Forensische psychopathologie - week 1
Hoorcollege 1: the RNR-model, crimogenic needs & clinical relevance (opfriscollege)
Literatuur
Janković M, Boxtel Gv, Masthoff E, Caluwé ED and Bogaerts S (2021) The Long-Term Changes in
Dynamic Risk and ProtecLve Factors Over Time in a NaLonwide Sample of Dutch Forensic Psychiatric
PaLents. Front. Psychiatry 12:737846. doi: 10.3389/fpsyt.2021.737846
De langetermijnveranderingen van dynamische risico- en beschermende factoren zijn zelden
onderzocht bij forensisch psychiatrische paEënten. We hebben een latente groeicurve-analyse
gebruikt om trajecten van risico- en beschermende factoren in de loop van de Ejd te onderzoeken bij
alle 722 mannelijke forensisch psychiatrische paEënten die tussen 2004 en 2014 onvoorwaardelijk zijn
vrijgelaten uit een van de twaalf Nederlandse forensisch psychiatrische centra (FPC's). Het onderzoek
besloeg de periode vanaf juridische observaEe tot aan de onvoorwaardelijke invrijheidstelling.
Bovendien hebben we onderzocht of deze trajecten verschillen tussen paEënten, aRankelijk van hun
psychiatrische diagnose, namelijk middelengebruiksstoornissen (SUD), psychoEsche stoornissen en
cluster B-persoonlijkheidsstoornissen (PD's). Daarnaast hebben we ook onderzocht of verslaving
veranderingen in risico- en beschermende factoren kan beïnvloeden bij respecEevelijk een groep
psychoEsche en cluster B-PD-paEënten. Over het geheel genomen suggereren de bevindingen dat alle
veranderingen in dynamische risico- en beschermende factoren kunnen worden weergegeven door
twee fasen van het verblijf van paEënten in de FPC's. Concreet vonden de meeste veranderingen op
het gebied van dynamische risico- en beschermende factoren plaats aan het begin van de
behandeling, dat wil zeggen vanaf het moment van juridische beoordeling tot aan het moment van
onbegeleid verlof. Bovendien zou het moment van ongeleid verlof kunnen worden beschouwd als het
‘keerpunt’ in de behandeling van daders. We ontdekten ook dat paEënten met een
verslavingsproblemaEek en psychoEsche paEënten het meest veranderden in de eerste fase van hun
verblijf, terwijl paEënten met een cluster B-PD het meest veranderden in de tweede fase. Echter,
verslaving veranderde de veranderingen in risico- en beschermende factoren bij psychoEsche en
cluster B-PD-paEënten niet. Deze bevindingen kunnen de behandeling van daders en
misdaadprevenEestrategieën helpen verbeteren.
Dynamische risico- en beschermende factoren kunnen worden gedefinieerd als potenEeel
veranderbare kenmerken van individuen en hun omgeving die naar verwachEng de kans op recidive
na ontslag vergroten (risicofactoren) of verkleinen (beschermende factoren). Dynamische
risicofactoren en in mindere mate beschermende factoren zijn essenEeel voor de forensische
penitenEaire prakEjk; ze kunnen helpen redelijke doelen te stellen voor intervenEes die de kans op
recidive verkleinen [bijv. criminogene behoe]en; (1), of primaire goederen], bepalen of er zinvolle
vooruitgang wordt geboekt in de richEng van behandeldoelen, en informeren over
risicomanagementstrategieën. Om deze redenen worden dynamische risico- en beschermende
factoren nu rouEnemaEg geëvalueerd in gestructureerde risicotaxaEe-instrumenten, zoals de
Historische, Klinische en Toekomst-Revisie (HKT-R [Historisch Klinisch Toekomst-Revisie]).
Hoewel nubg, kunnen meEngen voor en na de behandeling alleen aangeven of er een significante
lineaire verandering in risico- en beschermende factoren hee] plaatsgevonden, bijvoorbeeld vanaf de
opname in de forensische kliniek tot aan de onvoorwaardelijke vrijlaEng. Meerdere EjdsEppen
daarentegen maken het mogelijk om verschillende veranderingspatronen en -trajecten te meten, wat
een beter inzicht kan geven in de voortgang van de behandeling en forensische behandelaars de
mogelijkheid biedt om de behandeling van daders aan te passen als dat nodig is.
