MEESTERPROEF
Denise MöhlmannStudent nr: 2693364Vrije Universiteit & Eerste christelijk Lyceum
19-1-2022Beoordelaar: Niels Ypenburg
,Inhoudsopgave
Visie...........................................................................................................................................................................2
Pedagoog...................................................................................................................................................................3
Leerlingportret......................................................................................................................................................3
Verantwoording....................................................................................................................................................4
Reflectie.................................................................................................................................................................4
Ontwerper.................................................................................................................................................................6
Inhoudelijke analyse..............................................................................................................................................6
Verantwoording....................................................................................................................................................7
Uitvoerder...............................................................................................................................................................10
Videoanalyse.......................................................................................................................................................10
Evaluatie, reflectie en vooruitblik...........................................................................................................................12
Evaluatie van leerresultaten...............................................................................................................................12
Systemische evaluatie.........................................................................................................................................12
Vooruitblik...........................................................................................................................................................13
Literatuurlijst...........................................................................................................................................................14
Bijlagen....................................................................................................................................................................16
Lesplannen..........................................................................................................................................................16
les 1: Soa’s.......................................................................................................................................................16
les 2: Anticonceptie.........................................................................................................................................17
les 3: Seksuele genderdiversiteit.....................................................................................................................18
les 4: Voorbereiding op tentamen..................................................................................................................19
Les 5: Designerbaby’s......................................................................................................................................20
Toets....................................................................................................................................................................24
Toetsmatrijs.........................................................................................................................................................31
Toetsanalyse docent...........................................................................................................................................32
Toetsanalyse leerling...........................................................................................................................................33
Plan voor systematische evaluatie......................................................................................................................36
resultaten systematische evaluatie enquete......................................................................................................37
1
,VISIE
Mijn visie zoals beschreven in de basisproef is grotendeels nog steeds de kern van mijn lesgeven, alhoewel ik
merk dat het meer diepgang heeft gekregen. Dit omdat het voor mij steeds duidelijker is geworden waarom ik
docent wil worden en wat ik de leerlingen mee wil geven in mijn lessen.
Een goede leraar naar mijn mening zorgt dat de leerling zich gezien voelt. Er zijn meerdere factoren die daaraan
bijdragen. Eén daarvan is een goede band hebben met de leerlingen en belangstelling en begrip voor hen tonen
(Ryan & Deci, 2000) (McGrath & van Bergen, 2015). Een tweede is differentiëren. Hierdoor zorg je ook dat de
leerling zich gezien voelt omdat deze passend onderwijs krijgt en gestimuleerd wordt in excellentie (van der
Valk, 2014). Daarnaast biedt differentiatie ook uitdagingen voor de leerlingen die anders hun interesse
verliezen voor jouw vak omdat zij zonder moeite een goed cijfer halen en de normale lesstof niet uitdagend
genoeg is. Ten derde zorgt een goede leraar naast het bijbrengen van vakkennis ook voor de persoonlijke
ontwikkeling van leerlingen. Een docent kan door bepaalde werkvormen te gebruiken leerlingen
metacognitieve vaardigheden laten ontwikkelen zoals discussiëren; kritisch denken; onderzoeken;
zelfvertrouwen ontwikkelen terwijl ze bezig zijn met lesstof (Kipnis & Hofstein, 2007). Dit zijn vaardigheden die
zij in hun verdere loopbaan volop nodig gaan hebben en bijdragen aan hun ontwikkeling.
