SAMENVATTING
GENTECHNOLOGIE:
DEEL 1
[Ondertitel van document]
Abstract
[Trek de aandacht van uw lezer met een interessante samenvatting. Dit is
meestal een kort overzicht van het document.
Wanneer u uw inhoud wilt toevoegen, klikt u hier en begint u te typen.]
Jarne Winderickx
[E-mailadres]
,1. Introductie............................................................................4
1.1 Gentechnologie + definities.........................................................4
1.2 Historiek....................................................................................4
1.3 Kloneringsproces........................................................................4
1.3.1 bereiding van het te kloneren DNA.....................................................................4
1.3.2 Invoering van geschikte vector...........................................................................4
1.3.3 Inbrengen in de GH voor amplificatie..................................................................4
1.3.4 Analyse van de transformanten..........................................................................4
1.3.5 Binnenbrengen in de gewenste GH voor verdere toepassingen..........................5
2. DNA modificerende enzymen..................................................6
2.1 Restrictie enzymen.....................................................................6
2.1.1 Algemeen............................................................................................................ 6
2.1.2 Oorsprong en voorkomen....................................................................................6
2.1.3 Verschillende types.............................................................................................6
2.1.3.1 Type I............................................................................................................ 6
2.1.3.2 Type II........................................................................................................... 6
2.1.3.3 Type III.......................................................................................................... 6
2.1.4 Naamgeving........................................................................................................ 7
2.1.5 Herkenning sequenties.......................................................................................7
2.1.6 Knipwijze............................................................................................................. 7
2.1.7 Additionele begrippen.........................................................................................7
2.1.8 Methylatie en restrictie-enzym verknipping........................................................8
2.1.9 Reactievoorwaarden...........................................................................................8
2.2 Andere nucleasen.......................................................................8
2.3 Ligasen......................................................................................9
2.4 Kinase........................................................................................9
2.5 Fosfatase...................................................................................9
2.6 Polymerasen..............................................................................9
2.7 Topoïsomerasen........................................................................10
2.8 Recombinasen..........................................................................10
3. extractie en opzuiveren van DNA..........................................11
3.1 EtOH / isopropanol precipitatie uit oplossing..............................11
3.2 Densiteitsgradiënt opzuivering..................................................12
3.3 Affiniteitszuivering....................................................................12
3.3.1 Anionuitwisselingskolom...................................................................................12
3.3.2 Silica kolom....................................................................................................... 12
3.4 Plasmide bereiding uit bacteriën...............................................12
3.4.1 Methode van Birnboim: plasmide isolatie..........................................................13
3.4.2 Plasmide-isolatie met affiniteitsopzuivering......................................................13
