I Ons eiland in de ruimte
De hoofdvraag in dit hoofdstuk is:
Hoe werkt platentektoniek en welke gevolgen heeft
dit aan het aardoppervlak ?
1.1 Planeet aarde
Deelvragen
1 Hoe is het zonnestelsel opgebouwd?
2 Hoewordtde ouderdomvande aardegemeten?
3 Hoeis de aarde opgebouwd?
Het zonnestelsel
De aarde is een van de acht planeten in het zonnestelsel
(figuur 1.3). De zon zorgt voor licht en warmte, wat het leven op
aarde mogelijk maakt. Het zonnestelsel maakt deel uit van het
Melkwegstelsel, een sterrenstelsel.
• Mercurius, Venus, de aarde en Mars bestaan uit steen. Jupiter,
Saturnus, Uranus en Neptunus zijn gasplaneten.
• Als de zon een voetbal is, dan zou de aarde een erwt zijn op 33
m afstand, Jupiter is een sinaasappel op 175 m afstand en
Neptunus is een kleine pruim op 1 km.
Tijdschalen
De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. De geologische
geologische
tijdschaal tijdschaal is onderverdeeld in tijdperken, perioden en tijdvakken,
en is gekoppeld aan gesteentelagendie in deze perioden zijn
ontstaan.
• De geologische tijdschaal op basis van de volgorde van
karakteristieke gesteentelagen en fossielen is een relatieve
geologische tijdschaal.
• Door de werkelijke ouderdom van gesteenten te bepalen
(bijvoorbeeld door gebruik te maken van het radioactieve verval),
verkreeg men de absolute geologischetijdschaal.
Kennis over de opbouw van de aarde
Aardwetenschappers hebben maar tot 12 km diepte in de
aarde kunnen kijken (boorgat op het Russische schiereiland Kola)
• We weten toch iets over de opbouw van de aarde
door het bestuderen Van aardbevingsgolven,De snelheid
van deze golven door de aarde hangt af van:
1 de dichtheid van het materiaalwaar ze doorheen gaan;
2 of het materiaal vloeibaar is of vast.
Ook de samenstelling van magma en lava bij vulkanen vertelt iets
over het magma in de diepe aarde.
Opbouw van de aarde
Aardwetenschappers delen de aarde op twee manieren in
zones in (figuur 1.6):
1 naar samenstelling: de kern, de mantel en de aardkorst (steeds
lichter van gewicht);
,viscositeit 2 naar viscositeit (een maat voor de stroperigheid van een stof):
binnen. en buitenkern, ondermantel, asthenosfeeren lithosfeer,
die vast, plastisch (taai-stroperig) of vloeibaar zijn, afhankelijk van
de druk en de temperatuur in de aarde.
kern • Binnen in de aarde zit de kern (mengsel
van nikkel en ijzer). De binnenkern is vast, de buitenkern is
vloeibaar.
mantel • Om de kern ligt de mantel. De ondermantel is plastisch(taai-
asthenosfeer stroperig). De asthenosfeer, het bovenste deel van de mantel tot
aan de lithosfeer, is ook plastisch, maar kan iets makkelijker
stromen dan de ondermantel.
aardkorst • De aardkorst en het afgekoeldebuitenste deel van de
mantel vormen samen de lithosfeer die vast en breekbaar is en
lithosfeer drijft op de asthenosfeer. De lithosfeer is onderverdeeld in
aardplaten, die stijf en onbuigzaam zijn en over de asthenosfeer
glijden. De aardkorst is dikker onder de continenten (35 tot 40,
maar ook wel 70 km) dan onder de oceanen 7 tot 10 km,
gemiddeld 8 km).
graniet • in continentale korst vind je veel graniet
basalt (figuur 1.7A en B) en de oceanische korst bestaat voor een groot
deel uit basalt (figuur 1.8A en B). Basalt heeft een hogere
dichtheid dan graniet. Doordat een continent lichter is, zal een
stuk lithosfeer met continentale korst hoger op de asthenosfeer
liggen dan een even dik stuk lithosfeer met Oceanische korst.
1.2 Drijvende continenten
Deelvragen
4 Watis het actualiteitsbeginselP
5 Hoe ontwikkelden zich de bewijzen voor het bewegen
van de aardplaten
Catastrofe 0f niet?
Vanaf de 17• eeuw gingen wetenschappers nadenken over de
ouderdom van de aarde. Een eerste theorie was de
catastrofetheorie, die tot stand kwam vanuit de gedachte dat de
aarde enkele duizenden jaren oud was.
• Maar langzamerhand ging men inzien dat de aarde niet
duizenden jaren, maar vele miljoenen jaren oud moest zijn. De
actualiteitsbeginse/ catastrofetheoriemaakte plaatsvoor het actualiteitsbeginsel:
het heden is de sleutel tot het verleden.
Alfred Wegener
In 1912 kwam de Duitse meteoroloog Alfred Wegener met
nieuwe aanwijzingen.
• Hij zag grote overeenkomsten tussen de fossiele
flora en fauna in delen van de wereld die tegenwoordig ver uit
elkaar liggen,
• Hij vond sporen van vroegere ijskappen met een
ouderdom van tussen de 200 en 300 miljoen jaar in Afrika,
, Zuid-Amerika, India en Australië. Maar ook bewijzen voor
tropische moerassen in dezelfde periode (figuur 1.11).
• Hij ontdekte dat verschillendegesteentenen gebergten die bij
de kusten van Afrika en Zuid-Amerika waren afgebroken, op
elkaar aansloten.
Pangea
Volgens Wegener moesten de huidige continenten ooit een
aaneengesloten supercontinent (pangea) zijn geweest, omgeven
door een oeroceaan (Panthalassa) (figuur 1,12).
• Zijn theorie staat bekend als de theorie van de
continentverschuiving 0f continental drift.
Onderzeese bergruggen
Uit later onderzoek in de diepte van de oceanen bleek dat
dwars door alle oceanen bergketens lopen van duizenden
rug kilometers lang: mid-oceanische ruggen. De aardkorst onder de
oceanen bleek vrij jong te zijn, maar wordt wel geleidelijk ouder
als je van de mid-oceanische rug naar het oosten of westen gaat
(figuur 1.13 en 1.14).
Bewijzen
Door middel van het aardmagnetisme vond men bewijs voor
het idee van de transportband van oceanische platen.
Bij het stollen van lava leggen ijzerdeeltjes de richting van het
aardmagnetische veld vast. Uit onderzoek aan lava blijkt dat het
aardmagnetische veld niet altijd dezelfde richting heeft gehad
(figuur 1.15).
• Geologen toonden aan de hand van studies aan het
aardmagnetisme van de oceaanbodem aan dat de zeebodem zich
inderdaad zo spreidt als men dacht.
• De huidige inzichten en feiten bevestigendus de hvpothese
van Wegener, zeker als het gaat om de verklaring van de
huidige verdeling van continenten en oceanen.
1.3 Platentektoniek
Deelvragen
6 Hoe werkt de aandrijving van de platentektoniek?
7 Welkedrie bewegingenmaken de aardplaten en
welke kenmerkende verschijnselen zijn daarbij te zien
aan het aardoppervlak ?
8 Opwelkemanierhangenplatentektonieken gebergtevorming
met elkaarsamen?
Plaatbewegingen
De lithosfeer bestaat niet uit één geheel, maar uit zeven grote
en veel kleinere platen. De processen waardoor platen ontstaan,
platentektoniek bewegen en ook weer verdwijnen, worden platentektoniek
genoemd (figuur 1.17).