100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting FC2 €6,26
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting FC2

 4 keer bekeken  0 keer verkocht

dit document is een samenvatting van FC2. onderwerpen: afweersysteem (bacteriën en virussen), astma, COPD, diabetes

Voorbeeld 4 van de 38  pagina's

  • 3 april 2024
  • 38
  • 2022/2023
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (6)
avatar-seller
minoukdelooze1
Samenvatting farmacologie 2

Thema 1. Afweersysteem (inclusief allergie) en infectieziekten: bacteriën.

HC anatomie fysiologie en pathologie

Afweersysteem = systeem dat in staat is om op lichaamsvreemde stoffen te reageren.

3 manieren waarop het afweersysteem in de problemen komt:

- Infectie = niet toereikende reactie van het afweersysteem tegen een pathogeen uit de
buitenwereld. Het afweersysteem was niet in staat om het pathogeen te doden voordat je
ziek wordt.
- Allergie = een schadelijke reactie van het afweersysteem, tegen een (normaliter
onschadelijke stof) allergeen uit de buitenwereld.
- Auto-immuniteit

Afweersysteem bestaat uit niet-specifieke immuniteit (reageren tegen alle bedreigingen) en
specifieke immuniteit (reageren tegen bepaalde bedreigingen).

Er zijn 7 manieren van niet-specifieke immuniteit:

1. Fysieke barrières = houdt ziekteverwekkers tegen, het kan niet het lichaam inkomen.
Afscheiding tussen inwendige lichaam en de omgeving. Huid, slijmvliezen,
haar-/klierproducten.
2. Fagocyten = verwijderen celresten en ziekteverwekkers. Microfagen en macrofagen = cellen
die pathogenen kunnen ‘opeten’ en worden vervolgens verteerd. (=fagocytose)
3. Immunologische surveillance = vernietiging van abnormale cellen door NK-cellen in perifere
(vet) weefsels. NK-cellen herkennen afwijkende cellen door de afwijkende eiwitten
(antigenen) op het celmembraan. De NK-cel geeft dan perforinen af en dan wordt de
afwijkende cel afgebroken.
4. Interferonen = chemische boodschappers die de verdediging tegen virale infecties
coördineren. Ze worden afgegeven door geactiveerde lymfocyten (witte bloedcellen),
macrofagen of met virussen geïnfecteerde cellen. Interferonen (bijvoorbeeld cytokinen)
stimuleren allerlei effecten in het lichaam. Zoals het activeren van het immuunsysteem.
5. Complementsysteem
6. Koorts = mobiliseert verdedigingsmechanismen; versnelt herstel; remt ziekteverwekkers.
Verhogen lichaamstemperatuur. Stofwisselingssnelheid wordt verhoogt. Alle processen
krijgen een boost. Pyrogenen, afgegeven door het pathogeen zorgen voor deze hogere
lichaamstemperatuur.
7. Ontstekingsreactie = gecoördineerde niet-specifieke reactie op weefselbeschadiging. De
mestcel speelt een belangrijke rol. De mestcellen geven signaalstoffen af waardoor:
o Bloedtoevoer neemt toe
o Fagocyten worden geactiveerd
o Doorlaatbaarheid van capillairen verhoogt
o Complementsysteem wordt geactiveerd
o Stollingsreactie die het gebied afschermt
o Plaatselijke temperatuurverhoging
o Specifieke immuniteit wordt geactiveerd