3.5 Bepaling van DNA/RNA opbrengst en zuiverheid.........................13
3.5.1 Spectrofotometrische detectie..........................................................................13
3.5.2 Fluorometrische detectie..................................................................................14
4. Scheiding en detectie van DNA/RNA......................................15
1.1 GENTECHNOLOGIE + DEFINITIES
++ methodes voor gen isoleren + amplificeren: zoals kloneren =
invoeren van bepaald DNA segment in een geschikte dragermolc. / vector
die kan amplificeert worden in levende organismen (vaak bacteriën)
o Resultaat = recombinant DNA = combinatie van 2 DNA molc van
verschillende oorsprong
o Technieken hiervoor = gentechnologie / recombinant DNA
technologie
1.2 HISTORIEK
1944: MacLeod, MacCarty en Avery DNA is drager van info
1953: Watson en Crick structuur DNA
1955: Sanger met begin van gentechnologie 1e eiwit gesequeneerd:
insuline (redelijk klein)
1966: genetische code: AZ – triplet door Nirenberg, Khorana en Holley
1968: 1e stap naar genklonering ontdekking restrictie enzymen
1973: knippen + plakken van DNA met restrictie-enzymen door Cohen en
Boyer
o = begin van GENtechnologie
1983: PCR techniek door Mullis = DNA fragmenten multipliceren
1.3 KLONERINGSPROCES
1.3.1 BEREIDING VAN HET TE KLONEREN DNA
Te kloneren DNA = nieuw aangemaakt DNA (synthetisch, cDNA /
copyDNA, PCR fragmenten) of in vivo geïsoleerd DNA
Verschil tssn 1 DNA-fragment of mengsel van ++ fragmenten
Mutagenese = inbouwen van mutaties
1.3.2 INVOERING VAN GESCHIKTE VECTOR
Ligatie-reactie tssn ingevoerd DNA (met gen van interesse) + vector
(meestal plasmide) mbv klassieke klonering (adhv restrictie-enzymen en
ligasen)
Vectoren = faag vs plasmide (zie Geert Berx)
1.3.3 INBRENGEN IN DE GH VOOR AMPLIFICATIE
Mengsel van DNA binnenbrengen in GH te amplificeren selectie voort
laten groeien kolonies met zelfde recombinant NDA
1.3.4 ANALYSE VAN DE TRANSFORMANTEN
Nagaan welke kolonies drager zijn van gewenste recombinant DNA
Via Southern blotting, PCR, sequentiebepaling, …
Bij bacteriële expressievectoren ook nagaan door analyse van mRNA
4
,1.3.5 BINNENBRENGEN IN DE GEWENSTE GH VOOR VERDERE TOEPASSINGEN
Kolonies met recombinant DNA verder groeien om voldoende
hoeveelheid te bereiden transformatie (prokaryoten) of transfectie
(eukaryoten) naar optimale GH voor heterologe expressie
Transformeren = binnenbrengen van vreemd DNA in bacteriën, …
transfectie = bij eukaryoten
o Transformanten = degene die positief dragen + transfectanten
= bij eukaryoten
5
,2. DNA MODIFICERENDE ENZYMEN
2.1 RESTRICTIE ENZYMEN
2.1.1 ALGEMEEN
Restrictie-enzymen = DNasen (DNA afbreken) die DNA verknippen op
specifieke wijze herkennen bepaalde sequenties (4-8 bp) op gerichte
wijze dsDNA knippen vrij 5’PO4 en 3’OH
Behoren tot familie van endonucleasen (= nucleïnezuren intern knippen)
2.1.2 OORSPRONG EN VOORKOMEN
Restrictie-modificatie systeem tegen bacteriofagen (= virussen tegen
bacteriën): restrictie-enzym en methylase enzym (methyl groep plaatsen
direct na replicatie)
o Grote rol van plaats-specifieke methylatie: indien geen methylgroep
op herkenningsseq. restrictie enzym knippen enkel vreemd
DNA knippen
2.1.3 VERSCHILLENDE TYPES
2.1.3.1 TYPE I
Herkennen bepaalde seq maar knippen (beide strengen) op willekeurige
afstand daarvan (tot 1000 bp verder)
3 subeenheden: specificerend eenheid, methylase en restrictie-enzym
DNA knippen of methyleren
Functie: vreemd DNA (moet dsDNA zijn + herkenningsseq. dragen, anders
geen herkenning) afbreken
o Herkenningsplaats herkent enzymen gaan DNA verplaatsen (ATP
afhankelijk) knippen buiten herkenningsplaats
Hoe eigen DNA niet herkennen?? staat van hemi-methylatie door
semi-conservatieve replicatie enkel methylase op in werken
Niet nuttig!!
2.1.3.2 TYPE II
1 subeenheid: restrictie-enzym-eenheid + methylase komt als afz. entiteit
voor
Knippen net buiten of binnen herkenningsplaats
Nuttig voor DNA kloneringen
Opbouw: 2 polypeptide subeenheden homodimeer herkennen
symmetrisch / palindromisch DNA (door scannen van DNA) (4-8 bp) + bij
aanwezigheid van Mg structuur wijziging ds breuk (elk monomeer 1
streng)
o Knippen = hydrolyse van fosfodiëster binding (/ toevoegen van
water, ppt dia 43)
2.1.3.3 TYPE III
2 subeenheden: DNA herkenning (+ modificatie) + knippen
Knippen op korte afstand van herkenningsplaats (20-30 bp)
Niet nuttig!!!