Leerlingen leren het beste door zelf na te denken over de stof. Ze onthouden niet wat jij zegt, maar wat ze zelf
denken. Dit werkt het beste als de leerlingen bestaande kennis hebben als ‘kapstok’ om de nieuwe kennis aan
op te hangen (Ebbens & Ettekoven, 2013). Deze kapstokken kunnen verschillende contexten uit hun
belevingswereld zijn waar de leerling de verworven kennis op kunnen toepassen (Lucariello et al., 2015). Dit is
ook iets wat ik graag in mijn lessen terug laat komen omdat het ook interesse opwekt bij de leerlingen wat
vervolgens ook bijdraagt in het proces van leren. Ook denk ik dat leerlingen meer nadenken over de stof en dus
beter leren door minder monologen te houden als docent en meer de dialoog aan te gaan (Chi et al., 2017) en
dit te versterken met activerende werkvormen waar de leerlingen vervolgens de stof toepassen. Hierbij
moeten zij zelf het meest gaan nadenken en zijn zij heel erg bezig in het werkgeheugen om de kennis aan
voorkennis te koppelen, wat nodig is om de nieuwe kennis in het langetermijngeheugen te krijgen (Ebbens &
Ettekoven, 2013). Daarnaast helpt de afwisseling van verschillende werkvormen bij het herhalen van de stof en
blijft het zo ook langer in het langetermijngeheugen van de leerling. De activerende werkvormen brengen ook
plezier in de les waardoor de leerlingen onbewust heel actief bezig zijn met de lesstof en meer interesse
ontwikkelen voor de leerstof (Melisse, 2014). Dit zorgt er ook voor dat de leeractiviteiten beter beklijven.
Biologie leert de leerlingen begrip van de natuur en de mens in deze omgeving, en vooral waardering voor al dit
leven om ons heen (Nyberg & Sanders, 2014). Dat zij vanuit een ander oogpunt kijken naar die saaie boom die
op het schoolplein staat en misschien zelfs een aantal namen van verschillende soorten leren. Daarnaast leert
het de leerlingen over actuele onderwerpen (denk aan milieuproblemen, kloneren, genetica) en hoe zij hier
mee om kunnen gaan en misschien zelfs (in het geval van klimaatverandering) wat aan kunnen doen. Zij leren
hoe het menselijk lichaam werkt en hoe wij voor dat lichaam moeten zorgen (denk aan de juiste voeding of hoe
bepaalde ziektes voorkomen en behandeld worden). Bij biologie ontwikkelen de leerlingen wetenschappelijke
onderzoeksvaardigheden en ontdekken ze de impact van wetenschap en technologie op het dagelijks leven,
wat allemaal bijdraagt aan de wetenschapswijsheid van de leerling. (Laugksch, 2000) beschrijft in zijn artikel dat
wetenschapswijsheid belangrijk is voor de leerling als toekomstige burger in onze samenleving. Als de leerling
een globale kennis heeft van wat wetenschappers doen, zal hen in de toekomst ook meer begrip en acceptatie
voor de wetenschap tonen. Dit is nodig om de wetenschap te laten vorderen in ontwikkeling.
2
, PEDAGOOG
LEERLINGPORTRET
L is een meisje van 15 jaar uit mijn 4 HAVO klas. L hockeyt op hoog niveau en is erg sportief en ook fanatiek. Ze
heeft een sportief figuur, gemiddelde lengte en draagt veel sportieve kleding (hoodies, spijkerbroeken,
sneakers). Ze heeft een talent-regeling voor haar sport, wat inhoudt dat zij soms lessen mag missen voor haar
sport en er soms uitzonderingen gemaakt kunnen worden voor toetsen en huiswerk.
L is een zeer zelfverzekerde en sociale leerling, maar kan wel wat brutaal overkomen. Ze praat veel voor
anderen en probeert mij als docent uit de tent te lokken. Ze is altijd erg aanwezig in de les en lijkt veel aandacht
te vragen van mij maar ook van haar medeleerlingen. Het lijkt een beetje op haantjesgedrag, zij voelt zich
verantwoordelijk voor haar klasgenoten. Maar zee zoekt ook vaak bevestiging bij mijn werkplekbegeleidster,
bijvoorbeeld als L iets grappigs vertelt kijkt ze altijd even naar haar. Ik vermoed dat L aansluiting zoekt bij haar
omdat mijn begeleidster van Surinaamse afkomst is en L de enige leerling in de klas is met een donkere
huidskleur. Het macrosysteem zoals (Bronfenbrenner et al., 1998) beschrijft lijkt van L vrijwel hetzelfde te zijn
als haar klasgenoten (Nederlandse ouders, sociaaleconomische status van de ouders), waardoor er geen
discriminatie of andere vorm van buitensluiting plaatsvindt in de klas. Ik weet niet zeker wat de etniciteit en
cultuur is van haar ouders en hoe/of dit L beïnvloed.
