SAMENVATTING ‘INLEIDING IN DE
PSYCHOLOGIE’
HOOFDSTUK 1 ‘WAT IS PSYCHOLOGIE?’
1.1 OMSCHRIJVING VAN DE PSYCHOLOGIE
Psychologie: wat maakt dat mensen voelen, denken en zich gedragen zoals ze doen? Gebaseerd op
systematisch onderzoek. Een wetenschap die zich richt op het bestuderen van de aard en de oorzaken van de
gevoelens, de opvatngen, de wensen en de gedragingen van mensen.
Common sense: verklaringen voor een bepaald gedrag, gezond verstand.
1.2 DEELGEBIEDEN VAN DE PSYCHOLOGIE
Klinische psychologie; het diagnosticeren en behandelen van mensen met mentale- en
gedragsproblemen.
Ontwikkelings- en levenslooppsychologie; de bestudering van de lichamelijke en geestelijke
ontwikkeling van mensen vanaf de geboorte tot en met de ouderdom.
Sociale psychologie; richt zich op de manier waarop de sociale omgeving van invloed is op het
denken, voelen en handelen van mensen. (difusie van verantwoordelijkheid, als een groep
omstanders zich minder verantwoordelijk voelt dan een eenling)
Arbeids- en organisatepsychologie; het gedrag van mensen in organisaties en hoe dit gedrag wordt
beïnvloed door kenmerken van het werk en de werksituatie.
Functeleerpsychologie; onderzoeken de psychologische kenmerken en vermogens van mensen op
het gebied van hun denken, voelen, bewegen, waarnemen, leren, geheugen en aandacht. Kijken naar
de werking van deze functies en de omstandigheden die van invloed zijn.
Gezondheidspsychologie; onderzoeken de relatie tussen de geestelijke en lichamelijke gezondheid
van mensen en de omstandigheden en gedragingen die daarop van invloed zijn.
1.3 ONDERZOEK IN DE PSYCHOLOGIE
Doelen van onderzoek:
- Beschrijvend de aard van de gedraging en de opvatngen, houdingen, voorkeuren en
mogelijkheden van een persoon. (classifcatie, plaats van een persoon in een categorie).
- Verklaren waardoor, achterhalen van de oorzaken van gedrag.
- Voorspelen d.m.v. een hypothese (veronderstelling over de samenhang tussen bepaalde
verschijnselen)
- Efecten van ingrepen door middel van efectmetingen.
Soorten meetmethoden:
- Observeren kan een beeld verkregen worden van de gedragingen die mensen vertonen in
uiteenlopende situaties. Systematische observatie met een observatieschema. Eerst vaak niet
natuurlijk gedrag, met een one-way screen wel. Des te meer beoordelaars, des te betrouwbaarder het
onderzoek (interbeoordelaarsbetrouwbaarheid)
1
, - Interviewen ondervragen van mensen, zowel met open als gesloten vragen. Echter wel een
selectieve waarneming en beoordeling.
- Vragenlijsten gesloten vragenlijst, ook gebruikt bij opiniepeilingen. Des te groter de steekproef, des
te representatiever de uitkomst is. Echter, mensen willen zich soms beter voor doen dan dat ze zijn, of
willen sociaal wenselijke antwoorden geven, gebrek aan zelfennis.
- Tests vaardigheidstest, precisietest, schoolvorderingentest, snelheidstest, sportest etc. Rekening
gehouden met de normering, normaalverdeling.
- Fysiologische metingen meting van bijvoorbeeld hersengolven, activiteiten van de hersenen,
reactie van de huid etc.
- Documentenstudie geschreven bronnen over een persoon of situatie.
Triangulate: het gebruikmaken van verschillende methoden om een geval te onderzoeken.
Vormen van onderzoek:
- Gevalsstudie diepgaande bestudering van een persoon, groep of organisatie. Kunnen meerdere
methoden gebruikt worden hiervoor.
- Survey-onderzoek ondervragen met vragenlijst door een grote groep, correlatie (samenhang tussen
twee verschijnselen). Altijd aangegeven of het signifcant is (niet op toeval berust) en vaak ten
onrechte geconcludeerd dat er sprake is van causale relatie.
- Experiment mensen of groepen worden in verschillende situaties geplaatst om te kunnen kijken of
die situaties van invloed zijn op hun gedragingen en opvatngen. Twee aspecten voor een goed
experiment: voormeting en nameting, toewijzing in condities. (randomisering)
Ontwikkelingen in de begintid van de psychologie:
- Descartes hield zich bezig met de aard van de menselijke geest (1596-1650). Dualisme, lichaam en
geest gescheiden. Geest is een immateriële substantie die losstaat van het materiële lichaam. De
uitwisseling hiervan is interactief dualisme.
- Locke ieder mens begint als een ongeschreven blad, wordt langzaam ingevuld door gebeurtenissen.
