouwen.
Sociale cohesie in moderne samenlevingen is ondanks grotere welvaart verminderd.
Kanttekening: toch is er in onpersoonlijke moderne samenleving sprake van Gemeinschaft, er zijn wel
langdurige vriendschappen. Ook romantiseerde Tönnies oude samenlevingen te veel en zag banden in
nieuwe samenleving niet.
Emile Durkheim (Franse socioloog, 1858-1917): arbeidsverdeling.
Durkheim deelde Tonnies belangstelling voor de belangrijke sociale veranderingen die de industriële
revolutie met zich mee bracht. Voor Durkheim werd de modernisering gekenmerkt door een toenemende
arbeidsverdeling, de gespecialiseerde economische activiteit. Alle leden van een traditionele samenleving
verrichten min of meer dezelfde werkzaamheden. In een moderne samenleving hebben mensen zeer
gespecialiseerde rollen, dus gespecialiseerde economische activiteit.
Volgens Durkheim worden pre-industriële samenlevingen bijeengehouden door mechanische solidariteit
(gedeelde morele waarden). De leden zien elkaar hierbij als gelijken, verrichten dezelfde werkzaamheden
en horen bij elkaar. Durkheims begrip over mechanische solidariteit komt volledig overeen met Tonnies’
Gemeinschaft.
Door modernisering gaat de arbeidsverdeling verder. Volgens Durkheim wordt de mechanische solidariteit
vervangen door een organische solidariteit; de wederzijdse afhankelijkheid van mensen die
gespecialiseerde arbeid verrichten. De moderne samenleving wordt niet door overeenkomsten maar door
verschillen bijeengehouden. Iedereen is qua behoeften van elkaar afhankelijk. Het begrip organische
solidariteit komt overeen met Tonnies’ Gesellschaft.
Verschil Durkheim en Tonnies.
Volgens Tonnies betekent de Gesellschaft (afhankelijkheid) het einde van de sociale solidariteit
(saamhorigheid), omdat mensen de natuurlijke en organische betrekking van een kleine gemeenschap
moeten missen en overgeleverd worden aan het kunstmatige betrekkingen van het leven in een grote stad.
Dus; Het natuurlijke (saamhorigheid door gedeelde activiteiten en morele waarden) wordt vervangen door
het kunstmatige (saamhorigheid door afhankelijkheid).
Durkheim bestempelde de moderne samenleving als organisch en stelde dat de moderne samenleving
even natuurijk is als elke andere maatschappijen en noemde de traditionele samenleving mechanisch,
omdat het zo geordend was. Durkheim zag de modernisering niet als de teloorgang(verloren gaan) van de
gemeenschap, maar als een overgang van de ene gemeenschap naar de andere, van een samenleving die
gebaseerd is op overeenkomsten (door gedeelde activiteiten en morele waarden) naar een maatschappij
gebaseerd op wederzijdse economische afhankelijkheid door verdeling van arbeid. Durkheims beeld van
moderniteit is dus complexer en optimisten dan het beeld van Tonnies.
Dus: Durkheims beeld is optimistischer, omdat hij de modernisering niet zag als het verloren gaan van de
gemeenschap, omdat de ene en de andere gemeenschap met elkaar in verbinding staan door
afhankelijkheid. Tonnies zegt dat de gemeenschap kunstmatig, dus geforceerd is.
De samenleving, H1, 3 t/m 8, 14 en 15. © Jeanine Wijnand Pagina 4 van 40
, Ter verduidelijking en om te vergelijken;
Durkheim Tonnies
Mechanische solidariteit Gemeinschaft:
Leden zien elkaar als gelijken, verrichten Klein en hecht, familie met tradities.
dezelfde werkzaamheden en horen bij elkaar.
Organische solidariteit: Gesellschaft:
De wederzijdse afhankelijkheid van mensen Mensen vormen geen eenheid meer, is meer gevormd
die gespecialiseerde arbeid verrichten op eigenbelang en geld en efficiëntie is belangrijker.
Mechanisch wordt door modernisering Gemeinschaft wordt door modernisering vervangen
vervangen door organisch. door gesellschaft.
Verschil Durkheim en Tonnies over sociale solidariteit
Durkheim zag de modernisering niet als het Het natuurlijke (door saamhorigheid door gedeelde
verloren gaan van de gemeenschap, omdat activiteiten en morele waarden) wordt vervangen door
de ene en de andere gemeenschap met het kunstmatige (saamhorigheid door afhankelijkheid).
elkaar in verbinding staan door Dus geforceerde saamhorigheid.
afhankelijkheid.
Kritische kanttekening: Durkheims werk, dat veel gelijkenis vertoont met dat van Tonnies, is een uiterst
invloedrijke analyse van de moderniteit. Durkheim was het meest optimistisch, maar hij was toch bang dat
de moderne samenlevingen zo divers zouden worden dat zij tot anomie zouden vervallen; een situatie
waarin een samenleving het individu weinig morele richtlijnen te bieden heeft. Onder deze
omstandigheden zouden essen egocentrisch kunnen worden, hun eigen behoeften boven al het andere
stellen en weinig zin aan hun leven kunnen geven. Volgens Durkheim is het percentage zelfdoding een
goede graadmeter (maatstaaf) voor anomie. Dit percentage is in Nederland gestegen in de loop van de
twintigste eeuw en de grote meerderheid van de volwassenen meldt dat zij morele vraagstukken niet in
termen van zwart-wit zien, maar in vele verwarrende grijpschakeringen ervaren. Toch lijken er nog
gemeenschappelijke normen en waarden te bestaan die sterk genoeg zijn om het leven van mensen een
doel en zin te geven. Wat het gevaar van anomie mag inhouden, de meeste mensen waarderen de
persoonlijke vrijheid die de moderne samenleving hun geeft.
Max Weber: rationalisering.
Volgens Max Weber hield het begrip moderniteit in dat een traditioneel wereldbeeld vervangen wordt door
een meer rationele denkwijze. In traditionele of pre-industriële samenlevingen hebben tradities een
remmend effect op sociale veranderingen. Voor traditionele mensen staat de waarheid min of meer gelijk
aan hoe de dingen altijd zijn geweest. Voor de moderne mens is de waarheid en resultaat van rationale
processen. De moderne mens hecht waarde aan efficiëntie, heeft weinig ontzag voor het verleden en zal
die sociale patronen overnemen die hem in staat stellen om zijn doelen te bereiken.
In navolging van Tonnies’ en Durkheims beweringen dat de industrialisering tradities uitholt, stelde Weber
dat de moderne samenleving onttoverd is. Het rationele denken heeft de mens aan het twijfelen gebracht
over vaststaande waarheden. De moderne samenleving keert zich af van de goden.
Dus: Volgens Weber heeft de modernisering gezorgd voor een rationele denkwijze waarin mensen waarde
hechten aan efficiëntie om doelen te bereiken en ontzag hebben voor het verleden. Het traditionele, waarin
waarheden gebaseerd zijn op het dingen altijd zijn geweest, is onttoverd, omdat mensen zich afkeren van
Goden en zich bezighouden met het rationele en efficiënte. Feiten zijn gebaseerd op rationele processen
en niet op bijv. Goden en tradities.
De samenleving, H1, 3 t/m 8, 14 en 15. © Jeanine Wijnand Pagina 5 van 40