+KERN 1AC
In de KTF worden de volgende thema`s getoetst:
• Levensfasen
• Wetgeving
• Verpleegkundig proces
• Positieve gezondheid
• Evidence based nursing practice
• Functie-, inhouden en deskundigheidsniveaus van het beroepenhuis
LES 1A
Leerdoelen
De student:
1. beschrijft de eigen vooronderstellingen, waarden en opvattingen ten aanzien van
gezondheid en zorgverlening.
2. geeft in eigen woorden weer wat er verstaan wordt onder de begrippen holistische
zorg, zelfmanagement en zelfredzaamheid.
3. legt in eigen woorden de begrippen levensfasen van de mens en de zes pijlers van
positieve gezondheid uit en legt hier een relatie tussen
In elke levensfase staat een andere gezondheidspijler voorop.
Leerdoelen LES 1 Kern1a
1. Wat is holistische zorg?
Holistische zorg is het geheel van 3 aspecten: geestelijke, sociale en lichamelijke zorg. Deze
aspecten zijn met elkaar verbonden en beinvloeden elkaar. In de holistische zorg staat
centraal dat ieder mens uniek is.
2. Wat is positieve gezondheidszorg?
In de positieve gezondheidszorg wordt gekeken naar het vermogen van de patient om met
fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, zodat de patient zoveel
mogelijk hun eigen regie kunnen voeren. Gezondheid wordt niet gezien als de aan- of
afwezigheid van een ziekte.
3. Wat zijn de domeinen van de positieve gezondheidszorg? + uitwerken
* lichaamsfuncties: het vermogen van je conditie, eten, pijnlijke klachten, bewegen, fitheid,
slapen en je gezond voelen.
* mentale functies en beleving: het vermogen van je concentratie, gevoel van controle,
communiceren, onthouden, jezelf accepteren, vrolijk zijn, omgaan met verandering.
* zingeving: het vermogen van het hebben van vertrouwen, dankbaarheid, idealen willen
bereiken, zinvol leven, levenslust, blijven leren, accepteren.
* kwaliteit van leven: het vermogen van gelukkig zijn, lekker in je vel zitten, hoe je woont,
rondkomen met je geld, genieten, balans, je veilig voelen.
* sociaal maatschappelijke participatie: het vermogen van erbij horen, zinvolle dingen
doen, interesse in de maatschappij, sociale contacten, serieus genomen worden, steun van
anderen, samen leuke dingen doen.
,*dagelijks functioneren: het vermogen van zorgen voor jezelf, je grenzen kennen, kennis
van gezondheid, omgaan met tijd, omgaan met geld, kunnen werken, hulp kunnen vragen.
4.
Wat zijn de werkvelden in de gezondheidszorg van een verpleegkundige? (bv GGZ
etc.)
GGZ: geestelijke gezondheidszorg
MGZ: maatschappelijke gezondheidszorg
AGZ: algemene gezondheidszorg
VGG: Verpleegkundige Gerontologie Geriatrie (ouderen)
5. Wat is zelfmanagement?
Zelfmanagement heeft betrekking op activiteiten die de patient op zich neemt, maar die
traditioneel door professionele zorgverleners worden uitgevoerd. Meestal gaat het om een
chronische aandoening. Het gaat om het zelf uitvoeren van en regie houden op activiteiten
die tot doel hebben hun eigen gezondheid en welzijn te maximaliseren. Verpleegkundigen
helpen hierbij.
6. Wat is zelfredzaamheid?
Zelfredzaamheid is het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterrreinen
met zo min mogelijk professionele steun en zorg.
7. Beschrijf kort de verschillende levensfasen van de mens.
Volgens Erikson.
0-1,5 jaar: door de band die je vormt met je moeder, leer je om later mensen te vertrouwen.
1,5-3 jaar: je leert in deze fase zelfbeheersing.
3-6 jaar: je leert initiatief nemen en doelen stellen.
,6-puberteit: je leert verschillende vaardigheden die je nodig zult hebben in de maatschappij.
Adolescentie: in deze fase ga je opzoek naar wat je wil in het leven. Wie ben ik? Wat wil ik?
Jongvolwassen: je raakt meer betrokken bij belangrijke zaken zoals het werk. Ook vindt je
intieme relaties belangrijk..
Middelbare leeftijd: levensdoelen worden waargemaakt. Kinderen breng je groot, je maakt
carriere en je helpt anderen.
Ouderdom: de fase waarin je (meestal) het gevoel hebt dat je een leven hebt geleidt dat echt
zin heeft gehad. Je accepteert de naderende dood.
LES 1c
Leerdoelen:
De student
1. legt in eigen woorden de achtergrond en noodzaak van EBP uit.
2. legt relaties tussen leefstijlfactoren/risicofactoren en gezondheid.
Leefstijlfactoren en risicofactoren kunnen invloed hebben op gezondheid. Van bepaalde leefstijl- of
risicofactoren kun je aandoeningen/ziektes krijgen.
3. legt in eigen woorden uit hoe een verpleegkundige een professionele relatie
aangaat met een zorgvrager.
