Toets 2.2.1A psychologie
(toetscode 2314HVW21A)
Een schriftelijke toets met openvragen
Opleiding: HBO Social Work Leerjaar 2 – periode 2
,De psychologische stromingen
In de psychologie heb je verschillende invalshoeken om hetzelfde probleem aan te pakken. De
belangrijkste stromingen hierin zijn:
1. Psychodynamische benaderingen (PDB) ............................................................................................ 3
2. Cognitief-gedragstherapeutische benadering ................................................................................... 7
3. Humanisme: experimenteel en clientgericht ................................................................................... 10
4. Systeemgerichte benadering (SGB) ................................................................................................. 12
5. Oplossingsgericht en positieve psychologie ..................................................................................... 15
6. Lichaamsgerichte benadering (LGB) ................................................................................................ 17
Iedere stroming heeft zijn eigen verzameling, verklaringen en werkwijzen. De praktijkgerichte
uitwerkingen van de benaderingen worden ook wel methodieken genoemd.
Eclectisch: gebruik maken van verschillende aspecten uit de verschillende stromingen. Je kijkt dan
naar wat bij de cliënt past.
2
, 1. Psychodynamische benaderingen (PDB)
gebaseerde methodieken en interventie strategieën
1.1 Freud
Deze benadering stampt af van de theorie van Freud. En dan voornamelijk de psychoanalyse
(Abstinentieregel: een patiënt ligt op een bank en vertelt alles wat in hem opkomt). De ontwikkeling
van deze benadering gaat tot de dag van vandaag door.
PDB = wensen, motieven, gevoelens die onbewust zijn en moeilijk te hanteren weer bewust te
maken zodat de cliënt leert om deze te hanteren. PDB gaat er vanuit dat problemen afstammen uit
de vroegere kindertijd in combinatie met latere gebeurtenissen die een spoor hebben achter gelaten.
Hierbij gaat het om de overdracht: het herhalen van vroegere gedragspatronen en problemen bij
personen die daar niets mee te maken hebben. Tegenoverdracht: gedrag van de cliënt roept
gevoelens op bij de therapeut. Bij PDB is het de bedoeling dat de cliënt deze overdracht gaat affect
reguleren en mentaliseren. Hij leert om de beangstigende en onbekende gevoelens toe te laten, ze
te benoemen, begrijpen en te hanteren. Zo krijg je meer zicht op je gevoelens, leer er beter mee om
te gaan.
Het duiden (iets van betekenis zien) is erg belangrijk bij psychoanalyse.
1.2 Afweermechanismen
Iemand neemt onbewuste maatregelen om zich te beschermen tegen te grote inspanning, pijn,
sterke emotie (ego-afweer), angst niet bewust te ervaren. Het nadeel van deze afweermechanismen
is dat het veel energie kost en het belemmerd de ontwikkeling van de persoon.
Manieren van Afweermechanismen
Begrip Beschrijving Begrip Beschrijving
Verdringing Emotionele gebeurtenis Ontkenning Feitelijk zaken ontkennen,
wegstoppen zelfbehoud
Projectie Toeschrijven eigen emoties, Rationalisatie Wegpraten, aannemelijke
driften, behoeften aan verklaring zoeken (berust niet
anderen op waarheid)
Verplaatsing Een emotie wordt verschoven Reactieformatie Een impuls onschadelijk
naar een andere situatie maken door omgekeerde
(persoon) ervan in het bewuste toe te
laten
Sublimatie Niet geaccepteerd gedrag
omzetten in wel geaccepteerd
gedrag
Psychodynamische therapieën
Therapie Voor wie Cliënt/patiënt kenmerken
Openleggende Therapie Sterke ego. Vaak neurotische Sterke motivatie, lijden, angst hanteren,
cliënten. verstoorde frustratietolerantie, inzicht,
separatie-individuatie betekenisvolle relaties met anderen,
problematiek afstand kunnen nemen van zichzelf, etc.
Steunende therapie Zwak ego of zelf, Ego defect, ernstige levenscrisis, gebrek
persoonlijkheidsstoornissen, aan inzicht, zwakke relaties met andere,
psychoses concreet magisch denken, etc.
3
, Conversiestoornis: cliënten hebben last van lichamelijke uitvalsverschijnselen vanwege psychische
problemen. Als de cliënt zijn emoties toe laat, weggedrukte gebeurtenissen weer gaat herinneren en
spanning kunnen ontladen dan leren ze begrijpen en ervaren wat er aan de hand is. Hierdoor
verdwijnen de blokkades (volgens Freud).De psychoanalyse kent vier visies/modellen met
verschillende uitgangspunten en die weer tot verschillende therapieën leiden.
1.2.1 Het driftmodel
De mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften. Waarbij het seksuele drift (libido)
een levensdrift is, een positieve gericht op genieten. Als we deze onderdrukken worden we
gespannen, dof, depressief of ‘doods’. Aan de andere kant is er de agressieve drift. Een drift gericht
op de dood, negatief. Iedereen heeft de levens- en doodsdrift. Freud noemt deze driften ES/ID. Het
es bepaalt ons temperament. Als kind leer je om je behoefte uit te stellen.
Om de frustraties te leren verdragen door het uitstellen van behoeftes ontwikkel je een ‘ik’. Of te wel
de EGO. Deze ontwikkel je om de es de baas te zijn. De
ontwikkeling van het ego is van belang in hoeverre een
persoon de ES te baas kan zijn en discipline kan opbrengen.
Als derde aspect ontwikkel je het superego. Deze stuurt ons
van binnen uit en zorgt voor bestraffende maatregelen als
we onze driften op een
onacceptabele manier uiten.
Zoals een schuldgevoel,
moeheid, depressie of
dwanggedrag.
Fases in de ontwikkeling van de driftenergie (es, ego en superego)
Begrip Beschrijving
De orale fase De babytijd. Ontwikkelen van de mond (drinken, sabbelen en bijten)
(0 – 1,5 jaar)
De anale fase Peutertijd. Zindelijkheidstraining, eigen wil en controle. Het ego ontwikkeld
(1,5 – 3 jaar) zich (koppigheidsfase).
De fallische fase Kleutertijd. Geslachtsverschil, oedipuscomplex (zoon wil met moeder
(3 – 6 jaar) trouwen, en wil moeder voor zich alleen hebben) en penisnijd (dochter wil
jongen zijn). Superego ontstaat. Baarmoedernijd (mannen jaloers op vrouwen
vanwege vermogen kinderen baren)
De latentiefase Kindertijd. Persoonlijkheidsstructuur. De es, ego en superego zijn in
(6 – 12 jaar) ontwikkeling. Er is op psychodynamisch gebied meer rust. Kan een blik op de
buitenwereld richten en aandacht besteden aan school en leeftijdsgenoten
De geniale fase Puberteit en adolescentieperiode. Driften en conflicten worden weer actiever.
(12 – volwassen) Oude conflicten kunnen weer actiever worden. Als alles goed gaat rijpt
iemand uit tot een volwassene die relaties kan aangaan op werk, liefde en
vriendschapsgebied.
4