1
,Verder is het belangrijk om te benadrukken dat de paEënten in hoogbeveiligde forensisch
psychiatrische instellingen verschillen in dynamische risico- en beschermende factoren, wat deels kan
worden toegeschreven aan hun verschillende psychiatrische diagnoses.
SUD wordt gedefinieerd als een problemaEsch patroon van middelengebruik dat leidt tot klinisch
significante beperkingen in het dagelijks leven of leed. Middelengebruik kan leiden tot ontremming,
waardoor agressie waarschijnlijker wordt. Daarnaast hebben paEënten met SUD vaker problemen op
het gebied van familierelaEes, werk, juridische zaken, huisvesEng en gezondheid, wat indirect ook het
risico op herhaling van crimineel gedrag kan verhogen. Bovendien worden paEënten met SUD
beschouwd als moeilijk te behandelen vanwege hun neiging tot extreme emoEonele reacEes en de
moeilijkheid om hen te betrekken tot absEnenEe is bereikt.
Samenvaeend kunnen we stellen dat paEënten met SUD, psychoEsche stoornissen of cluster B PD's
minder vaak adequaat reageren op behandeling en een grotere kans hebben om te recidiveren na
vrijlaEng uit hoogbeveiligde forensisch psychiatrische instellingen dan paEënten zonder deze
stoornissen. Het zou kunnen dat deze paEënten minder vooruitgang boeken op het gebied van
dynamische risico- en beschermende factoren Ejdens de forensische behandeling, waardoor ze een
grotere kans hebben om te recidiveren na vrijlaEng. Hoewel een aantal studies hee] bijgedragen aan
een beter begrip van specifieke risico- en beschermende factoren gerelateerd aan geweld en recidive
bij SUD, psychoEsche en cluster B psychiatrische paEënten, is tot op heden in geen enkele studie
onderzocht hoe risico- en beschermende factoren veranderen Ejdens de behandeling bij deze
paEënten. Daarom onderzochten we in deze studie of veranderingen in de klinische schaal en de
risico- en beschermende subschalen over Ejd aRankelijk zijn van SUD, psychoEsche stoornissen en
cluster B PDs.
Over het geheel genomen geven de resultaten aan dat de mate van verandering van dynamische
risico- en beschermende factoren niet constant is in de Ejd en dat er enkele belangrijke verschillen zijn
in de routes van deze factoren tussen SUD en niet-SUD paEënten, psychoEsche en niet-psychoEsche
paEënten, en cluster B en niet-cluster B PDs paEënten. Echter, SUD veranderde niets aan de
veranderingen in risico- en beschermende factoren bij psychoEsche en cluster B PDs paEënten.
Janković M, Masthoff E, Spreen M, de Looff P and Bogaerts S (2021) A Latent Class Analysis of Forensic
Psychiatric PaLents in RelaLon to Risk and ProtecLve Factors. Front. Psychol. 12:695354. doi:
10.3389/fpsyg.2021.695354
Forensisch psychiatrische paEënten vormen een zeer heterogene populaEe wat betre]
psychopathologie, criminele geschiedenis en risicofactoren voor recidive. Daarom was het doel van de
huidige studie om te onderzoeken of er meer homogene klassen van forensische paEënten zijn op
basis van DSM-IV-TR As I en II-diagnoses en eerder gepleegde misdrijven, door middel van
exploraEeve latente klassenanalyse (LCA). Ook is onderzocht welke risico- en beschermende factoren
in de ene klasse significant vaker voorkomen dan in andere klassen. De onderzoeksgroep bevaee 722
mannelijke forensisch-psychiatrische paEënten die tussen 2004 en 2014 onvoorwaardelijk werden
vrijgelaten uit streng beveiligde forensische klinieken. Gegevens zijn met terugwerkende kracht
ontleend aan elektronische paEëntendossiers. Er ontstonden vijf onderscheidende paEëntenklassen:
klasse met alleen As II-diagnose, klasse met meerdere problemen, anEsociale klasse, psychoEsche
klasse en verstandelijk gehandicapte klasse. Deze klassen verschilden aanzienlijk wat betre] risico- en
beschermende factoren. Deze studie draagt bij aan het begrip van paEëntenklassen en gee]
richEngen voor toekomsEge, op de klasse afgestemde intervenEes.
Het doel van deze forensische behandeling is om de maatschappij te beschermen tegen gevaarlijke
overtreders en hen voor te bereiden op een succesvolle reïntegraEe in de maatschappij.
