Week 1A - Het sanctiestelsel: hoofdlijnen en achtergronden
Begrippen
Sanctiestelsel = Geheel aan strafrechtelijke sancties, diens wettelijke regeling en hun verhouding.
Sanctierecht = Rechtsgebied dat de toepassing en de TUL van strafrechtelijke sancties regelt.
Detentierecht = Gedeelte van het sanctierecht dat de TUL van vrijheidsbenemende sancties betreft.
Externe rechtspositie = Voorwaarden voor de oplegging van sancties + duur/kader van de TUL.
Interne rechtspositie = Rechtspositie van de veroordeelde tijdens de TUL.
Straftheorieën
Er zijn verschillende manieren om een straf te benaderen:
1. Retributivistisch
a. Doel: Vergelden door terug te kijken (straffen, omdat).
b. Rechtvaardiging: Herstel van de verstoorde balans/de deuk in de rechtsorde.
c. Begrenzing: De ernst van het delict en de mate van schuld.
d. Negatief retributivisme: een straf mag, hoeft niet.
e. Positief retributivisme: straf is een dwingende reactie op een delict.
2. Utilitaristisch
a. Doel: Voorkomen door vooruit te kijken (straffen, opdat).
b. Rechtvaardiging: Nut van de straf in de toekomst (resocialisatie en afschrikking).
c. Generale preventie: Afschrikking van anderen, voorkomen van eigenrichting en
versterking van de normen.
d. Speciale preventie: Resocialisatie, reïntegratie en gedragsbeïnvloeding ter
voorkoming van recidive.
3. Herstelbenadering
a. Doel: Schade aan de maatschappij herstellen.
b. Conflictoplossing en het vergoeden van schade (van het slachtoffer) staan centraal.
4. Verenigingsbenadering
a. Combineert de retributivistische benadering met de utilitaristische benadering.
b. Onder- en bovengrens wordt bepaald door de schuld van de dader.
c. Manier van TUL wordt bepaald door utiliteitsprincipes.
5. Moderne richting
a. Straf dient niet alleen om vergelding, maar ook ter resocialisatie.
b. Dit leidde tot uitbreiding van de VI, invoering van de VV en introductie van de TBS.
Artikel 9a Sr
Positieve retributivisten: Slecht idee. Er moet altijd met een straf worden gereageerd.
Negatieve retributivisten: Is mogelijk, maar het dient wel in verhouding te staan.
Utilitaristen: Goede oplossing. Wel enkel gereserveerd voor speciale gevallen (generale preventie).
Ontwikkelingen
Voorfase: 1813-1886
Van het Crimineel Wetboek voor Koninkrijk Holland (1809), naar de Code Pénal (1813) en de
eenzame opsluiting (1815) tot de invoering van het eigen Wetboek van Strafrecht (1886).
,Wetboek van Strafrecht: vanaf 1886
In het begin slechts drie hoofdstraffen: GS, hechtenis en GB. Geen doodstraf en/of lijfstraffen meer.
Daarnaast nog vier bijkomende straffen: ontzetting van rechten, verbeurdverklaring, openbaarmaking
van de uitspraak en de plaatsing in een rijkswerkinrichting. Ook nog een maatregel: opsluiting in een
krankzinnigengesticht.
Straf vs. Maatregel
Inleiding
Lees beoogd vs. Leed niet beoogd.
Straf heeft een ethische kleur (afkeuring) vs. Maatregel heeft geen ethische kleur.
Daad staat centraal vs. Dader staat centraal.
Rechter niet afhankelijk van deskundige vs. Rechter wel afhankelijk van deskundige.
Combinatiemogelijkheden
1. Straffen onderling (art. 9 lid 2, 3 en 4 Sr)
2. Straffen met maatregelen (zie per regeling)
3. Voorwaardelijke modaliteit bij straf, met bijzondere voorwaarden (art. 14a Sr)
4. Voorwaardelijke modaliteit bij maatregel (zie per regeling)
Vrijheid rechter
Bij de oplegging is de rechter betrekkelijk vrij!
