Samenvatting forensische psychopathologie
Inhoudsopgave
Psychiatrie, een inleiding............................................................................................................2
Hoofdstuk 1 Introductie..........................................................................................................2
Hoofdstuk 2 Visies op afwijkend gedrag en behandelmethoden............................................5
Hoofdstuk 3 Classificatie en beoordeling van afwijkende emoties, gedachten en gedrag. . .11
Hoofdstuk 4 Stressgerelateerde stoornissen..........................................................................16
Hoofdstuk 5 Angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornis.......................................20
Hoofdstuk 7 Stemmingsstoornissen en suïcide.....................................................................25
Hoofdstuk 8 Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.................................................31
Hoofdstuk 10 Genderdysforie en seksualiteitsstoornissen....................................................38
Hoofdstuk 11 Schizofreniespectrumstoornissen...................................................................44
Hoofdstuk 12 Persoonlijkheidsstoornissen en impulsbeheersingsstoornissen......................51
Hoofdstuk 13 Stoornissen die ontstaan in de kindertijd en adolescentie..............................59
Hoofdstuk 14 Cognitieve stoornissen en stoornissen die samenhangen met ouder worden.66
Stoornis en Delict......................................................................................................................72
Hoofdstuk 1 De psychische stoornis in het strafrecht...........................................................72
Hoofdstuk 2 Het deskundigenonderzoek..............................................................................75
Hoofdstuk 4 Verstandelijke beperking..................................................................................79
Hoofdstuk 5 Autismespectrumstoornis.................................................................................84
Hoofdstuk 6 ADHD..............................................................................................................87
Hoofdstuk 7 Schizofreniespectrumstoornissen en andere psychotische stoornissen............89
Hoofdstuk 8 Stemmingsstoornissen......................................................................................92
Hoofdstuk 9 Posttraumatische-stressstoornis en dissociatieve stoornissen..........................93
Hoofdstuk 10 Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen....................97
Hoofdstuk 11 Middelengerelateerde en verslavingsstoornissen.........................................100
Hoofdstuk 12 Dementie en andere neurocognitieve stoornissen........................................103
Hoofdstuk 13 Persoonlijkheidsstoornissen.........................................................................105
Hoofdstuk 14 Parafiele stoornissen.....................................................................................112
Aanvullende literatuur.............................................................................................................118
The expert and the foreigner: Reflections of forensic transcultural psychopathology on a
total of 86 reports by experts on criminal liability..............................................................118
Etnische verschillen tussen pro Justitia gerapporteerde verdachten...................................120
1
, Psychiatrie, een inleiding
Hoofdstuk 1 Introductie
Het terrein van de psychopathologie houdt zich bezig met diverse vormen van afwijkende
emoties, gedachten en gedrag, de oorzaken daarvan en de behandelmogelijkheden. Circa een
op de twee mensen in Nederland krijgt op een bepaald moment in zijn leven rechtstreeks te
maken met een diagnosticeerbare psychische stoornis. Op jaarbasis lijdt gemiddeld een
vijfde tot een derde van alle mensen eraan. Beschrijvingen van psychische problemen of
stoornissen bevatten specifieke eigenschappen of kenmerken van die psychische stoornissen.
Deze specifieke eigenschappen of kenmerken noemen we symptomen. Wat echter als
‘normaal’ of ‘abnormaal’ wordt beschreven, hangt af van de tijd, de plaats en de persoon,
ofwel van de sociaal-culturele omgeving.
Deskundigen gebruiken verschillende criteria om te beoordelen of emoties, gedachten en
gedrag afwijkend zijn. De meest gebruikte criteria zijn:
1. Uitzonderlijk. Uitzonderlijk gedrag krijgt vaak het etiket ‘afwijkend’ of ‘abnormaal’.
2. Sociaal afwijkend. Alle samenlevingen hebben normen die bepalen welke vormen van
gedrag acceptabel zijn in een bepaalde context. Normen ontwikkelen zich uit de
gewoonten en opvattingen van een bepaalde groep mensen. Als behandelaars zich
afvragen of gedrag normaal of afwijkend is, moeten ze dus rekening houden met
culturele verschillen.
3. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit. Normaal gesproken vormen onze
zintuigen en cognitieve processen een accurate mentale representatie van onze
omgeving. Als iemand dingen ziet of stemmen hoort die er in werkelijkheid niet zijn,
dan wordt dit in de westerse cultuur vaak opgevat als teken van een onderliggende
psychische stoornis.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon. Soms zijn angst en depressie normale
reacties op een situatie. In dat geval zou de afwezigheid van een emotionele reactie
juist abnormaal of afwijkend zijn. Heftige emoties op zich zijn dus niet afwijkend,
tenzij ze lange tijd na de aanleiding van de emoties nog in alle hevigheid aanwezig
zijn.
5. Ongepast of contraproductief gedrag. Gedrag dat onprettige gevoelens oproept, dat
ons beperkt in ons vermogen om bepaalde rollen te vervullen, of ons ervan weerhoudt
om ons aan onze omgeving aan te passen, kan als afwijkend worden opgevat.