L heeft in het 2e jaar niet hele hoge cijfers gehaald voor biologie (in het 3 e jaar had zij geen biologie) en ook dit
jaar zie ik dat zij niet heel goede cijfers haalt. Het lijkt vaak dat zij niet serieus meedoet met de lessen, onder
opdrachten uit probeert te komen en niet veel interesse heeft voor het vak. Als ik naar haar cijferlijst van dit
jaar kijk zie ik dat zij bij andere vakken ook niet zo goed scoort. Dit zou kunnen komen doordat zij zo druk is met
haar sport buiten school, maar graag zou ik wel zien dat zij dan wel goede inzet in de les toont, wat nu niet zo
is. Haar cbo screening van 2018-2019 (1 e klas) laat zien dat zij cognitief op het klasgemiddelde zat, maar op
motivatie en welbevinden in de school lager als haar klasgenoten zat. Dit is nu ook nog steeds te merken in de
lessen. Door haar experimenterende en afzettende gedrag concludeer ik dat zij zich vooral in de midden
adolescentie bevindt (Wit et al., 1995).
Bij biologie zit L in een clusterklas van 20 leerlingen. De helft van deze klas is haar stamklas. Er zitten bijna
evenveel jongens (8) als meiden (12) in deze klas en het zijn allemaal witte kinderen (behalve L zelf) en
voornamelijk midden/bovenklasse. De jongens klieken heel erg samen en verschil tussen de twee stamklassen
is niet te merken. Bij de meiden zijn er wel verschillende groepen: één groep die vrij stil en rustig is en een
goede werkhouding heeft; een ander groepje dat wat luidruchtiger is en veel zit te kletsen, waar L ook bij
hoort. L gaat in de les veel om met een meisje uit de andere stamklas, dus het is bij biologie altijd de les waar ze
elkaar eindelijk weer zien. Dat zorgt vaak voor veel afleiding. L gaat niet heel veel om met de andere meiden in
de klas tijdens de biologieles, maar probeert wel veel aansluiting te zoeken bij de jongens. In haar eigen
stamklas heeft zij twee vriendinnen waar ze veel mee omgaat, maar deze hebben geen biologie.
Haar moeder botst weleens behoorlijk met L, ook tijdens gesprekken met school. Haar moeder wil dat zij meer
aan school doet maar het is L allemaal te veel. Ze voelt veel druk omdat ze veel hockeyt, en naast school ook
nog tijd wil hebben voor andere dingen. Haar vader is veel aan het werk en weinig aanwezig. Ze heeft een
oudere broer van 18 waar ze vaak samen mee alleen thuis is. Als beide ouders weg zijn voor werk is ze ook vaak
bij haar oma. Het microsysteem zoals (Bronfenbrenner et al., 1998) beschrijft omvat onder andere het gezin
waar de leerlingen in opgroeien. De relatie die L heeft met haar ouders zou er mogelijk voor kunnen zorgen dat
zij conformatie zoekt bij haar medestudenten en de docenten. Ook het werk van haar ouders, het exosysteem
(Bronfenbrenner et al., 1998), zou invloed kunnen hebben op L.
Ze traint 3 avonden in de week en heeft elke zaterdag een wedstrijd. Hierdoor heeft zij weinig tijd om aan
school te zitten. Ze heeft één dag in de week huiswerkbegeleiding waar zij samen met haar
3