WEEK 1 ) Acuut 1
Casusbeschrijving acuut 1
Context
In deze week gaan we het hebben over een volleyballer (Frans) met een acuut letsel van de
enkel en een handbalster (Silke) met een acuut letsel van de elleboog. In week 'acuut 2' gaan
we verder met deze casuïstiek, alleen pakken we het proces van Frans en Silke op 6 weken na
het trauma.
Volleyballer na enkeltrauma
Situatie 1:
Frans is 17 jaar. Hij volleybalt al sinds zijn 8e bij HSC Hierden. Hij had altijd een hekel aan
school en is zo snel als mogelijk gaan werken bij de koekjesfabriek van één van de
clubsponsoren.
In de laatste fase van een wedstrijd verzwikt Frans zijn enkel tijdens een landing na een blok.
De tranen schieten gelijk in zijn ogen. Teamgenoten proberen hem omhoog te trekken, maar
het lukt Frans niet om op zijn enkel te staan. Uiteindelijk wordt hij door zijn teammaten naar
de kantine gedragen.
Direct na de wedstrijd word jij er als verzorger van de vereniging even bij geroepen. Frans zit
met zijn voet in een bak ijs uit de sportkantine. Als je zijn enkel bekijkt zie je dat de enkel ook
flink dik en blauw is geworden. Ook nu kan hij nog niet op de enkel staan of lopen.
Frans is nog nooit eerder door zijn enkel gegaan, maar zijn broer is gestopt met voetballen
omdat hij bijna iedere wedstrijd door zijn enkel ging. Omdat Frans zoveel pijn heeft en er niet
op kan steunen is hij erg bang "dat zijn enkel kapot is en hij misschien net als zijn broer niet meer
kan sporten."
A) Hij vraagt jou wat hij nu het beste kan doen.
Situatie 2:
Stel dat Frans na 5 dagen bij je terugkomt. Hij is is gisteren naar de huisarts gegaan en die
heeft voor de zekerheid een foto laten maken. Daarop bleek dat zijn enkel niet was gebroken.
Frans loopt met 2 krukken en steunt niet op zijn voet. De zwelling is inmiddels afgenomen en
de blauwverkleuring is wat naar beneden gezakt.
B) Hij wil van jou weten waarom hij nog steeds niet kan lopen en wil weten wanneer hij weer
kan beginnen met zijn werk in de koekjesfabriek.
Situatie 3:
Stel dat Frans na 10 dagen bij je terugkomt. Hij loopt inmiddels zonder krukken en is weer
begonnen met werken. Als je hem ziet lopen zie je dat hij zijn voet nog niet goed afwikkelt en
trap aflopen doet hij nog trede voor trede. Als hij zijn sokken uittrekt gaat hij er even bij zitten
omdat hij zijn balans op 1 been anders snel verliest.
1
,C) Hij hoopt dat jij kan helpen om bovenstaande problemen te verbeteren.
Wist je dat:
Praktisch geschoolde mensen en schoolverlaters hebben gemiddeld 6 gezonde levensjaren
minder dan theoretisch opgeleide mensen. (CBS 2019) Dit maakt het oplossen van het
gezondheidsprobleem bij deze groep mensen lastiger. Het is goed om je hier nu al bewust van
te zijn maar pas later in de studie gaan we hier ook daadwerkelijk mee aan de slag.
Handbalster na elleboogtrauma
Silke is een Scandinavische vrouw van 27. Ze woont sinds 9 jaar in Nederland en werkt
inmiddels als postdoc onderzoeker in het lectoraat van de HU.
Ze speelt al jaren vrij fanatiek handbal en heeft daarbij nog nooit een echte blessure gehad.
3 weken geleden tijdens een werpactie werd haar arm tegengehouden door een
tegenspeelster en toen schoot de pijn in haar elleboog. Ze ervoer veel klachten maar kon de
wedstrijd nog wel uitspelen.
Ze heeft daarna 5 dagen rust genomen vanwege de pijnklachten en is daarna weer begonnen
met trainen en wedstrijden. Het doet nog wel veel pijn bij het werpen en na een wedstrijd
heeft ze 2 dagen napijn. Ze is erg belangrijk voor haar team dus ze wil iedere wedstrijd
meespelen.
Omdat de klachten de afgelopen weken niet afnamen vraagt ze jou als therapeut in opleiding
om advies omdat ze graag weer pijnvrij wil handballen.
Wist je dat:
In Nederland bijna 2,5 miljoen mensen wonen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is.
Dit heeft soms tot gevolg dat de communicatie tussen hulpverlener en patiënt uitdagingen
met zich mee brengt.
Binnen verschillende culturen zijn er verschillende opvattingen over wat gezondheid is, maar
ook hoe de pijnbeleving is. Dit maakt het oplossen van het gezondheidsprobleem bij deze
groep mensen lastiger.Het begrijpen van deze verschillen en hier op inspelen is iets wat we
later in de studie gaan ontwikkelen. Het is goed om je hier nu al bewust van te zijn.
