Samenvatting module 1.3 – De Woning
Samenvatting module 1.3
Week 1 – Vermogensrecht; verbintenissenrecht en goederenrecht
Vermogensrecht
Het vermogensrecht regelt de regels omtrent het goederenrecht en verbintenissenrecht. Dit wordt
allemaal geregeld in de Burgerlijke wetboeken 3, 5, 6, 7 en 7A. Hierbij zien we dat er gebruik gemaakt
wordt van een gelaagde structuur. Voor de algemene overeenkomsten kijk je bijvoorbeeld naar boek
6 en voor de bijzondere overeenkomsten kijk je naar boek 7 en 7A.
Objectief recht
Objectief recht is het geldende recht binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald moment. Het
objectieve recht bestaan voor het grootste deel uit ongeschreven regels. Het zijn vaak de normen:
wat er mag, wat er moet, wat er verboden is.
Subjectief recht
Een subjectief recht is een aan iemand toekomende bevoegdheid. Bijvoorbeeld je krijgt het
vruchtgebruik van een woning.
Absolute en relatieve rechten
- Een absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen geldt en dat jij tegenover iedereen
kan inroepen. Bijvoorbeeld: Eigendom, art. 5:1 BW.
- Een relatief recht is een recht dat alleen tussen bepaalde personen geldt. Bijvoorbeeld de
koopovereenkomst die jij sluit met de verkoper in de Mediamarkt, art. 7:1 BW.
Verbintenissenrecht
Een verbintenis is een verplichting van de een (schuldenaar) ten opzichte van de ander (schuldeiser).
De schuldeiser heeft een vordering op de schuldenaar. Die vordering is een subjectief recht.
Ontstaan van een verbintenis
Een verbintenis kan enkel ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit, art. 6:1 BW.
Rechtshandeling
Een rechtshandeling is een handeling waardoor een rechtsgevolg intreedt. Hiervoor is een gerichte
wil nodig die zich uit in een verklaring, art. 3:33 BW.
- Meerzijdige rechtshandeling: Een meerzijdige rechtshandeling is een rechtshandeling tussen
twee of meer personen.
- Eenzijdige rechtshandeling:
o Gericht: Deze rechtshandeling wordt door één specifiek persoon uitgevoerd. Hierbij
is er trouwens geen handelen van een ander voor benodigd. Maar het is gericht aan
een ander persoon. Bijvoorbeeld het opzeggen van een arbeidsovereenkomst.
o Ongericht: Deze rechtshandeling is niet tegen een ander persoon gericht.
Bijvoorbeeld het opmaken van een testament.
Wilsgebreken
Een rechtshandeling is vernietigbaar indien deze tot stand is gekomen onder:
Art. 3:44 BW: bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden;
Art. 6:228 BW: dwaling.
1
,Samenvatting module 1.3 – De Woning
Vernietigen
Indien je gaat vernietigen dan vereist dit actief handelen. Vernietigen moet jijzelf doen, een rechter
doet dit niet. Let op: indien jij je beroept op een bepaald rechtsgevolg dan draag jij wel de bewijslast,
art. 150 Rv. Bij vernietigen is er terugwerkende kracht! De vernietiging werkt terug tot het tijdstip
waarop de rechtshandeling is verricht, art. 3:53 BW.
De wijze van vernietiging loopt als volgt. Vernietiging geschiedt door een buitengerechtelijke
verklaring hetzij een rechterlijke uitspraak, art. 3:49 BW. In de artikelen 50 en 51 van Burgerlijk
wetboek 3 staat uit hoe er vernietigd kan worden.
Handelingsonbekwaamheid
Een rechtshandeling verricht door een handelingsonbekwame is vernietigbaar. Een eenzijdige
ongerichte rechtshandeling is echter nietig, art. 3:32 lid 2 BW.
Elke overeenkomst is een rechtshandeling maar niet elke rechtshandeling is een overeenkomst.
Wilsontbreken
Een rechtshandeling is nietig indien deze is ontstaan en er sprake was van wilsontbreken.
Voorbeelden hiervan zijn:
- De rechtshandeling is in strijd met de wet, goede zeden of openbare orde, art. 3:40 lid 1 BW.
- Tenzij anders uit de wet voortvloeit, de rechtshandeling die niet in de voorgeschreven vorm
is verricht, art. 3:39 BW.
Gerechtvaardigd vertrouwen
Indien de wil niet overeenstemt met de verklaring dan is er geen rechtshandeling tot stand
gekomen.
Dit kan echter gerepareerd worden door het gerechtvaardigd vertrouwen. Er kan een beroep op
gerechtvaardigd vertrouwen worden gedaan indien de persoon ervan uit mocht gaan dat de
aanbieder de rechtshandeling zo had beoogd.
Art. 3:35 BW
Indien er een andere verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de
gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot
hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep doen op gerechtvaardigd
vertrouwen.
De persoon die een beroep doet op het gerechtvaardigd vertrouwen moet wel te goeder trouw zijn,
art. 3:11 BW.
Bij een aanbod dat te mooi om waard te zijn is, kan geen beroep op gerechtvaardigd vertrouwen
worden gedaan, indien de koper wist of had behoren te weten dat dit niet overeen zou stemmen met
de wil van de verkoper.
2
, Samenvatting module 1.3 – De Woning
Totstandkoming van overeenkomsten
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding, art. 6:217 BW. Een aanbod kan
worden herroepen, tenzij het een termijn voor aanvaarding inhoudt of de onherroepelijkheid ervan
op een andere manier uit het aanbod volgt, art. 6:219 BW.
Bijv: Je zegt: €500,- is mijn laatste bod, je moet het nu accepteren anders zie ik van de koop af.
Een mondeling aanbod vervalt, wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard, een schriftelijk
aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard, art. 6:221 lid 1 BW.
Een aanvaarding die van het aanbod afwijkt geldt als een nieuw aanbod en als verwerping van het
oorspronkelijke, tenzij het gaat om ondergeschikte punten, art. 6:225 BW. Een ondergeschikt punt is
bijvoorbeeld: Ik koop die fiets van jou over, indien jij nog even een nieuwe fietsbel erop zet.
De koopwoning overeenkomst
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding, art. 6:217 BW. Een overeenkomst is
in beginsel vormvrij, art. 6:226 BW. Echter is het voor een overeenkomst van een koopwoning
verplicht om dit schriftelijk aan te gaan, art. 7:2 lid 1 BW, tenzij de koper een rechtspersoon is die
handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Bedenktermijn bij kopen van een woning
De bedenktermijn voor de koper bedraagt drie dagen, art. 7:2 lid 2 BW.
Hofland Hennis
Bij Hofland Hennis ging het er om of een advertentie van een koopwoning in de krant werd gezien als
een aanbod. De Hoge raad oordeelde hierover dat een advertentie slechts gezien kan worden als een
uitnodiging tot onderhandelingen. Dit omdat er allemaal informatie ontbrak.
Goederenrecht
Het goederenrecht regelt de regels over wat voor een positie een persoon ten aanzien van een goed
heeft. Kenmerken hiervan zijn:
- Absolute rechten;
- Gesloten stelsel (geen contractsvrijheid);
- Het creëren van duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van goederen.
In week 6 e.v. wordt hier nog verder op in gegaan.
Goederen, art. 3:1 BW
Goederen kun je onderverdelen in:
- Alle zaken, en;
- Alle vermogensrechten.
Zaken, art. 3:2 BW
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Bijv: een telefoon, een tv, etc.
Roerend/onroerend, art. 3:3 BW
- Onroerend: de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde
beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd,
hetzij rechtstreeks (middels een fundering in de grond), hetzij door vereniging met andere
gebouwen of werken (de lift in een appartement).
3