2.1.5 HERKENNING SEQUENTIES
Palindroom: bv bij E.coli: 5’…GAATTC…3’
3’…CTTAAG…5’
Soms minder strikt: sommige plaatsen gewoon purine of pyrimidine ipv
specifiek nucleotide gedegenereerde restrictie enzymen (soms niet
volledig palindromisch)
o Bv: Hind II herkent: 5’…GTPyPuAC…3’
3’…CAPuPyTG…5’
o Verzwakte symmetrie: symmetrische sequentie elementen
onderbroken door willekeurige eenheden: bv Dde I met 5’…CTNAG…
3’
3’…GANTC…5’
o Asymmetrische plaatsen: geen palindromisch herkenning knippen
buiten specifieke herkenningsplaatsen
Frequentie van knippen ~ lengte van herkenningsseq. : bv kans om 6 bp
terug te vinden = ^6
2.1.6 KNIPWIJZE
Knippen vrij 3’OH en vrij 5’PO4
2 verschillende knipwijzen: effen / blund en versprongen
o Effen = knippen gebeurd middendoor doorheen sym. seq
resulteert in blund ends (voordeel: met andere blunds interageren)
o
Bv: Rsa I met 5’…GT↓ AC…3’ 5’…GT-OH pAC…3’
3’…CA ↑TG…5’
3’…CA-p HO-TG….5’
o Versprongen = knippen symmetrisch maar niet middendoor
resulteert in sticky ends (5’ overhang (langste stuk = 5’P) of
3’overgang) (nadeel: enkel 3’ overgangen en andere 3’
overgangen kunnen met elkaar recombineren)
o
Bv: Dde I met 5’…C↓TNAG…3’ 5’…C-OH pTNAG…3’
3’… GANT↑C…5’ 3’…GANT-p HO-C….5’
Verknipping ook buiten herkenningsseq (type I en II)
2.1.7 ADDITIONELE BEGRIPPEN
Isoschizomeren = enzymen van zelfde oorsprong + herkennen zelfde seq
+ knippen op zelfde manier
Neoschizomeren = verschillende oorsprong + zelfde seq herkennen +
andere manier knippen (voorbeeld ppt dia 50)
Overeenstemmende uiteindjes = verschillende enzymen knippen +
sticky end is zelfde
Blund ends zijn samenvoegbaar + herknipbaar
7
, Sticky ends zijn samenvoegbaar + herknipbaar (enkel indien van zelfde
enzym of door enzymen met minder selectieve herkenningsseq.)
2.1.8 METHYLATIE EN RESTRICTIE-ENZYM VERKNIPPING
dam methylatie: methylgroep op A in GATC seq enzymen die niet
meer knippen, maar ook die enkel DAM-gemethyleerd DNA knippen
dcm methylatie: methylgroep op C in CCAGG of in CCTGG
Indien je toch wil knippen met enzym moet je werken met dam - of dcm-
stammen
2.1.9 REACTIEVOORWAARDEN
Enzym-eenheden / units (U) = hoeveelheid enzym die nodig is om 1 µg
DNA volledig te knippen in 1u bij bepaalde temp en buffer (met Mg!!!) met
een gegeven eindvolume
o Volume DNA oplossing = massa DNA / conc
o Eindvolume = 10 * volume buffer = 10 * volume enzymen
o Volume enzymen = x1 U/µl * massa DNA + ….