2
,Hoorcollege 2: Pijn en verwerking
De student:
• Kan pijn onderverdelen in nociceptieve, neuropathische en nociplastische
pijn, beschrijft wat de kenmerken hier van zijn en globaal welke
mechanismes hieraan ten grondslag liggen
• Kan uitleggen dat de context, cognities, emoties en gedrag van een persoon
de ervaring van pijn kunnen beïnvloeden
• Kan de relatie tussen noxische prikkel, nociceptie, pijngewaarwording en
pijnperceptie uitleggen
• Kan uitleggen wat primaire en secundaire nociceptieve pijn is, wat de
kenmerken hiervan zijn en hoe deze verschillend worden verwerkt in het
zenuwstelsel
• Kan uitleggen hoe perifere en centrale sensitisatie ontstaan
• Kan de verwerking van nociceptieve signalen op ruggenmergniveau
uitleggen (inclusief het begrip centrale sensitisatie) en uitleggen hoe
pijndemping plaatsvindt (poorttheorie)
• Kent globaal de verschillende routes waarlangs nociceptieve signalen naar
de hersenen kunnen worden geleid en wat de verschillen zijn in verwerking
in de hersenen van deze routes
• Kan globaal beschrijven wat bedoeld wordt met de pijnneuromatrix
Voorbereiding
1. Lees uit Van der Burgt et al. (2017) Fysiologie. Hoofdstuk 9.3 Pijn, t/m 9.3.5
Centrale verwerking (NIET tabel 9.1). NB je hoeft de Latijnse namen van de banen in
paragraaf 9.3.4 nog niet te kennen. Dit komt aan bod in de module Levensfasen.
9.3 Pijn
9.3.1. Definitie van pijn
Pijn wordt gedefinieerd als ‘een onplezierige sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met
actuele of potentiële weefselschade, of beschreven in termen van dergelijke schade’. Het is belangrijk
dat je je realiseert dat pijn niet alleen een sensorische ervaring is, maar met name een emotionele,
en dat pijn altijd wordt veroorzaakt door actuele schade. Beleving van pijn is voor iedere persoon
anders. Belangrijk is het verschil tussen de pijn die je uiteindelijk waarneemt. Hierbij spelen
verschillende gebieden in de hersenen een belangrijke rol.
Terminologie
Pijn kan worden onderverdeeld in acute en chronische pijn.
Acute pijn: wanneer er weefselschade is: nociceptieve pijn
Wanneer pijn meer dan 3 maanden aanhoud dan is er sprake van: chronische pijn. Dit wordt
veroorzaakt door aanhoudende weefselschade, bijv. artrose.
3
, Wanneer de oorzaak van de pijn in het zenuwstelsel ligt, spreekt men van neuropathische pijn. De
oorzaak kan gelegen zijn in het perifere zenuwstelsel, bijv. een zenuw die klemzit (perifere
neuropatische pijn) of in het centrale zenuwstelsel (centrale neuropatische pijn). Centrale
neuropatische pijn kan onverdeeld worden. Er kan schade zijn aan de neuronen in het centrale
zenuwstelsel zoals bij de ziekte multiple sclerose, maar er kan ook sprake zijn van disregulatie van het
centrale zenuwstelsel zonder dat daar schade aan neuronen aan vooraf is gegaan.
9.3.2. Primaire en secundaire pijn
Acute pijn ontstaat wanneer weefsel beschadigd raakt door een mechanische, chemische of
thermische (nocische) prikkel. De prikkel wordt door vrije zenuwuiteinden (nocisensoren) omgezet in
actiepotentialen. Vervolgens geven twee typen zenuwvezels de informatie door aan het CZS.
➔ Als eerst wordt de prikkel via snelle, dikke, gemyeliniseerde Adelta-vezels naar het
ruggenmerg geleid. De pijn die hierdoor optreedt noemt men primaire pijn. De pijn wordt
direct gevoeld en is scherp en duidelijk gelokaliseerd. Deze vezel maakt deel uit van de
reflexboog en terugtrekflexen.
➔ Als reactie op de weefselschade ontstaat er in het weefsel een ontstekingsreactie. De
ontstekingsmediatoren die hierbij vrijkomen uit de kapotte cellen en uit de cellen van het
afweersysteem, zorgen voor het prikkelen van andere vrije zenuwuiteinden.
➔ De vezels die deze prikkels doorgeven aan het ruggenmerg, zijn langzame, dunne,
ongemyeliniseerde C-vezels. De pijn die hierdoor veroorzaakt wordt noemen we secundaire
pijn. Doffe pijn, die minder goed te lokaliseren valt. De pijn heeft een sterke emotionele
component en houdt de aandacht gericht op het letsel. Deze pijn kan ook blijven bestaan
wanneer de schade en ontstekingsreactie verdwenen zijn: dan is er sprake van chronische
pijn.
Perifere sensitisatie
C-vezels hebben nog een andere functie naast het geleiden van de pijnprikkel naar het ruggenmerg.
Ze geven vanuit hun distale uiteinden ook een speciale stof af in het weefsel: substance-P. Deze stof
zorgt ervoor dat je pijn niet alleen voelt op de plek van de schade, maar ook in het gebied eromheen.
SP stimuleert namelijk het lokale ontstekingsproces in het beschadigd weefsel. Axonreflex: deze zorgt
ervoor dat de prikkel niet allee naar het ruggenmerg wordt geleid, maar ook via aftakkingen terug het
weefsel in gaat, waar nog meer SP wordt afgegeven. Hierdoor wordt het ontstekingsgebied
uitgebreid.
SP zorgt voor een verlaging van de prikkeldrempel van C-vezels en stimuleert de eigen C-vezels om
zelf actiepotentialen op te wekken. Deze reacties in het ontstekingsgebied worden perifere
sensitisatie genoemd. De lage prikkeldrempel van C-vezels veroorzaakt een verhoogde gevoeligheid
voor pijn: hyperalgesie. Ook worden door de uitbreiding van het ontstekingsgebied prikkels die
normaal niet pijnlijk zijn, als pijnlijk ervaren: allodynie.
Voorbeeld:
Als je in je vinger gesneden hebt, voel je meteen een scherpe pijn. Je kunt bovendien precies
aangeven waar de pijn zit (primaire pijn). Wanneer je de wond ontsmet, doet dit nog veel meer pijn
(hyperalgesie). Na een korte tijd wordt het gebied rondom de wond rood en pijnlijk (secundaire pijn),
zelf wanneer het maar licht aangeraakt wordt (allodynie).
4