H45 Reproductieve Systemen
p. 1049 t/m 1072
H45.1 Seksuele en Aseksuele Reproductie bij
Dieren
Bij seksuele reproductie worden twee haploïde gameten gefuseerd tot een diploïde zygote.
De haploïde gameten worden gemaakt door meiose.
Bij aseksuele reproductie wordt er d.m.v. een mitotische celdeling een nieuw organisme tot
leven gebracht.
Verschillende vormen van aseksuele reproductie zijn: budding (knopvorming), splijting, een
proces bestaande uit fragmentatie & regeneratie en ten slotte parthenogenese.
- knopvorming komt voor bij bijvoorbeeld koraal. Er wordt een knop gevormd op de
ouder, waarna deze knop uitgroeit tot een nieuw organisme. Bij dit koraal blijft het
vastzitten aan de ouder waardoor het uiteindelijk een kolonie vormt
- splijting is een vorm van aseksuele reproductie waarbij simpelweg de ouder in
tweeën wordt gehakt en uitgroeit tot twee nieuwe organismen.
- Fragmentatie & regeneratie houdt in dat het lichaam in stukjes breekt (fragmentatie)
waaraan de missende stukjes weer aangroeien (regeneratie). Dit komt voor bij
sommige wormen, cnidaria, sponzen en koralen
- Parthenogenese is praktische een seksueel mechanisme maar dan zonder het
mannelijke deel. Er wordt een eicel gemaakt, welke niet bevrucht hoeft te worden.
Wanneer deze niet bevrucht wordt, groeit er een haploid organisme uit. Wanneer
deze wel bevrucht wordt (is het ook geen parthenogenese meer) groeit er een diploïd
organisme uit. Dit komt voor bij bijen.
- Het komt zelden voor bij vertebraten, toch komt het voor bij zaagvissen.
Seksuele reproductie kent ook verschillende vormen. Zoals hermafroditisme, zelfbevruchting
of het veranderen van geslacht.
- hermafroditisme is echt het zijn van vrouw én man tegelijk. Dit komt voor bij dieren
die een kleinere kans hebben om een partner te vinden, dus kunnen ze, of ze nou
een mannetje of een vrouwtje tegenkomen, toch voortplanten. Wanneer dit dan
gebeurt, geven beide partijen sperma, en ontvangen dus ook beiden sperma.
- sommige hermafrodieten kunnen ook zelfbevruchten. Hiervoor hebben ze geen
partner nodig. #winnen #geengezeik #alleenstaandebijstandsmoeders
- bij geslachtsverandering, spreekt voor zich, verandert een organisme van geslacht.
Bij Thalassoma bifasciatum komt dit voor. Deze vissen leven in een harem met één
mannetje. Wanneer dit mannetje dan sterft, verandert de grootste vrouw in een man.
Hierdoor kan de harem in stand blijven en kunnen ze zich toch voortplanten.
Bij seksuele reproductie is er vaak sprake van reproductieve cycli. Deze worden dan weer
gereguleerd door hormonen welke gereguleerd worden aan de hand van stimuli van
buitenaf, zoals klimaat en beschikbaarheid van voedsel. De hormonen spelen in op de
ovulatie, het vrijkomen van een eicel. Hierbij is het voordeel dat de bevruchting alleen
, plaatsvindt wanneer er bij geboorte de optimale condities zijn, dus dat er geen energie
verspild wordt aan onsuccesvolle nakomelingen.
Reproductieve cycli vinden niet alleen plaats bij seksuele dieren, ook bij aseksuele dieren
zoals de watervlo. Bij slechte condities vindt er seksuele reproductie plaats waardoor de
goede genen zullen worden doorgegeven. Dit is een voordeel voor de hele soort.
De verschillen tussen aseksuele en seksuele reproductie zijn ondertussen wel duidelijk.
Maar waarom planten sommige dieren zich aseksueel voort en sommige seksueel? Bij
aseksuele reproductie zijn er meer nakomelingen. Het aantal nakomelingen per individu is
namelijk twee. Terwijl bij seksuele reproductie er dat 0,5 zijn, omdat er twee ouders nodig
zijn voor één nakomeling, daarnaast hangt het er ook nog vanaf of dit een mannetje of een
vrouwtje is. Al met al lijkt seksuele reproductie dus een verspilling van energie. Echter heeft
dit ook zijn voordelen. Wanneer een populatie onder druk staat door bijvoorbeeld
pathogenen, kunnen er door
genetische recombinatie, wat alleen bij
seksuele reproductie plaatsvindt,
nieuwe individuen komen die resistent
zijn tegen deze pathogenen. Bij
aseksuele reproductie is deze
mogelijkheid zeer beperkt.
H45.2 Bevruchting
Het fuseren van een eicel en een zaadcel heet bevruchting, een proces wat op veel
manieren kan gebeuren, zoals intern of extern. Bij externe bevruchting komen zowel de
eicellen als de zaadcellen vrij in de omgeving waarna ze elkaar maar moeten zien te vinden.
Hiervoor is wel een vochtige omgeving nodig om de gameten in leven te houden en ervoor
te zorgen dat de zaadcellen bij de eicellen kunnen komen. Om de kans op bevruchting te
vergroten doen sommige dieren aan spawning, het tegelijkertijd vrijlaten van de gameten.
Vaak getriggerd door chemische signalen of signalen van de omgeving zoals de juiste
temperatuur of de stand van de maan. Andere dieren geven hun gameten niet tegelijk vrij,
hierdoor is er vaak sprake van partnerschap waardoor de gameten bij elkaar zijn op moment
van het vrijgeven.
Interne bevruchting heeft geen vochtige omgeving nodig en vergroot de kans op
bevruchting. Dit proces heeft wel een complex reproductief systeem nodig. Het mannelijke
orgaan geeft zaadcellen vrij in het vrouwelijk reproductief orgaan waar de zaadcellen vaak
ook opgeslagen worden. Vaak is er dan ook sprake van feromonen, een soort hormonen
maar dan voor de buitenwereld, bedoeld om partners aan te trekken. Dieren die intern
bevruchten maken minder gameten aan dan dieren die extern bevruchten. Dit is logisch
omdat de garantie van bevruchting hoger is, en er dus minder nodig zijn. Daarnaast worden
intern bevruchte eicellen beschermd tegen predatie en gevaren van buitenaf. Dit kan d.m.v.
een ei, zoals bij vogels, of een ontwikkeling in de moeder d.m.v. een placenta. Bij interne
ontwikkeling verschilt het nog of de foetus de hele ontwikkeling doorbrengt in de baarmoeder
(zoogdieren) of een deel (buideldieren zijn ook zoogdieren).