,Specifieke immuniteit = reageren tegen bepaalde bedreigingen. Hierbij horen:
- Lymfocyten in lymfestelsel: het lymfestelsel zorgt voor productie, onderhoudt en
verspreiding van lymfocyten (witte bloedcellen). Het zorgt voor behoud bloedvolume en
transport hormonen. 2 soorten lymfocyten:
o T cellen: komen uit de thymus
o B cellen: komen uit het beenmerg
- Antigeenherkenning: na herkenning van het antigeen wordt er reactie van het
afweersysteem opgewekt.
- Cellulaire immuniteit: directe fysische en chemische aanval (T-cellen) 3 stappen:
1. Activering T cellen door antigeenpresentatie: Geïnfecteerde cel kan met behulp van een
MHC-I eiwit het antigeen presenteren op zijn celmembraan. Door deze antigeenpresentatie
kan de receptor van een inactieve cytotoxische T-cel het antigeen herkennen. De
cytotoxische T-cel wordt geactiveerd.
2. De actieve cytotoxische T cellen gaan delen en differentiëren: ze krijgen een specifieke
functie om het desbetreffende antigeen aan te vallen. Een deel van deze T cellen worden
opgeslagen als geheugencellen (inactief) zodat als het lichaam de volgende keer weer
geïnfecteerd wordt door dezelfde pathogeen de eerste stap overgeslagen kan worden.
3. Vernietiging doelcel door actieve cytotoxische T cellen. De cellen geven verschillende stoffen
af:
o Lymfotoxine = verstoring stofwisseling cel
o Perforine = vernietiging celmembraan
o Cytokine = stimulering apoptose

- Antistof gemedieerde immuniteit: aanval door antistoffen in het bloed. B cellen worden
plasmacellen die antistoffen aanmaken. Deze antistoffen zijn in staat bepaalde pathogenen
kapot te maken. 3 stappen:
1. B cellen worden gesensibiliseerd: Antigeen gaat op antistoffen (zitten als soort receptor
op het celmembraan van de cel) van de inactieve B-cel zitten. Op B cellen zitten MHC-II
eiwitten. De antigenen ‘springen’ van de antistoffen naar de MHC-II eiwitten. Dit eiwit
brengt het antigeen naar het oppervlak. Als het MHC-II gebonden is aan het antigeen is
de B cel gesensibiliseerd.
2. Activering B cellen: het antigeen zit op het MHC-II eiwit. Dan komt er een T-helpercel die
aan het complex bindt. Door deze binding wordt de B cel geactiveerd.
3. Deling en differentiatie, waarna vorming antistoffen: de B cellen gaan zich delen. Een
aantal B cellen blijven achter als geheugencel. De rest differentieert tot plasmacellen.
Deze cellen zijn in staat om antistoffen te vormen. Antistoffen zijn eiwitketens in een Y-
vorm en werken op een specifieke manier tegen het antigeen waardoor de
immuunreactie is ontstaan.

Bacteriën zijn prokaryoot = de enige micro-organismen waar geen celkern aanwezig is. Het erfelijk
materiaal ligt los in de celvloeistof. Een bacterie beweegt zich voort door zijn flagella. (soort staart)

Bacteriën kunnen geclassificeerd worden op 3 manieren:

1. Celwand: opgebouwd uit peptidoglycaan. Ze kunnen een dikke laag of een dunne laag
peptidoglycaanlaag hebben. Door middel van gramkleuring kan zichtbaar gemaakt worden of
de laag dik of dun is
Grampositief = dikke laag  kleur paars bij gramkleuring, 1 laag fosfolipiden
Gramnegatief = dunne laag  kleur niet paars bij gramkleuring, tussen 2 lagen fosfolipiden

, 2. Vorm: een bacterie heeft verschillende vormen
a. Staafvormig
b. Bolvormig in paren
c. Bolvormig
d. Bolvormig in clusters
e. Spiraalvormig
f. kommavormig
3. Zuurstofbehoefte: sommige bacteriën hebben zuurstof nodig om te overleven (aeroob)
anderen hebben geen zuurstof nodig (anaeroob).

Virulentie = de mate waarin een micro-organisme in zijn gastheercel schade aan kan richten bepaald
het ziekmakend vermogen van een bacterie. De virulentie wordt bepaald door:

- Hoe goed werkt het afweersysteem van de mens
- Gezondheidstoestand van de mens
- Het aantal pathogenen waaraan je wordt blootgesteld
- Agressiviteit van het pathogeen

Bij een bacteriële infectie moet je meestal gewoon uitzieken of een antibioticakuur.



