MK: GERIATRIE EN ONCOLOGIE
ONCOLOGIE
Bijeenkomst 5: Inleiding in de oncologie en huidkanker
Algemene begrippen en terminologie in de oncologie kennen en kunnen toepassen
Als je kijkt naar celdeling
Kanker is ongelimiteerde celdeling.
Cellen kunnen op twee manieren doodgaan.
o Apoptose (natuurlijke celdood) of necrose (onnatuurlijk).
In het DNA zitten chromosomen. Daarop zitten genen en daarop zit informatie. Er zitten
allerlei checkpoint om te kijken of de celdeling goed gaat.
Met behandeling van kanker stoppen we de celdeling volledig. Er zitten snel delende
cellen in nagels, huid, hoofdhuid, darmen. We stoppen de gezonde cellen.
Cellen gaan delen en daarna ook specialiseren. Het worden bijv rode bloedcellen.
Celcyclus
Bij een checkpoint wordt de cel gecontroleerd om te kijken of de cel nog goed is, hierbij
wordt gekeken naar DNA. Als een cel niet goed is dan gaat hij geprogrammeerd dood
(apoptose), de cel mag niet delen omdat hij fouten bevat.
Neuronen en hartspierweefsel delen zich niet, als het afsterft komt er geen nieuwe
neuronen of hartspierweefsel
Kanker:
Groep kwaadaardige aandoeningen gekenmerkt door ongecontroleerde en
ongeremde celverdeling en -groei.
Meest voorkomende vormen zijn borstkanker, huidkanker, prostaatkanker, longkanker en
colorectale kanker (darm). De belangrijkste oorzaak is genmutatie of veranderingen in de
DNA-sequentie. Belangrijke stadium van kanker is Stadium IV. De prognose is slecht,
omdat de kanker zich heeft verspreid naar andere delen van het lichaam
Doel van stadieren van kanker is het bepalen van de omvang en verspreiding van de
ziekte.
De prevalentie van kanker neemt toe door: Leefstijlveranderingen,Vergrijzing, Screening,
Steeds meer succesvollere therapeutische mogelijkheden
,Uitleg over kanker
Bij celdeling (mitose) is er sprake van verdubbeling van het DNA. Daar kunnen foutjes
worden gemaakt. Deze worden vaak gemaakt maar als dat niet lukt zorgt de cel dat hij
kapotgaat (apoptose). Kanker ontstaat door mutaties (kunnen al vastliggen of niet) van
het DNA in de celkern en een verstoorde apoptose.
Cellen in je lichaam delen constant. 1 cel worden er 2 en die worden er weer 4. Dat doen
ze om bijvoorbeeld je haren te laten groeien of nagels maar ook om oude kapotte cel te
vervangen. Ons lichaam maakt nieuwe cellen aan om de beschadigde cellen te
vervangen. Het aantal cellen is dus altijd in evenwicht. Delen doen de cellen via
bepaalde regels. Die regels zijn vastgelegd in het DNA. Die regels geven aan hoe vaak
de cel mag delen, wanneer de cel mag delen.
Hoe ontstaat kanker nou. Als je bijvoorbeeld te lang in de zon hebt gezeten kan je DNA
beschadigd zijn. De regels in het DNA kunnen nu veranderen. Nu kan de cel bijv continu
blijven delen. Er ontstaat een hompje cellen (gezwel). Het kan goed of kwaadaardig zijn.
Kanker is kwaadaardig en moet ervoor zorgen dat de normale functie van het orgaan
verstoord kan raken, en dat het kan uitzaaien.
Het lichaam kan veel van dit soort schade repareren, maar toch glipt er soms een foutje
doorheen. Hoe meer dit gebeurt hoe grotere kans op kanker. Meerdere factoren kunnen
deze kansen vergroten.
Kanker is soms zeker te genezen. Vooral als het nog niet uitgezaaid is. Je kan de tumor
wegsnijden, opereren, bestralen met radiotherapie waarbij je de tumor kapot maakt. Als
kanker in bloed zit dan is het lastig, dan is het meestal niet te genezen. Kan wel met
chemotherapie. Die remt alle delende cellen in je lichaam. Ook de goeie. Je krijgt veel
bijwerkingen. Je hebt ook immunotherapie (medicijn waardoor afweersysteem
agressiever wordt, waardoor die zelf de kanker kan aanvallen). Bij gerichte therapie
(medicijn waardoor bepaalde eiwitten in cellen geremd wordt, waardoor minder hard
delen of juist doodgaan).