2
,Zoals voorgeschreven door het Risk Need Responsivity model (RNR; Andrews en Bonta, 2006, 2010),
moet een effecEeve behandeling zich meer richten op dynamische risicofactoren (d.w.z. "criminogene
behoe]en") die de kans op recidive vergroten. Het Good Lives Model (GLM; Ward et al., 2007) legt
daarentegen meer nadruk op beschermende factoren, zoals competenEes en vaardigheden die het
risico op recidive kunnen verminderen en een posiEeve bijdrage kunnen leveren Ejdens de
rehabilitaEe van daders. Het RNR-model bestaat uit drie principes: (1) het risicoprincipe stelt dat de
intensiteit van de behandeling moet worden afgestemd op het risiconiveau voor recidive van de
veroordeelde; (2) het behoe]eprincipe benadrukt het belang van het beoordelen van "criminogene
behoe]en" [veranderlijke (dynamische) risicofactoren die direct gerelateerd zijn aan recidive] en het
gericht behandelen daarvan; en (3) het responsiviteitsprincipe houdt in dat de intervenEe moet
aansluiten bij de moEvaEe, leersEjl en intellectuele capaciteiten van de veroordeelde. Volgens het
RNR-model worden de Grote Vier (d.w.z. geschiedenis van anEsociaal gedrag, anEsociaal
persoonlijkheidspatroon, anEsociale cogniEe en anEsociale lee]ijdsgenoten) en de MaEge Vier
risicofactoren (d.w.z. gezins-/huwelijkse omstandigheden, school/werk, vrije Ejd/recreaEe en
middelenmisbruik) algemeen beschouwd als de belangrijkste voorspellers van recidive (Andrews en
Bonta, 2006, 2010).
Tegenwoordig is er consensus over het feit dat zowel risico- als beschermende factoren Ejdens de
behandeling moeten worden aangepakt (bijv. De Vries Robbé et al., 2015; Bogaerts et al., 2020). Meer
inzicht krijgen in dynamische risico- en beschermende factoren is daarom de eerste en belangrijkste
stap in het opzeeen van een effecEeve daderbehandeling.
As I diagnoses: alle stoornissen zonder persoonlijkheidsstoornissen en leerstoornissen. Zes
categorieën in deze studie: stemmingsstoornis, ontwikkelingsstoornis, psychoEsche stoornis, SUD en
andere stoornissen.
As II diagnoses: geen stoornis, cluster A persoonlijkheidsstoornis, cluster B persoonlijkheidsstoornis,
cluster C persoonlijkheidsstoornis en niet anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, meerdere
persoonlijkheidsstoornis en leerstoornis.
Er kwamen vijf verschillende paEëntenklassen naar voren: klasse met alleen As II diagnose, klasse met
meervoudige problemen, anEsociale klasse, psychoEsche klasse en verstandelijk gehandicapten
klasse. Er werden significante verschillen gevonden voor risico- en beschermende factoren op zowel
schaalniveau als itemniveau tussen de klassen. Klassen verschilden significant in de gemiddelde scores
van psychoEsche symptomen, verslaving, impulsiviteit, anEsociaal gedrag en beïnvloeding door
risicovolle netwerkleden en in de gemiddelde scores van probleeminzicht en zelfredzaamheid. LVB-
klasse was nog niet eerder gevonden in studies.
Tot slot toonde de huidige studie aan dat de verstandelijk gehandicaptenklasse gekenmerkt werd door
lagere niveaus van zowel risico- als beschermende factoren op schaalniveau in vergelijking met de
andere klassen. Dit betekent dat het richten op beschermende factoren Ejdens de behandeling
gunsEg zou kunnen zijn voor deze klasse van ID-paEënten. Bovendien vonden we dat de psychoEsche
klasse significant hoger scoorde op risicofactoren en significant lager op beschermende factoren in
vergelijking met de andere klassen.
Bogaerts, S., Spreen, M., Masthoff, E., & Jankovic, M. (2020). Longitudinal Network Structure and
Changes of Clinical Risk and ProtecLve Factors in a NaLonwide Sample of Forensic Psychiatric PaLents.