Allergie = schadelijke reactie van het immuunsysteem tegen een onschadelijke stof (allergeen) uit de
buitenwereld. Er zijn een aantal voorwaarden om iets een allergeen te noemen:

- Het allergeen wordt herkend door het immuunsysteem
- De reactie is schadelijk
- De schadelijke reactie treedt bij de minderheid van de mensen op

Allergische respons:

1. Antigeen wordt gepresenteerd op de antigeen presenterende cel doordat het antigeen op
het ALH (eiwit op het celmembraan zit) gaat zitten.
2. T helpercel bindt aan het ALH complex en stimuleert hiermee de vorming van plasmacellen
(B cellen).
3. Deze plasmacellen zijn in staat antistoffen te vormen tegen het antigeen.
4. Deze antistoffen worden IgE genoemd.
5. Deze IgE gaan op de wand van mestcellen (die histamine bevatten) zitten en functioneren als
een soort receptor.
6. De mestcel is gevoelig om te reageren op het allergeen.
7. Als het allergeen op de IgE van de mestcel gaat zitten dan gaat de mestcel histamine
vrijgeven.
8. Histamine zorgt voor de allergische reactie.

Effecten histamine op het lichaamsweefsel:

- Doorlaatbaarheid capillairen stijgt: lokaal oedeem. (vocht op plaatsen in het lichaam waar
het niet hoort)
- Samentrekken glad spierweefsel in maagdarmkanaal: overgeven, diarree, buikklachten.
- Meer uitscheiding van slijm (loopneus, benauwdheid door slijmvorming in de keel).

, HC farmacologie

Antimicrobiële middelen = medicijnen tegen bacteriën. Verschillende manier van werking:

- Remming celwandsynthese
- Remming van eiwitsynthese
- Remming van DNA-synthese
- Remming van de aanmaak van foliumzuur

Indelingen van antimicrobiële middelen:

- Bacteriostatisch = bacterieremmend
- Bacteriocide = bacteriedodend
- Breedspectrum = werken tegen heel veel verschillende soorten bacteriën.
- Smalspectrum = werken tegen weinig maar specifieke bacteriën.

Er zijn verschillende manieren waarop antibiotica tegen bacteriën kunnen werken. Ze hebben een
specifiek aangrijpingspunt in een bacterie:

- DNA synthese verhinderen: dit wordt gedaan door chinolonen en sulfonamides/trimetoprim.
Remmen de aanmaak van erfelijk materiaal van bacteriën. DNA-replicatie: DNA is gevouwen
in een alfa-helix vorm. Deze streng wordt in 2en gesplitst door het enzym topoisomerase. Er
worden nieuwe bouwstenen aan de enkele strengs DNA toegevoegd waardoor er 2 nieuwe
ketens gevormd worden. Antibiotica bindt direct op topoisomerase. De ontvouwing van DNA
kan niet plaatsvinden. Er wordt dus geen nieuw DNA gevormd  bactericide antibiotica.

- Aanmaak van celwand tegengaan: dit wordt gedaan door penicillinen en cefalosporinen. In
de celwand van bacteriën zit een peptidoglycaanlaag. Deze laag is alleen stabiel en sterk als
er crosslinken tussen zitten. Bij de aanmaak van de celwand worden deze crosslinken tussen
de peptidoglycaandeeltjes gekoppeld. Dit wordt gedaan met behulp van het enzym
transpeptidase. De geneesmiddelen binden aan transpeptidase, hierdoor komen er geen
crosslinken meer tussen de peptidoglycaandeeltjes waardoor de celwand onstabiel wordt en
uiteen valt.  bacteriocide antibiotica.

- Bacterie stofwisseling: aanmaak essentiële stof foliumzuur (voor DNA) remmen. Dit wordt
gedaan door sulfonamiden en trimethoprim.  bactericide antibiotica
DNA
Purines
Tetrahydrofolic acid (= foliumzuur)
Enzym dihydrofolate reductase wordt geremd door trimethoprim
Dihydrofolic acid
Enzym dihydropteroate synthetase wordt geremd door sulfonamiden
Aminobenzioc acid

- Eiwitsynthese verhinderen: dit wordt gedaan door onder ander tetracyclinen,
aminoglycosiden, chlooramfenicol en macroliden. In de ribosomen wordt onder invloed van
tRNA het mRNA afgelezen en zo worden aminozuren aan elkaar gekoppeld tot eiwitten. Het
geneesmiddel bindt aan een specifiek deel van het ribosoom en daardoor wordt het

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper minoukdelooze1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,26. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,26
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd