Ontwerp van overtuigende teksten
Hoorcollege 1
1. Overtuiging vs persuasie
Overtuigen= een succesvolle en intentionele poging om de mentale toestand van een ander
te veranderen.
Persuasieve tekst= de intentie om iemand te overtuigen, hij is niet per se succesvol. Een tekst
die de intentie heeft om de mentale toestand van een ander te beïnvloeden.
Hoe weet je of een boodschap persuasief is?
Bijvoorbeeld aan het genre/inhoud/vorm, advertentie, brochure of fondswerving brief, die
hebben de intentie om te overtuigen. Geef je op, wordt lid, stop met roken etc. voorbeelden
zoals reclame voor eten, gezondheidsboodschappen, verkeersveiligheid.
Je hebt ook persuasieve voorlichting: informatie over opleidingen, boeken, recensies films,
aankondiging opening tentoonstelling, website huisarts
Hoe beoordeel je de kwaliteit van persuasieve communicatie?
- Cijfers: bijv. hoeveel mensen worden er lid a.d.h.v. advertentie. Let op! Misschien is er
wel een andere variabele die er invloed op heeft. Je doet hierdoor bijvoorbeeld een
vooronderzoek.
- Vooronderzoek
- Experimenten
- Analyseren
2. Automatisch gedrag
Gedrag waar je niet over na denkt, 95% is automatisch gedrag= gedrag zonder bewuste
sturing.
Andere 5% beredeneerd gedrag, gedrag waar je over na denkt. het is een bewust
afwegingsproces. Bijvoorbeeld een dure aankoop, welke studie je gaat doen.
Priming= het activeren van concepten of stereotypen door mensen bloot te stellen aan
woorden. (onbewust)
- Bijvoorbeeld: verpleegster – dokter je gaat andere woorden in dezelfde context
primen, deze woorden komen bij je naar boven.
Ideomotor action= het nadenken over een bepaalde handeling alleen al vergroot de kans dat
die handeling wordt verricht.
- Ook bij waarnemen handeling anderen handeling
- Voorbeeld van dat sneller lopen en langzaam lopen a.d.h.v. priming woorden over
een oud en jong iemand
, 3. Experimenten (belangrijkste gedeelte)
- Algemene opzet van experimenten
Theorieën over gedragsbeïnvloeding
- Tektskenmerken: staan er goede of slechte argumenten in de tekst etc
- Ontvangerskenmerken: welke mensen lezen de tekst en kenmerken van die mensen
daarvan, bijvoorbeeld zijn ze geïnteresseerd of niet.
Algemene opzet van experimenten:
1. Verschillende groepen proefpersonen:
2. Manipulaties: iets wat tussen de experimenten verschilt. Zoals een sterk vs zwak
argument.
3. Instrumentarium: vragenlijstje soort enquête/interview. Vragen over attitude,
intentie etc.
Belangrijke concepten die zijn gerelateerd aan experimenten
• Meta-analyse
• Publicatiebias
• Relatieve verschillen
• Effectgrootte
- Meta-analyse
Studie dat er wordt gedaan waarnaar ze naar alle verschillende studies bij elkaar gaan kijken
wat het gemiddelde effect is. Hij laat een overkoepelend beeld zien, omdat er heel veel
verschillende studies over zijn gedaan.
- Publicatiebias
Je hebt journals of tijdschriften, waar je je resultaten en onderzoek kunt publiceren. Het
probleem is dat er te veel aanbod is en dit past niet, dus ze gaan selecteren. Experimenten
met ‘verrassende’ resultaten komen er sneller in dan die zonder ‘verrassende’ resultaten.
Maar de kwaliteit van de studie wordt niet bepaald in de mate waarin de resultaten
spectaculair zijn. Onderzoekers doen een ander onderzoek, dit geeft weer geen verrassend
resultaat. Artikel wordt niet ingestuurd.
Oplossingen: tijdschrift beoordeelt introductie + methode en ook niet-gepubliceerd
onderzoek meenemen in de meta-analyse.
Je moet een studie veel vaker doen, om precies dezelfde uitkomsten te krijgen waardoor
je weet dat het effect echt is.
- Relatieve verschillen
Je vergelijkt altijd verschillende groepen, dus je maakt een vergelijking. Ene groep is
bijvoorbeeld overtuigender dan de andere groep.
- Effectgrootte
Significantie: is er een verschil ja of nee?
, Effectgrootte: grootte van het effect klein, gemiddeld, fors effect
Er is heel lang alleen gekeken naar significantie, maar hoe groot het verschil is is ook
belangrijk. Effectgrootte is vaak klein, terwijl het dan wel significant is. Theorievorming vs
praktijkadvies.
Studies leren op basis van de studie wat voor effect grootte verwacht je dan?
4. Beredeneerd gedrag a.d.h.v. model van Fishbein & Yzer, 2003
Theory of planned behaviour