Samenvatting Sociaal activeren sociaal netwerk
Hoofdstuk 1: Van verzorgingsstaat naar waarborgstaat?
1.1 Inleiding
Alles is altijd aan verandering onderhevig. Dit kan veel onzekerheid geven in de zorg- en
welzijnssector. Steun, zorg of hulp zich dichterbij de bewoner georganiseerd dan ooit tevoren. De
professionals en leidinggevenden hebben andere rollen gekregen.
1.2 Zorg- en welzijnssector in Nederland
De zorg- en welzijnssector kun je haast niet meer gescheiden zien. Beide sectoren willen een bijdrage
leveren aan de kwaliteit van leven.
De zorgsector of gezondheidszorg -> gericht op de gezondheid van individuen en van daaruit op de
kwaliteit van leven van het individu.
De welzijnssector of welzijnszorg -> gericht op het welzijn van de samenleving en van individuele
burgers daarin, ofwel kwaliteit van (samen)leven. De kwaliteit wordt bepaald door het politieke
klimaat.
1.3 Ordening in zorg en welzijn
Om grip te krijgen op complexe zaken is indeling of ordening een goed hulpmiddel.
Ordeningsprincipes -> helpen complexe systemen op een rijtje te krijgen en ze daarmee beter te
overzien of te doorgronden.
Ordeningsprincipes zorg en welzijn:
- Doel van de zorg.
- Degene die je zorg verleent.
- Afstand tussen zorggebruiken en zorgverlener.
- Plaats waar de zorg wordt gegeven.
- Zorgduur.
Ordeningsprincipe: doel van zorg
De zorgsector kent vijf doelen:
1. Positieve zorg -> gericht op het bewerkstelligen van gezondheids- of welzijnsbevorderend
gedrag bij de Nederlandse inwoners.
2. Preventieve zorg -> zorg gericht op het voorkomen of minimaliseren van de gevolgen van
ziekte of beperkingen.
3. Curatieve zorg -> zorg gericht op het herstel van ziekte/beperking of het aanpakken en
oplossen van problemen.
4. Palliatieve zorg -> gericht op het realiseren van een zo optimaal mogelijk leven met een
ziekte en/of beperking.
5. Terminale zorg -> gericht op het realiseren van een humaan mogelijk levenseinde.
Ordeningsprincipe: degene die zorg verleent
Zorg kan door veel verschillende mensen worden gegeven (verpleegkundige, ouder etc.)
- Zelfzorg -> degene die zorgt, is dezelfde persoon als degene die de zorg ontvangt.
- Gebruikelijke zorg -> degene die zorgt is een huisgenoot van degene die de zorg krijgt.
- Mantelzorg -> dit is zorg door en voor mensen uit het eigen sociale netwerk.
1
, - Vrijwilligershulp -> dit is zorg door mensen die hiervoor geen of een beperkte vergoeding
ontvangen, vanuit een organisatie ondersteund.
- Professionele zorg -> zorg verleent door iemand die daartoe een opleiding heeft gevolgd.
Ordeningsprincipe: afstand tussen zorggebruiker en zorgverlener
Er is sprake van een hiërarchische indeling tussen zorggebruiker en zorgverlener, ook wel echelons
genoemd. Vier echelons:
1. Het nulde echelon of nuldelijnszorg -> zorg die gegeven werd door anderen dan
professionele zorgverleners individuele zorg (bijv. zelfzorg, mantelzorg, vrijwilligers).
2. Het eerste echelon of eerstelijnszorg -> zorg geleverd door professionele zorgverleners
waartoe zorggebruikers zich rechtstreeks konden wenden (bijv. een huisarts).
3. Het tweede echelon of tweedelijnszorg -> zorg die niet direct toegankelijk was voor
zorggebruikers (bijv. ziekenhuis, jeugdzorg).
4. Het derde echelon of derdelijnszorg -> zorg waarbij een burger werd opgenomen in een
instelling.