o Volume water = eindvolume – volume DNA – volume enzym
Star-activiteit: wanneer enzymen knippen op plekken (gelijkaardig aan
herkenningsseq.) waar niet mag knippen
o Gebeurt bij extreme omstandigheden: hoge glycerolconc, lage
ionsterkte, hoge pH, andere metaalionen ipv Mg,…
Meervoudige enzymatische afbraken / dubbeldigest sequentieel of
gelijktijdig
o Indien enzymen in gelijke buffer werken gelijktijdig
o Anders: eerst behandelen met enzym met laagste zoutconc
inactivatie (zout conc stijgen) of opzuiveren (wnr meerdere
omstandigheden verschillend zijn) omstandigheden veranderen
2de enzym
Langere incubatieperiode wanneer knippen aan uiteinde van DNA
2.2 ANDERE NUCLEASEN
DNase I: niet-sequentie-specifieke endo + exonuclease
o Zet dsDNA om tot 5’P-oligonucelotiden wordt gebruikt voor DNA
te verwijderen uit reactiemengsels
o Bij aanwezigheid van Mn2+ blund ends
S1 nuclease: ssDNA of ssRNA (endo + exonuclease) omzetten tot 5’P-
mononucleotiden (enkel bij Zn2+ en pH 4.5)
o Kan gebruikt worden bij nicks / ss-breuken om blund ends te maken
Mun bean nuclease: gelijkaardig als S1 nuclease, maar geen
verknippingen van nicked DNA + activiteit beter controleerbaar (sticky
blund maken) + enkel 5’ eindjes knippen
o Toepassing ppt dia 70
Bal 31: verwijdert mononucleotiden van dsDNA aan 5’ +/ 3’ uiteindes
(=exonuclease) maar ook endonuclease activiteit
8
, o Ca2+ nodig, AT rijke gebieden sneller afgebroken dan GC, ++
invloed van temp en enzymconc, exo is 20x groter dan endo meer
sticky ends (daarna behandeling met mun bean)
Exonuclease III: 5’P-mononucelotiden wegnemen in 3’5’ richting van
dsDNA of DNA zonder 3’ overhangende sticky ends
o Vaak in combinatie met klenow / S1 verkortende fragmenten
maken
Ribonucelase H: endoribonuclease (intern RNA knippen) in DNA-RNA
hybriden
Zink-vinger nucleasen: polymeer zink vinger domein + FokI
endonuclease domein (functioneert als dimeer eiwit voor ss-breuk) 2
zink vinger nucleasen voor 1 dsDNA te knippen
o Zink vinger domein: α -helix in grote groef van DNA
CRISPR/Cas9: Cas9 = RNA gestuurde DNA endonuclease geassocieerd
met CRISPR-immuunsysteem bij bacteriën (antivirale en bacteriofagen
afweer)
o Zie boek pg 31-32
2.3 LIGASEN
Herstellen van nicks in dsDNA + blund en sticky ends samenbrengen
(enkel indien compatibel)
Ligatie van de okazaki fragmenten van de lagging streng
DNA + RNA ligasen: katalyseren vorming van fosfodiëster binding mbv ATP
hydrolyse (ATP AMP + PPi)
o Sommige gebruiken NAD als cofactor vrijstelling van AMP en NMN
(nicotinamide mononucleotide)
o 3 stappen: 1) enzym (epsilon-amine groep van lysine) + ATP
enzym-AMP + PPi 2) enzym-AMP + 5’P enzym + geactiveerd
5’uiteinde 3) 3’OH valt P=O aan vrijstelling van AMP
Na ligatie kan je niet opnieuw knippen met restrictie-enzymen
T4 DNA ligase: katalyse van fosfodiëster binding tssn dsDNA fragmenten
o Ook Mg2+ nodig + andere stabiliserende additieven
T4 RNA ligase: katalyse van fosfodiëster tssn 2 ssRNA of ssDNA te
vormen
2.4 KINASE
T4 polynucleotidekinase: γ -fosfaat van ATP op vrij 5’OH zetten van
dsDNA, ssDNA, RNA en mononucleotiden
o Vlot bij 5’overhangende sticky ends, ++ slecht bij overhangende 3’
sticky ends
2.5 FOSFATASE
BAF + CIP: verwijderen van eindstandige P-groepen (zowel 3’ als 5’)
Gebruik van CIP = cippen na cippen moet je zuiveren / CIP inactivatie
verwarmen +/ EDTA
2.6 POLYMERASEN
Soorten polymerase:
o Template = DNA DNA pol (nieuwe keten = DNA) + RNA pol (RNA
keten)
9
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jarnewinderickx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.