Voorbeelden zijn zwaar alcoholgebruik en veelvuldig de handen wassen omdat iemand
zich continu vies voelt.
6. Gevaar. Gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen, noemen
we gewoonlijk afwijkend.
In de meeste gevallen gebruiken deskundigen een combinatie van de genoemde criteria.
Realiseer je ook dat als iemand in een bepaald opzicht afwijkend is, dit niet hoeft te betekenen
dat de persoon in zijn geheel afwijkend is.
Hippocrates stelde dat ziekten van lichaam en geest het gevolg waren van natuurlijke
oorzaken, en niet van bezetenheid door bovennatuurlijke geesten. Hij stelde dat de
gezondheid van het lichaam en de geest wordt bepaald door een evenwicht in de humores, of
lichaamssappen: slijm, zwarte gal, bloed en gele gal. Een verstoring van het evenwicht tussen
2
,de humores was verantwoordelijk voor afwijkend gedrag. Een lethargisch of traag persoon
zou een overvloed aan slijm (flegma) hebben, vandaar het woord flegmatiek. Een overschot
aan zwarte gal zou de oorzaak zijn van depressie, oftewel melancholie. Een overvloed aan
bloed leidde tot een sanguinische dispositie: vrolijk, zelfverzekerd en optimistisch. Een
overvloed aan gele gal maakte mensen korzelig en cholerisch: driftig. Hij classificeerde
abnormale gedragspatronen aan de hand van drie hoofdcategorieën: (1) melancholie is de
categorie van de buitensporige depressie, (2) manie verwijst naar uitzonderlijke opwinding, en
(3) bezetenheid omvat het bizarre gedrag dat we aanduiden met schizofrenie.
In de middeleeuwen nam in Europa het geloof in bovennatuurlijke oorzaken weer toe.
‘Bezeten’ mensen werden bij voorkeur behandeld door middel van exorcisme of uitdrijvingen.
Rond het jaar 1600 werden overal in Europa krankzinnigengestichten of ‘gekkenhuizen’
gebouwd. De levensomstandigheden waren er erbarmelijk; bewoners werden bijvoorbeeld
vastgeketend aan hun bedden. Rond 1800 verscheen meer het idee dat mensen die afwijkend
gedrag vertoonden gewoon ziek waren en recht hadden op een menselijke bejegening. Er
volgde echter weer een periode van apathie halverwege de 19e eeuw, waarbij dwangbuizen,
handboeien, bedden met tralies, riemen en andere middelen werden ingezet om opgewonden
of gewelddadige patiënten in bedwang te houden. Toevallige medicinale ontdekkingen en
nieuwe therapeutische behandelingen leidden ertoe dat ‘ongeneeslijke’ patiënten weer in de
gewone maatschappij konden functioneren. Sociaal gerichte psychiatrische principes kwamen
steeds meer op de voorgrond te staan. De antipsychiatrie, of kritische psychiatrie, pleitte voor
betere, effectievere behandeling van patiënten en meer rechten voor en inspraak van patiënten.
Haar opvattingen hebben ook invloed gehad op de toename van ambulante behandelvormen.
Een belangrijke ontwikkeling is die van evidence-based medicine (EBM) en de deels daaruit
voortvloeiende behandelrichtlijnen en behandelprotocollen. Deze zijn een poging om de
kwaliteit van de zorg te verbeteren en de resultaten meetbaar en vergelijkbaar te maken. De
basis van het bewijs is verdeeld in zes stappen, waarbij de laatste stap het ‘hardste’ bewijs
levert:
1. Gevalsbeschrijvingen;
2. Verzameling van gevalsbeschrijvingen;
3. Open, niet-vergelijkend onderzoek;
4. Vergelijkend onderzoek;
5. Randomised controlled trials (RCT’s): patiënten worden door het lot aan de ene of
andere behandelconditie toegewezen en verder behandeld;
6. Meta-analyse van RCT’s, waarbij de resultaten van diverse RCT’s worden gebundeld
en statistisch worden bewerkt.
Evidence-based practice (EBP) is het proces waarin een professional besluiten neemt op
grond van de beste onderzoeksresultaten, ervaring, de voorkeur van de patiënt en de
beschikbare hulpmiddelen. Een punt van kritiek is dat EBM betrekking heeft op groepen
patiënten en niet op individuen met hun specifieke persoonlijke omstandigheden.
Ethische principes worden geformuleerd om de waardigheid van het individu te bevorderen,
het menselijk welzijn te beschermen en de wetenschappelijke integriteit te waarborgen. Twee
van de belangrijkste principes waarop de ethische richtlijnen zijn gebaseerd, zijn (a) informed
consent en (b) vertrouwelijkheid. Het principe van informed consent vereist dat proefpersonen
de vrijheid moeten hebben ervoor te kiezen al dan niet mee te doen aan onderzoek. Bij
3
, onderzoeken waarbij informatie is achtergehouden of sprake is van misleiding, moeten de
deelnemers hier achteraf over worden geïnformeerd (debriefing).
4