De huisarts heeft een soort poortwachtersfunctie. Vanuit deze functie waakt de eerstelijnszorg over
de toegang tot de hogere echelons.
Nieuwe vorm van echelonnering:
- De nulde lijn heeft geen sprake meer van betaalde en/of professionele zorg, het gaat nu om
mantelzorg of zelfzorg.
- De halfde lijn bestaat uit zorg die gegeven wordt door vrijwilligers en uit professionals die het
verlenen van zorg op de één of andere manier facaliteren. Bijv. door wijkteams.
- De anderhalfde lijn of anderhalvelijnszorg bestaat uit zorg waarvoor een verwijzing en/of
indicatie voor nodig is vanuit de halfde of de tweede lijn. Bijv. iemand wordt in een
ziekenhuis opgenomen en wordt doorverwezen naar een zorghotel.
Ordeningsprincipe: plaats waar de zorg wordt gegeven
1. Zorg die de zorggebruiker thuis ontvangt (extramurale zorg, ambulante zorg of thuiszorg).
2. Zorg die de zorggebruiker in een instelling ontvangt (semimurale zorg).
3. Zorg die de zorggebruiker in een instelling ontvang, waar hij of zij tevens 24 uur per dag
verblijft (intramurale zorg of klinische zorg, ook wel residentiële zorg).
Ordeningsprincipe: zorgduur
Twee typen:
1. De chronische, langdurige zorg of long stay care -> verpleging en verzorging in de zogeheten
caresector.
2. De kortdurende zorg of short stay care -> behandeling en herstel gericht, de cure sector.
Een duidelijke scheiding tussen deze twee is lastig, daardoor wordt er soms ook gesproken van een
middellangdurende zorg of medium stay care.
1.4 Nederland als verzorgingsstaat
Een land wordt een verzorgingsstaat genoemd wanneer het welzijn van de burgers een primaire
verantwoordelijkheid van de overheid is. De overheid doet dit door wet- en regelgeving en financiële
middelen met name op gebied van gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale
zekerheid.
Sinds 1 januari 2015 heeft Nederland de verzorgingsstaat losgelaten.
2
,Er wordt op verschillende manieren naar de verzorgingsstaat gekeken:
- Politieke benadering.
- Macro-economische benadering.
- Sociologische benadering.
Politieke benadering
Vraagstukken: recht, rechtvaardigheid en onderlinge solidariteit; wie krijgt wat, wanneer en hoe?
Solidariteitsprincipe -> de erkenning van het recht op een bestaansminimum voor iedereen. Hierbij
wordt de kosten gezamenlijk gedragen, waarbij de sterkste schouders de sterkste lasten dragen.
Om dezelfde zorg in dezelfde omstandigheden te kunnen bieden, moet men kunnen vaststellen of er
inderdaad sprake is van dezelfde omstandigheden. Dit is echter lastig door de voortdurende
aanpassingen in de wet.
Macro-economische benadering
Vraagstuk: inkomen en uitgaven van een land -> wat betekent de verzorgingsstaat voor het bruto
binnenlandse product en de economische groei?
Door de bestaanszekerheid van de verzorgingsstaat is er minder sprake van zichtbare armoede of
sociale ellende. Een verzorgingsstaat leidt doorgaans tot een sociaal stabiele samenleving.
Het bruto binnenlands product (BBD) -> alle inkomsten binnen de staatsgrenzen van een land.
Door de vergrijzing is er nog weinig stijging in het BBP. De vergrijzing wordt gebruikt om aan te geven
dat het aandeel van ouderen in een bevolking stijgt ten opzichte van andere leeftijdsgroepen. Door
de stijging van het aantal ouderen, stijgen de kosten ook voor de verzorgingsstaat.
Sociologische benadering
Vraagstuk: betrekking hebben op de samenleving en de onderlinge betrekking van mensen in die
samenleving -> wat doet de verzorgingsstaat met mensen en groepen mensen?
De bestaanszekerheid die een verzorgingsstaat beidt, geeft mensen de kans om hun eigen leven
vorm te geven. Kwetsbare groepen kunnen hierdoor ook emanciperen.