De professionele standaard is de kapstok waaraan de algemeen aanvaarde uitgangspunten van de
zorgverlening zijn opgehangen. Denk hierbij aan richtlijnen, de beroepscode, de beroepsprofielen,
regel- en wetgeving, normen en eisen van het kwaliteitsregister, handreikingen etc. (De
Beroepscode geeft je de waarden en normen van de beroepsgroep. Hoewel de taken en
verantwoordelijkheden van
verpleegkundigen en verzorgenden verschillen, komen de waarden en normen van de beroepen
overeen.Daarnaast maakt de Beroepscode aan zorgvragers en hun naasten, mantelzorgers, andere
zorgverleners, zorgaanbieders en
de samenleving als geheel duidelijk wat zij van jou als verpleegkundige of verzorgende mogen
verwachten.)
* (zinloze) rituelen in de zorg: gewoontes die de zorg heeft, zoals bloeddruk meten, bijhouden van
de vochtbalans, bloedsuiker prikken. Sommige dingen kunnen zinloos zijn omdat ze niet EBP zijn,
bijvoorbeeld patienten 24 uur voor een operatie nuchter houden.
http://www.nurseacademycongres.nl/uploads/presentaties/ebp_en_rituelen.pdf
* Evidence Based Practice (EBP) BLZ 118 & 169 Theorie verpleegkundige
beroepsuitoefening: professionals maken beslissingen voor een patient met behulp van
betrouwbaar bewijsmateriaal, zoals onderzoeken, maar ook de wensen van de patient, en de
ervaringen van de professional. Dit om te voorkomen dat de patient uiteindelijk toch niet beter
wordt door de handeling die je uitvoert omdat je denkt dat het goed voor de patient is. EBP
voorkomt dat je te snel ALLEEN vertrouwt op je ervaringen en advies van school wanneer je
beslissingen moet maken waarvan de gevolgen niet helemaal duidelijk zijn. Je moet dus ook naar de
andere dingen kijken.
EBP zorgt voor betrouwbare zorg. Ook weet je als professional beter wat de gevolgen ervan zijn en
weet je dat de handelingen die je doet effectief zijn. Je kan beter voorlichting geven over de zorg die
je levert.
EBP baseer je op 3 domeinen:
* Bewijs
* Kennis & ervaring
* De wensen en voorkeuren van de patient
, Kortom: EBP draait om: wensen en voorkeuren van de patient – expertise (ervaring) van
professionals (dus ook verpleegkundigen) – bewijs uit onderzoek. Je moet letten op al deze 3
dingen.
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC226388/
Boek: Evidence-based practice – K. Ann Mckibbon
* Leefstijlfactoren: factoren die te maken hebben met de levenstijl van een persoon. Zoals roken,
overgewicht, stress, hoge bloeddruk, hoog cholesterol, diabetes, onvoldoende beweging, ongezonde
voeding. Leefstijlfactoren zijn beinvloedbaar
https://www.mcl.nl/patient/specialismen-en-centra/hartcentrum-friesland/leefstijl
* Risicofactoren: Een omstandigheid die de kans op een ziekte vergroot. Risicofactoren zijn niet
beinvloedbaar.
Leefstijlfactoren en risicofactoren kunnen invloed hebben op de gezondheid van iemand. Deze
factoren kunnen de kans vergroten dat iemand een ziekte of aandoening krijgt.
Fasen in een verpleegkundig proces:
1. gegevens verzamelen
2. diagnose stellen
3. planning
4. uitvoering
5. evaulatie
Primaire preventie: ziektes voorkomen. Bv. handen wassen voor het eten, kleine dingen.
Secundaire preventie: bv. onderzoek doen naar een ziekte, erger voorkomen.
Tertaire preventie: herhaling van ziektes voorkomen. Bv. Voorkomen dat ebola verspreid
wordt.
LES 2A
Leerdoelen:
1. geeft vijf voorbeelden van leefstijl- en risicofactoren die invloed kunnen hebben op
de gezondheid van het ongeboren kind en de moeder.
2. schetst de eisen die in het algemeen aan gezonde voeding gesteld worden.
Je baby heeft eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines en mineralen nodig om gezond te
groeien en haalt deze uit jouw voeding. Door te variëren met verschillende soorten groente
en fruit, weet je zeker dat hij alle benodigde voedingsstoffen binnenkrijgt. Twee dagen in de
week vlees vervangen door vis en regelmatig een dagje vegetarisch met peulvruchten of
eieren is ook gezond. Volgens de schijf van 5.
Je moet er extra op letten dat je foliumzuur en vitamine D slikt. Krijg genoeg calcium, ijzer,
en vis binnen via eten. Krijg niet te veel vitamine A binnen (leverproducten, max. 1
boterham met bv. Leverpastei per dag). Eet geen rauwe, wilde en vette vis.
3. legt een verband tussen enerzijds zijn eigen eetgewoonten en leefstijl en anderzijds
gezondheid.
4. Kan de embryonale groei uitleggen
H20 AF