Mutatie = verandering in genen waardoor eigenschappen veranderen
Ongecontroleerde celgroei: Geen groeifactoren, toch celdeling. Tumorcellen negeren
‘contact-inhibitie’. Kankercellen kunnen oneindig vaak delen.
Benigne tumor = goedaardig
• Langzame groei
• Vaak lijkt het op het weefsel zelf waaruit ze zijn ontstaan (goed gedifferentieerd)
• Groei: binnen een kapsel, dringt NIET het omliggende weefsel binnen
• Groei: verdrukt omliggend weefsel
• Zaait NIET uit, metastaseert niet
• Niet direct levensbedreigend
• Dit is bijv een lipoom (vetweefsel), goed begrensd, los van de onderlaag,
glad, palpabel
Maligne tumor = kwaadaardig
• Snellere groei
• Cellen lijken minder op de cellen waaruit ze zijn ontstaan (slechter gedifferentieerd)
, • Groei: dringt het omliggende weefsel binnen (invasieve groei)
• Groei: verwoest omliggende weefsel
• Zaait uit (metastaseert)
• Bedreigt gezondheid en leven patiënt
• Dit is een lipocarcoom; kwaadaardig, niet glad begrensd, niet los van de
onderlaag,
Verspreiding:
Er kunnen metastasen (uitzaaiingen ontstaan) hierbij zijn tumorcellen losgeraakt en
vervolgens kunnen die zich verspreiden via de lymfebanen (lymfogeen) of via de
bloedbaan (hematogeen) op een andere plek in het lichaam terecht gekomen. Het kan
ook via entmetastase (directe verspreiding vanwege bijv een punctie). De oorspronkelijke
tumor waaruit metastasen zijn ontstaan heet primaire tumor.
Als we ziek zijn zien we bij de lymfeklieren dat het gelijktijdig is (symmetrie). Bij kanker zien
we het vaak aan 1 kant.
Genen:
DNA bevat genen die celgroei en mitose tegengaan. Mutaties hierin kunnen de kans op
kanker vergroten of verkleinen.
Proto-oncogenen bevorderen celgroei en mitose, spelen een rol bij de groei en deling
van gezonde cellen, ze stimuleren celverdeling door eiwitten te coderen die betrokken
zijn bij het reguleren van de celcyclus.
o Een mutatie kan van een proto-oncogen een oncogen maken. Het oncogen geeft
signalen af waardoor cellen kunnen groeien en delen wanneer dat niet de
bedoeling is. Zo kan kanker ontstaan. Voorbeelden van oncogenen zijn RAS en HER2.
Tumorsuppressor-genen zijn ook betrokken bij het regelen van groei en deling van de cel.
‘Suppressor’ betekent onderdrukken. Deze onderdrukken ongecontroleerde celverdeling
en mitose door te voorkomen dat cellen de s-fase binnengaan.
o Door een mutatie in dit soort genen wordt eigenlijk de rem van hun functie
afgehaald. Daardoor ontstaat er ongecontroleerde celgroei en -deling. Zo kan
kanker ontstaan.
Wat gaat er mis bij kanker:
Oncogenese (Genese: maken):
• Snelheid celdeling niet meer onder controle (stoplichten worden genegeerd)
o Geen groeifactoren, toch celdeling
o Tumorcellen negeren ‘contact-inhibitie’
o Kankercellen kunnen oneindig vaak delen
• Cellen gaan niet meer dood (ongelimiteerde celdeling, negeren bevel apoptose)
• Angiogenese gestimuleerd (er worden nieuwe bloedvaten gemaakt en daarmee
zichzelf voeden met voedingstoffen en zuurstof)
o Tumor ‘stopt’ met groeien als het ongeveer 0,5 mm groot is.
o Dan zijn nieuwe haarvaatjes nodig
o Kankercellen produceren groeifactoren die groei van capillairen richting
tumor stimuleren
• Tumor gaat uitzaaien (via de bloedbaan/hematogeen, lymfe/lymfogeen of
entmetastase/er wordt gesneden in tumor en vanuit daar wordt het verspreid)
o De tumor maakt MMP en geeft deze af
o MMP breekt het bindweefsel tussen de cellen en de verschillende weefsels
en organen ligt af
o Hierdoor kunnen cellen zich losmaken uit een weefsel en zich direct in
omliggende weefsels nestelen en zich verplaatsen