- Wet schrijft alleen soort sancties voor, geen strafdoelen;
- Stelsel van wettelijke maxima, geen minima (behoudens 1 dag, 1 uur en 3 euro);
- Bijna volledige keuzevrijheid hoofdstraffen;
- Rechterlijk pardon ex art. 9a Sr.
NB: Begrensd door de motiveringsplicht van art. 359 Sv, taakstrafregels van art. 22b Sr, bepalingen
omtrent samenloop en natuurlijk de grondrechten.
Jurisprudentie
Gerechtshof Arnhem 23 december 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU9326 (Rechter en het
taakstrafverbod)
Bij feiten waarop 6 jaar of meer is gesteld en een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van
het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, mag niet worden volstaan met alleen een taakstraf. Er moet
een onvoorwaardelijke GS of vrijheidsbenemende maatregel bij worden opgelegd. Dit feit dateerde
van vóór die wetswijziging, dus kon het hof toch nog een voorwaardelijke GS met 240u TS opleggen.
HR 19 februari 2013, LJN BX9407 (Rechter straft bewust zwaarder dan mogelijk)
De rechtbank had art. 63 Sr niet toegepast omdat zij dat niet redelijk vond. Dat mocht niet: een rechter
mag niet afwijken van de wettelijke strafmaxima voordat de wet is gewijzigd.
HR 11 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2295 (Rechter straft onbewust etc…)
Verdachte werd veroordeeld tot een GS van 11 maanden waarvan 3 voorwaardelijk en een TS van 240
uren. Dit is, gelet op art. 9 lid 4 Sr, niet toegestaan en dus ging er een streep doorheen (11 - 3 = 8 en
dat is hoger dan 6).
,Week 1B - Vrijheidsbenemende sancties: achtergronden en de gevangenisstraf (GS)
Perspectieven op vrijheidsbeneming vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines
Vanuit verschillende invalshoeken werd naar vrijheidsbeneming bekeken:
1. Sociaal psychologisch
Straffen o.b.v. gedrag. Stanford Prison Experiment: omgeving en de situatie bepaalt gedrag.
Abu Ghraibgevangenis: Buitengewone mensen kunnen in buitengewone omstandigheden
buitengewoon kwaad doen.
2. Sociologisch
Personen in een vergelijkbare sociale positie vertonen vergelijkbaar gedrag. Totale instituties.
3. Filosofisch
Wat is de legitimatie en de zin van straffen?
4. Criminologisch
Moerings: Gevangenschap is de uitdrukking van je lage sociale status. In deze discipline
wordt ook nagedacht over de nadelige gevolgen van detentie (detentieschade).
5. Fenomenologisch
Meningen en de directe ervaringen van de gedetineerden, die zeiden: ‘gevangenis is een
opleiding naar de misdaad.’
Geschiedenis
Tot en met 1886
Beccaria keerde zich in 1764 tegen de wreedheid van de straffen en de ‘schavotcultuur’. Hij pleitte
voor rationele beginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel en het legaliteitsbeginsel.
Bentham dacht rond 1780 na over dezelfde punten en stelde zichzelf de vraag: wat is de ideale
gevangenis? Moeten mensen nog wel cellulair worden opgesloten? Of moeten gedetineerden
onderling contact kunnen hebben, de mogelijkheid hebben om te luchten en om te kunnen werken?
Toch blijft, ook op het moment van de invoering van het Wetboek van Strafrecht (1886), cellulaire
opsluiting (en dus eenzaamheid) het uitgangspunt, afhankelijk van de duur van de gevangenisstraf en
de medische geschiktheid. Contact met medegedetineerden was uit den boze!
Vanaf 1886
Langzaam maar zeker wordt dit verbod van contact afgeschaft. Als de overheid mensen van hun
vrijheid berooft, moet de overheid zich ook inspannen om die mensen te resocialiseren.