(1632 – 1704)
- Het structuralisme Wundt, een systematische manier heef onderzocht hoe prikkels uit de
buitenwereld door de geest worden ontvangen en verwerkt. De structuur van de menselijke geest. In
1879 instituut van experimentele psychologie. Gericht op structuur: sensatie, beelden en gevoelens.
Introspectie, hardop denken over hun gedachten etc. (1832-1920)
- De gestaltebenadering Wertheimer, onderzoek waarin reacties op afzonderlijke gewaarwordingen
worden bestudeerd, geen recht doet aan de manier waarop mensen omgaan met prikkels uit de
buitenwereld, gestalt. (1880- 1943)
- Het functionalisme James, welke functies mentale processen hebben voor het gedrag van mensen
en voor het vermogen van mensen om zich aan te passen aan veranderde omstandigheden. Kijken
naar mentale processen. Menselijk gedrag wordt bepaald door: gewoonten, emoties en de wil. (1842-
1910)
- De gedragsbenadering Watson, gedrag is goed te bestuderen, het bewustzijn niet. Richten op
directe observaties van het menselijke gedrag die door andere herhaald en geverifeerd kunnen
worden. De manier waarop mensen leren van hun ervaringen. (1878-1958)
- Psychoanalyse Freud, psychische stoornissen zijn het gevolg van traumatische ervaringen die ze uit
hun bewustzijn hadden verdrongen. Menselijke drijfveren en de structuur van de persoonlijkheid.
Door vrije associatie kunnen deze ervaringen teruggehaald worden. De psychoanalytische theorie.
(1874-1947)
-
2
, 1.5 HEDENDAAGSE BENADERINGEN IN DE PSYCHOLOGIE
Drie categorieën:
- Biologische verklaring: Hormonale stelsel (storingen, afwijkingen) biologische oorzaken van gedrag
Zenuwstelsel (storingen, afwijkingen, beschadigingen). Kan beïnvloeden door erfelijkheid of een
ongeval.
- Omgevings(sociale)verklaring: gedrag gebaseerd op omgevingsfactoren zoals opvoeding, sociale
omgeving en cultuur. Als men een persoon weer ‘normaal’ wilt krijgen, socialisatie.
- Biosociale verklaring: de manier waarop mensen met hun aanleg en hun omgeving omgaan en daarop
zelf ook weer invloed uitoefenen. Het selectief omgaan met hetgeen zij ervaren, kiezen zelf hun
omgeving. Biologische en omgevingsinvloeden worden actief door een persoon verwerkt.
In welke mate het gedrag van personen biologisch, of juist door de omgeving bepaald wordt, is al decennialang
het onderwerp van een debat. Dit wordt het nature-nurture debat genoemd. Er zijn ook opvatngen die een
tussenstandpunt vertegenwoordigen. Volgens deze opvatngen wordt gedrag door een combinatie van
biologische aanleg, omgevingsinvloeden en de manier waarop de persoon met beide omstandigheden omgaat.
Volgens deze opvatng is de persoon niet passief gebonden aan de aangetrofen omgeving of de aangeboren
capaciteiten, maar is hij om zelf omgevingen op te zoeken die beter bij zijn eigen wensen en mogelijkheden
passen.
HOOFDSTUK 3 ‘LEREN EN GENIETEN’
3.1 WAT IS LEREN?
Leren: het verwerven van nieuw gedrag, nieuwe kennis en nieuwe inzichten op grond van ervaring. Door die
ervaring krijgt zowel het eigen gedrag, als de situatie waarin dat gedrag optreedt, betekenis.
3.2 LEREN DOOR KLASSIEKE CONDITIONERING
Emotonele betekenis: situaties of gebeurtenissen, die aanvankelijk nog geen specifeke gevoelens met zich
meebrengen, krijgen later specifeke gevoelens en emoties.
Klassieke conditonering: als een gevoelsreactie, die door een bepaalde gebeurtenis als een automatische
refex wordt opgeroepen, gekoppeld wordt aan een andere gebeurtenis, die daarvoor nog niet zo’n
gevoelsreactie opriep. Onbewust leerproces dat automatisch tot stand komt.
Leerproces, experiment Pavlov:
- OS, Ongeconditioneerde stimulus. (de situatie wie een automatische reactie ontlokt)
- OR, Ongeconditioneerde respons. (automatische reactie)
- CS, geconditioneerde stimulus (een situatie wordt gekoppeld aan een andere situatie)
- CR, geconditioneerde respons (aangeleerde reactie)
Leren door klassieke conditionering kan zowel negatieve als positieve emoties oproepen bij mensen.
Condities die het leren door klassieke conditionering bevorderen:
- Contingentie: de mate waarin het optreden van de ongeconditioneerde stimulus samenhangt met het
optreden van de geconditioneerde stimulus.
- Tijdsduur: tussen de OS en de CS.
Hiertegen werkt smaakaversie, een automatisch negatieve reactie op voedsel.
3