HC1: Inleiding en Geschiedenis
Wat is kwalitatief onderzoek?
● Vorm van wetenschappelijk onderzoek
○ Wetenschappelijk onderzoek: onderzoek dat strikt volgens methodologische regels voor
onderzoek die binnen dat vakgebied gelden is uitgevoerd.
○ Binnen gezondheidswetenschappen bedrijven we empirisch onderzoek, waarbij je zelf een
onderzoek door middel van dataverzameling uitvoert.
● Onderzoek richt zich op het beantwoorden van het wat, hoe of waarom van een bepaald fenomeen.
○ Wat zijn redenen voor patiënten om te stoppen met medicatie?
● Kwantitatief onderzoek is meer geïnteresseerd in vragen over hoe vaak iets voorkomt of hoeveel mensen
iets vinden.
● Kenmerken van kwalitatief onderzoek:
Kwalitatief Kwantitatief
Vraagstelling Hoe, wat, waarom (open vragen) Hoe vaak, hoeveel (hypothesen)
Onderzoeksdesign Emergent design Voorgevormd design
Sampling methode Theoretisch Statistisch
Dataverzameling Langdurend (interview, Kortdurend (experiment,
focusgroep, observatie) vragenlijsten)
Analyse Tekstueel Cijfermatig
Rapportage resultaten Ervaringen, context Cijfers, tabellen
Kracht Begrijpen Meten
Wanneer kwalitatief onderzoek?
● Verkennen: inzicht krijgen in onderwerpen die niet/onvoldoende onderzocht zijn.
○ Onbekende perspectieven
● Begrijpen: inzicht krijgen in onderwerpen die niet goed zijn te meten of te kwantificeren.
○ Persoonlijke beleving en gevoelens (verslaafd zijn), of moeilijk benoembare ervaringen.
○ Sociale en culturele interacties (beeldvorming over verslaving).
,Verschillende perioden in de geschiedenis
● Klassieke periode: ontstaan in de klassieke antropologie.
○ Kenmerkt zich door studie van traditionele volken in koloniën en van het ‘leven’ in/met een
bestudeerde gemeenschap.
○ “The Coming of Age in Samoa” (Mead, 1928): vergelijking van adolescentie in Amerika en Samoa.
■ Dagelijkse observaties, maar ook gebruik gemaakt van feitelijke data.
■ Belangrijke bijdrage over de invloed van cultuur op de psychoseksuele ontwikkeling.
■ Invloedrijk en vormend voor antropologie en etnografie met haar veldwerk en
cross-culturele vergelijking. Leidde tot debat in antropologie over de rol van eigen
assumpties.
● Modernistische periode:
○ Kenmerkt zich door meer aandacht voor het formaliseren van kwalitatieve methoden en regels
voor systematische analyse.
○ “The awareness of dying” (Glaser & Strauss, 1965): de dood is een hoog problematisch onderzoek
in ziekenhuizen. Wens was om meer bijdrage te leveren aan end-of-life care.
■ Eerste toepassing Grounded Theory (1967): methodologie in sociale wetenschappen
voor de constructie van een theorie door het systematisch verzamelen en analyseren van
data.
■ Er wordt inductief gewerkt, wat betekent dat data worden verzameld en gecodeerd. De
codes worden gegroepeerd en vertaald in concepten en dat leidt tot categorieën, die de
basis vormen voor de theorie. Hiermee werd de kloof tussen empirie-theorie overbrugd.
■ Vier eisen aan onderzoek: gepastheid, begrijpelijkheid, generaliseerbaarheid en
controleerbaarheid.
● Leidde tot meer ruimte voor interpretatief werk.
● Post-modernistische periode:
○ Kenmerkt zich door een breed palet van theorieën en benaderingen, en door de opkomst van
toegepast kwalitatief onderzoek (bruikbaarheid als criterium).
○ “Good days, bad days” (Charmaz)
■ Voortbouwend op de Grounded Theory, maar een andere wetenschapstheoretische
basis, namelijk constructivisme.
■ Er is sprake van een ‘constructie’ van data en theorie, en de sociale positie van de
onderzoeker beïnvloedt de constructie.
■ Benadrukking van het belang van transparantie, maar ook van maatregelen zoals
transcriptie, codering en hercodering ten behoeve van theorievorming.
, HC2: Paradigma’s & Probleemstellingen
Paradigma’s
● Een paradigma is een samenhangend stelsel van modellen en theorieën
waarbinnen de werkelijkheid beschreven wordt (manier waarop wij de
werkelijkheid ervaren).
○ Ontologie: de wetenschap/filosofie van het zijn. Wat is realiteit en
hoe ziet realiteit eruit? Bestaat er een realiteit extern aan de mens?
○ Epistemologie: hoe is kennis over die realiteit mogelijk? Wat is de
relatie tot dat wat te kennen valt en de kenner?
○ Methodologie: hoe kan de onderzoeker iets te weten komen over
wat hij denkt dat er te kennen valt?
● Ze hangen niet per se met elkaar samen, maar moeten wel logisch naar elkaar
zijn.
● Ontologisch continuüm
● Epistemologisch continuüm
○ Positivistische benadering: kijken naar de feiten.
○ Interpretatieve benadering: ???
● Wat heb je aan kennis over epistemologische benaderingen als kwalitatief onderzoeker?
○ Geeft richting aan het type onderzoek, je design en de methoden van dataverzameling.
○ Het expliciteren van je epistemologische benadering geeft collega onderzoekers inzicht in je
werkwijze/invalshoek.
○ Paradigma’s vragen van kwalitatief onderzoekers dat zij hun rol in de “kennisproductie”
expliciteren en daarop reflecteren.
Alternatieve onderzoeksparadigma’s
● Positivisme: basisassumpties:
○ Gaat ervan uit dat er een ‘objectieve werkelijkheid’ buiten ons bestaat.
○ Deze werkelijkheid is onderhevig aan natuurwetten (wetmatig).
○ Te kennen door afstand tussen kenner (subject) en gekende (object).
○ Subject en object beïnvloeden elkaar niet.
○ Controleerbare en repliceerbare methoden (unity of methods).
○ Onderzoek is objectief, rationeel en neutraal (waardevrij).
● Fenomenologie (Husserl): basisassumpties
○ “De werkelijkheid hoe die zich werkelijk aandient, en niet hoe die door de wetenschapper wordt
bekeken”. (p.73)
○ Subjectieve ervaring: zintuiglijk & pre-reflexief (later geef je pas betekenis aan een ervaring).
○ Betekenisgeving vanuit “stock of knowledge” gereedschapskist met ideeën, theorieën, waarden
(constructen) waarmee we de wereld interpreteren.
○ Betekenisgeving is niet individueel, maar wordt van generatie op generatie doorgegeven.