Begrippen Organizations & Society
Controle
Elke poging om de van iemand verlangde inspanning te ontlokken en te sturen.
Autoriteit
Het recht om iemands handelingen/gedrag te beheersen
Bureaucratische controle
Collectieve actieprobleem
Het collectieve actieprobleem stelt dat samenwerking om gemeenschappelijke doelen te bereiken mislukt door
uiteenlopende individuele belangen die gezamenlijke actie ontmoedigen.
Principle-agent-third party probleem
Het probleem betreft de relatie tussen de principal en de agent waarbij de agent niet alleen de belangen van de principal
nastreeft bij het uitvoeren van de taken. De principal is niet volledig in staat om dit te controleren, omdat er
informatieasymmetrie is in het voordeel van de agent (specialist). De agent heeft zo de ruimte om het eigen belang te
dienen.
Asymmetrische relaties
Organisaties zijn krachtiger dan individuen. Wordt gecreëerd door autoriteit.
Bureaucratische controle
De poging om de vereiste inspanningen van leden te ontlokken en te sturen door de kansenstructuren van leden te
controleren en beïnvloeden (Karreman & Alvesson).
Sterke sociale actoren
Sterke sociale actoren hebben drie kenmerken, namelijk identiteit, intentionaliteit en hiërarchie. Identiteit is een legale status
van een corporate actor, wordt herkend als soeverein en autonoom door de staat, en is in staat om te handelen.
Intentionaliteit zijn autonome doelen en doelstellingen en explicatie en meting van prestatiedoelen. Hiërarchie is autoriteit,
aansprakelijkheid, controle en coördinatie.
Organisatie als sterke sociale actor
Een entiteit die zich bezighoudt met onderlinge afhankelijkheid en soevereiniteit, met autonome of zelfbelangrijke doelen,
met rationele middelen en kwaliteiten, die leiding geeft aan onderling afhankelijke middelen en duidelijke grenzen heeft
(Brunsson & Sahlin-Andersson, 2000).
Zwakke sociale actoren
Zwakke sociale actoren zijn agentschappen en arena’s. Agentschappen zijn instrumenten voor andere organisaties, zonder
duidelijke identiteit, met beperkte controle over middelen, vage grenzen, inconsistente doelen en resultaten die moeilijk te
meten zijn. Arena's zijn beslissingen en gedragingen die worden bepaald door externe criteria, verwachtingen en normen,
met weinig controle van organisatie en management.
Functionele interdependentie
Hoe georganiseerde structuren van elkaar afhankelijk zijn voor hun werking.
Culturele rationalisatie
Het proces van vervanging van traditie, emoties, waarden als belangrijkste aanjagers van actie door rationele criteria.
Regulatie
Een vorm van bureaucratische controle die door de samenleving wordt gebruikt om te voorkomen dat organisaties
individuele en sociale welvaart schaden.
, New institutionalism
Theorie die zich richt op hoe bedrijfsactoren interpreteren en reageren op hun omgeving. De institutioneel logica zijn de
“sociaal geconstrueerde, historische patronen van materiële praktijken, veronderstellingen, waarden, overtuigingen en regels
waardoor individuen hun materiële onderhoud produceren en reproduceren, tijd en ruimte organiseren en betekenis geven
aan hun sociale realiteit” (Thornton & Ocasio, 1990).
Decoupling
Ontstaan van een ontkoppeling/discrepantie tussen het formele beleid en feitelijke organisatiepraktijken.
Normatieve controle
Normen
Regels die een specifieke actie betreffen.
Geconcentreerde/concerted control
Gezamenlijk geregeld of uitgevoerde controle.
Normatieve controle
Normatieve controle is 'de poging om de vereiste inspanningen van individuen te ontlokken en te sturen door de
overtuigingen, ervaringen, gedachten die hun acties sturen te sturen (beïnvloeden)' (Kunda, 1992).
Substantieve rationaliteit
Realisatie van ultieme waarden.
Formele rationaliteit
Methoden om doelen efficiënt te realiseren.
Internalisatie
Waarden, attitudes of gedrag worden deel van iemands aard gemaakt door te leren of door onbewuste assimilatie.
Conformiteit
Afstemmen van attitudes, overtuigingen en gedragingen om normen te groeperen door peer pressure en de menselijke
wens om tot een groep te behoren.
Culturele hegemonie
De manipulatie van waardesystemen door de heersende klasse om dominantie te behouden.
Sociaal kapitaal
De hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. Deze
hulpmiddelen vinden hun voedingsbodem in acties zoals gemeenschapsactiviteiten, sociale steun en participatie.
False consciousness/vals bewustzijn
Ideologie van de heersende klasse misleidt het proletariaat om uitbuiting te verbergen.
Groupthink/groepsdenken
Psychosociaal fenomeen, waarbij een groep zodanig wordt beïnvloed door groepsprocessen, dat de kwaliteit van
groepsbesluiten vermindert.
Motivationele controle
Integratie