InternaLonal Journal of Offender Therapy and ComparaLve Criminology, 64(15), 1533–1550.
h`ps://doi.org/10.1177/0306624X20923256
3
, In deze studie onderzochten we netwerkconfiguraEes van 14 klinische risico- en beschermende
factoren in een steekproef van 317 mannelijke forensisch psychiatrische paEënten op twee
EjdsEppen: op het moment van opname in de forensisch psychiatrische centra (T1) en op het moment
van onvoorwaardelijke vrijlaEng ( T2). In termen van netwerkstructuur lag het sterkste risicogebied
tussen ‘vijandigheid – schending van voorwaarden’ op T1, en tussen ‘vijandigheid – impulsiviteit’ op
T2. “Probleeminzicht – verantwoordelijkheid voor misdaad” was respecEevelijk de sterkste
beschermende voorsprong, en “impulsiviteit – copingvaardigheden” was de sterkste
tussenclustergrens, op beide EjdsEppen. In termen van krachtcentraliteit had ‘samenwerking met
behandeling’ bij beide meetmomenten de hoogste krachtcentraliteit. Deze studie breidt het veld van
risicobeoordeling uit naar een beter begrip van de dynamische relaEes tussen individuele klinische
risico's en beschermende factoren en wijst op de zeer centrale risico- en beschermende factoren, die
het beste zouden zijn voor toekomsEge behandeldoelen.
In de afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan naar dynamische risicofactoren (DRF's) die
gerelateerd zijn aan crimineel gedrag en recidive. Oorspronkelijk werden, gesteund door algemene
persoonlijkheidsmodellen, cogniEeve sociale leerperspecEeven en het risicobehoe]e-
responsiviteitsmodel (RNR: Andrews & Bonta, 2006; Andrews et al., 2012), acht risicofactoren (Central
Eight) geïdenEficeerd die een prominente rol spelen in de verklaring en voorspelling van crimineel
gedrag, behandeluitkomsten en recidive. Deze factoren waren de Grote Vier risicofactoren
(geschiedenis van anEsociaal gedrag, anEsociaal persoonlijkheidspatroon, anEsociale cogniEe en
anEsociale lee]ijdsgenoten) en de MaEge Vier risicofactoren (gezinssituaEe/huwelijkse staat,
school/werk, vrije Ejd/recreaEe en middelenmisbruik). De Centrale Acht risicofactoren hebben
vervolgens een cruciale rol gespeeld in de ontwikkeling van verschillende risicotaxaEe-instrumenten
en zijn bedoeld om de kans te voorspellen dat een gedeEneerde of forensisch psychiatrische paEënt
na vrijlaEng recidiveert in hetzelfde delict of een ander delict. Bovendien worden deze instrumenten
ook gebruikt om de voortgang van de behandeling van forensische paEënten Ejdens hun verblijf in de
instelling te onderzoeken en om de kans op toekomsEg intramuraal geweld in te schaeen (Jeandarme
et al., 2019).
Het GLM is een op kracht gebaseerde benadering van de rehabilitaEe van delinquenten die zich
voornamelijk richt op het vergroten van competenEes en vaardigheden voor delinquenten om,
indirect, het risico op recidive te verminderen (Höing et al., 2013). Volgens dit model zijn het
moEveren van daders en het creëren van een goede therapeuEsche allianEe belangrijke onderdelen
van een effecEeve behandeling (Ward & Brown, 2004).
Door het netwerk van onderlinge verbanden op het moment van opname en onvoorwaardelijke
vrijlaEng te analyseren, kan inzichtelijk worden gemaakt hoe deze factoren elkaar beïnvloeden en
welke van deze geacEveerde factoren het meest centraal en beïnvloedbaar zijn. Bij netwerkanalyse
worden risico- en beschermende factoren weergegeven als knooppunten en de associaEes tussen
paren van risico- en beschermende factoren als randen (Borsboom & Cramer, 2013; Preszler et al.,
2018).
Samengevat was het doel van deze longitudinale studie om de netwerkconfiguraEe en
centraliteitsindices van risico- en beschermende factoren te onderzoeken op basis van de 14 klinische
factoren van de Historical Clinical Future-Revised (HKT-R) in een steekproef van forensisch
psychiatrische paEënten. We analyseerden de netwerkconfiguraEe en centraliteitsindices op het
moment van opname en of er veranderingen optraden binnen associaEes en centraliteitsindices op
het moment van onvoorwaardelijke vrijlaEng. Gebaseerd op de RNR en GLM modellen (Andrews &
Bonta, 2006; Ward et al., 2007), stelden we de hypothese dat risicofactoren een meer centrale posiEe
zouden hebben op T1 vergeleken met T2, terwijl beschermende factoren een meer centrale posiEe
zouden hebben op T2 vergeleken met T1.
4