BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
Thema Algemene farmacologie, cellen en organen
1. Je kunt een definitie geven van anatomie, fysiologie, pathologie en
farmacologie (farmacokinetiek en farmacodynamiek).
Anatomie = de structuur van het menselijk lichaam.
Fysiologie = de functie van een deel in het menselijk lichaam.
Pathologie = het ziektebeeld binnen het menselijk lichaam.
Farmacologie = wetenschap van geneesmiddelen.
Farmacotherapie = behandelen met geneesmiddelen.
Farmacokinetiek = wat het lichaam met de stof doet (ADME).
Farmacodynamiek = wat de stof met het lichaam doet.
2. Je kunt de verschillende organisatieniveaus van het menselijk lichaam
benoemen: chemisch niveau, celniveau, weefselniveau, orgaanniveau en
niveau van orgaanstelsel.
Chemisch niveau = atomen en moleculen
Celniveau = kleinste levende eenheden. Specifieke functie cel in een weefsel
Weefselniveau = een groep cellen met dezelfde functie bij elkaar
Orgaanniveau = verschillende weefsels vormen samen een orgaan
Orgaanstelsel = verschillende organen samen
3. Je kunt van de volgende orgaanstelsels de organen benoemen en de functie
uitleggen: huid, zenuwstelsel, hormoonstelsel, cardiovasculaire stelsel,
ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel.
Orgaanstelsel Organen Functie
Huid Huid Bescherming tegen gevaren uit de
omgeving. Rol bij reguleren van
lichaamstemperatuur en de huid levert
sensorische informatie.
Zenuwstelsel Zenuwen, Reactie op prikkels. Levert/ interpreteert
neuronen, sensorische informatie over
ruggenmerg interne/externe omstandigheden.
Hormoonstelsel Hormoonklieren, Reguleert langdurige veranderingen mbv
bloedvaten hormonen.
Cardiovasculaire Hart, bloedvaten Transporteert cellen/stoffen.
stelsel
Ademhalingsstelsel Longen, Gaswisseling tussen lucht en
bloedvaten bloedsomloop.
Spijsverteringsstelsel Slokdarm, Verwerken van voedsel. Voedingsstoffen
maag, darmen opnemen, afvalstoffen verwijderen.
4. Je kunt de functie van de volgende celorganellen benoemen: celkern,
endoplasmatisch reticulum, ribosomen en mitochondriën.
Organel functie
Celkern Hierin ligt het DNA. Besturingscentrum
voor celactiviteiten. Aansturen van de
synthese van eiwitten. Bepaalt zowel de
structuur van de cel als de functies die
deze kan verrichten.
Endoplasmatisch reticulum Synthese: gespecialiseerde gebieden
van het ER vormen eiwitten,
koolhydraten en vetten. Het ER dient
voor opslag, transport en detoxificatie
Ribosomen Eiwitten maken (aminozuren koppelen).
Mitochondriën Energie leveren voor de cel in de vorm
van ATP.
Versie april 2022
, BOK Farmacologie 1 studiejaar 2022-2023
5. Je kunt de bouw en functie van eiwitten, lipiden, koolhydraten en suikers
benoemen.
Bouw Functie
Eiwitten Ketens van aminozuren die door Structurele eiwitten
peptidebindingen met elkaar zijn Contractiele eiwitten
verbonden. De volgorde van de Transport eiwitten
aminozuren en de interacties van hun Enzymen, hormonen,
R-groepen zijn bepalend voor de antistoffen.
uiteindelijke vorm van een
eiwitmolecuul. Elk eiwit werkt het best
bij een optimale combinatie van
temperatuur en pH.
Lipiden Vetten bestaan uit 3 vetzuurmoleculen Energiereserve; isolatie
die aan een molecuul glycerol zijn Opbouw celmembraan
verbonden. Steroïdhormonen
Koolhydraten Opgebouwd uit suikers Energiebron voor
Suikers (monosachariden) stofwisselingsprocessen
6. Je kunt benoemen wat ATP is en waar het voor nodig is (inclusief
celademhaling).
ATP is een deeltje energie die ervoor zorgt dat er processen in de cel kunnen
plaatsvinden. Celademhaling is het verbranden van stoffen zodat ADP omgezet kan
worden in ATP.
7. Je kunt uitleggen wat het werkingsmechanisme is van een geneesmiddel.
Een geneesmiddel grijpt aan op een receptor, ionkanaal, enzym of transporteiwit die
op het celmembraan zitten.
8. Je kunt uitleggen dat het werkingsmechanisme van een geneesmiddel
(aangrijpingspunt) leidt tot het gewenste effect.
Het geneesmiddel bindt aan het aangrijpingspunt en zorgt ervoor dat er geen reactie
kan plaats vinden. (= antagonistische werking)
9. Je kunt uitleggen dat het werkingsmechanisme van een geneesmiddel
(aangrijpingspunt) leidt tot het ongewenste effect (bijwerking).
Het geneesmiddel bindt aan het aangrijpingspunt en zorgt voor eenzelfde effect in de
cel als dat de chemische boodschapper zal doen. Het geneesmiddel grijpt aan op
receptoren die niets met het probleem te maken hebben → effect wordt onnodig
geremd (ongewenst).
10. Je kunt uitleggen waarom eiwitten goede aangrijpingspunten zijn voor
geneesmiddelen (drie redenen).
1) Er zijn verschillende soorten eiwitten met elk een eigen specifieke taak
2) Eiwitten spelen een belangrijke rol bij fysiologische processen. Als je een eiwit
beïnvloedt met een geneesmiddel, dan grijp je ook in op een fysiologisch proces.
3) Elk orgaan/ weefsel heeft een eigen specifiek eiwit → geeft de mogelijkheid om
een geneesmiddel te ontwerpen dat zich op dat ene orgaan/ weefsel richt. →
geneesmiddelen kunnen binden aan eiwitten van weefsels die niets met de ziekte
te maken hebben, dit leidt tot ongewenste bijwerkingen.
11. Je kunt de vier eiwitten benoemen waarop geneesmiddelen aangrijpen:
receptoren, ionkanalen, enzymen, transporteiwitten.
12. Je kunt uitleggen wat een receptor is en welke rol deze speelt in de fysiologie
van de cel.
Een receptor is een eiwit die op het celmembraan zit en ook binnenin de cel
voorkomt. Het is een aangrijpingspunt voor chemische boodschappers (hormonen,
neurotransmitters, mediatoren).
Versie april 2022