Doordat de staat zich gedraagt als primaire verantwoordelijke voor het welzijn van zijn burgers, gaan
burgers zich vaak afhankelijk opstellen ten opzichte van de overheid. Mensen gaan bijv. zorg eisen
van de overheid.
1.5 Werken aan een participatiesamenleving
Burgers worden nadrukkelijk uitgenodigd door de overheid om verantwoordelijk te zijn. De Wet
maatschappelijke zorg speelt hierbij een rol. Burgers worden bevorderd voor participatie. Het
maatschappelijke doel van de Wmo is: meedoen. Daarbij is het uitgangspunt dat pas als het mensen
niet lukt op eigen kracht of met hulp uit de sociale omgeving mee te doen, de gemeente
verantwoordelijkheid heeft om burgers te ondersteunen.
Nadruk ligt niet meer op verzorgen, maar ondersteunen, meedoen -> participatiesamenleving.
Over transitie en transformatie
Op 1 januari vond er een belangrijke wijziging plaats in de Nederlandse wet en regelgeving.
Figuur 1.3 laat deze veranderingen zien, blz. 18.
In het sociale domein gaat het met name om de drie wetten (uitvoering: gemeente):
3
, - Wet maatschappelijke ondersteuning.
- Jeugdwet.
- Participatiewet (Werk en inkomen).
Transitie -> een fundamentele verandering van wet- en regelgeving (stelselwijziging) met grote
impact op de samenleving die (in dit geval) leidt tot een verandering in taken, bevoegdheden en
budgetten van de zorg- en welzijnssector, en daarmee tot een andere structuur en cultuur van deze
sectoren (verandering van structuur).
Transformatie -> langdurig proces van verandering van werkwijzen en verhoudingen tussen
betrokkenen op micro-, meso- en macroniveau (veranderingen van werkwijze en verhoudingen).
- Microniveau -> directe contacten tussen hulpvrager en hulpverlener.
- Mesoniveau -> bijv. een welzijnsorganisatie.
- Macroniveau -> gemeentelijk en/of beleidsniveau.
Sinds 2015:
- Meer maatwerk.
- Meer integraliteit.
- Meer stimuleren/aansluiten.
- Betere preventie.
- Meer aandacht voor effectiviteit en efficiëntie.
- Minder escalatie naar de eerstelijns en tweedelijnszorg.
Meedoen en meedenken
De Wmo bevat dus een wettelijke opdracht aan gemeenten om voorzieningen te treffen en/of
ondersteuning te bieden die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving.
Door invoering van de Wmo is er geen recht meer op dezelfde ondersteuning in dezelfde
omstandigheden. Afvinklijstjes die eerder gebruikt werden om bijv. vast te stellen of iemand een
scootmobiel krijgt, worden niet meer gebruikt. We spreken dan ook wel van een kanteling.
Kanteling -> de grote omwenteling in overtuigingen met betrekking tot zorg- en
welzijnsvoorzieningen binnen onze samenleving.
De Wmo is een kaderwet, de wet geeft kaders aan waarmee elke gemeente haar eigen beleid kan
maken. Dit beleid wordt afgestemd aan de mensen die in de gemeenten wonen.
1.6 Nederland als waarborgstaat
Het werken aan een participatiesamenleving betekent het inzetten op zelfredzaamheid en
participatie en meedenken van alle burgers in de samenleving. De overheid trekt zich terug.
Terugtrekkende overheid
De overheid, waar het maatschappelijke taken betreft, trekt zich terug. De overheid neemt niet meer
de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van bepaalde taken of het in standhouden van bepaalde
voorzieningen.
Waarborgstaat (door kleine overheid) -> de overheid heeft slechts voor een klein deel de
verantwoordelijkheid voor het welzijn van de burgers en richt zich slechts op het uitvoeren van
enkele kerntaken.
Veronderstelde gevolgen voor de samenleving
Door de terugtrekkende overheid, moet de burger meer zelf gaan doen.
4