Echter, na de moord op Pim Fortuyn wordt het gesprek weer heropend. Reflecteren de huidige
strafmaxima nog wel wat maatschappelijk aanvaardbare straffen zijn? De focus lijkt meer te gaan
liggen op vergelding en beveiliging van de maatschappij; minder op resocialisatie. Of er (vaak)
levenslang wordt opgelegd lijkt afhankelijk van de tijd waarin we leven.
Vrijheidsbeneming in het licht van art. 15 Gw en art. 5 EVRM
Gw: Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen.
EVRM: Niemand mag van zijn vrijheid worden ontnomen, behoudens in de genoemde gevallen.
, EHRM S.v V. en A. vs. Denmark (22 oktober 2018)
In Kopenhagen vindt de wedstrijd plaats tussen Denemarken en Zweden. De politie heeft berichten
ontvangen dat hooligans de boel op stelten gaan zetten. Daarom arresteert de politie heel veel mensen
die in het systeem bekend staan als hooligans. 3 mannen stappen naar de rechter. In hun ogen hebben
zij niets verkeerd gedaan en dus bestond er geen redelijke verdenking. Zij stonden enkel bij een groep
hooligans en hadden tot dan toe nog nooit iets strafbaars gedaan.
EHRM zei dat art. 5 lid 1 sub b EVRM niet aan de orde was: het betrof geen situatie waarin de
mannen hadden nagelaten om een bevel na te leven. Art. 5 lid 1 sub c EVRM was wel van toepassing.
De mannen waren op rechtmatige wijze gearresteerd om voor een rechter te worden geleid, werden op
tijd vrijgelaten en dit was o.b.v. een redelijke verdenking en/of ter voorkoming van vluchtgevaar.
Stappenplan:
1. Voldeed de vrijheidsbeneming aan de nationale regels en was het dus lawful?
2. Was de vrijheidsbeneming gericht op een specifiek en concreet feit?
3. Waren er minder ingrijpende maatregelen mogelijk?
Wie mag een vrijheidsstraf opleggen?
Art. 113 lid 3 Gw: Een vrijheidsbenemende straf kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden
opgelegd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een gevangenisstraf (voor misdrijven) en
hechtenis (voor overtredingen). Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen vervangende hechtenis (in
plaats van bijv. een geweigerde taakstraf) en voorlopige hechtenis (zitten zonder OH veroordeling).
Totale instituties
1. Instellingen voor mensen die gehandicapt/hulpbehoevend zijn (tehuis)
2. Instellingen voor hulpbehoevenden die een bedreiging vormen voor gemeenschap (tbs)
3. Instellingen om samenleving te beschermen tegen bewust kwaadwillenden (gevangenis)
4. Instellingen om werkzaamheden te kunnen verrichten (kostschool, werkkamp)
5. Instellingen waar mensen zich kunnen terugtrekken om te bezinnen (klooster)
Wat mag en wat kan? (art. 9 en art. 10 Sr)
Maximale duur
1. Maatregel en/of straf per delict
2. Maatregel en/of straf in het algemeen (art. 10-18 Sr)
3. Duur van straf en/of maatregel per delict
4. Verhoging duur van straf en/of maatregel in het algemeen
NB: Denk aan samenloop, terroristisch oogmerk, herhaling (43a), schending ambtsplicht (44)
5. Vermindering straf algemeen (afspraak met OM (44a Sr))
6. Vermindering straf bijzonder (aftrek voorarrest (27 Sr))
Inhoudelijk
1. Combinatie is mogelijk, maar niet eindeloos!
2. Voorwaardelijke modaliteit met bijzondere voorwaarden (14a Sr)
3. Wettelijke maxima, geen wettelijke minima
4. Rechterlijk pardon (9a Sr)
5. Taakstrafverbod (22a Sr)
6. Straftoemetingsregels (22b en 63 Sr)
7. LOVS-oriëntatiepunten