Performance Assessment Massage: Theorie
Uitwerking college 1: Tonus
Een massage heeft op verschillende onderdelen een effect:
1. Mechanisch; doordat er gebruik te maken van druk, wrijving, rek en trillingen komen de effecten naar voren op de
huid, onderhuidse weefsels, spieren en pezen. Door de verschillende technieken toe te passen worden zowel de
bloed- als de lymfecirculatie gestimuleerd.
2. Biochemisch; biochemische veranderingen treden op doordat er verschillende weefselprikkelstoffen vrijkomen,
denk aan histamine en acetylcholine. Dat heeft onder andere effect op de trofiek, het weefsel wordt beter
doorbloed.
3. Neuro-reflectoir; de neuro-reflectoire effecten vinden plaats door het zenuwstelsel. De verschillende aanrakingen
met de huid prikkelen de sensoren van de huid en de spieren. Die prikkel worden vervolgens via het centrale
zenuwstelsel doorgegeven, waardoor er een reactie op het effectorgaan optreedt. Neuro-reflectoir worden de
trofiek, tonus en de pijn beïnvloedt.
4. Neuro-hormonaal; door het vrijkomen van hormonen als endorfine en serotonine, opgewekt via
psychobiologische reacties worden er effecten uitgeoefend op de pijnbeleving, stress en het algemeen
welbevinden van de patiënt.
5. Psychologisch; de non-verbale en tactiele communicatie zijn van belang voor de psychologische ervaring van de
patiënt. Aanraking kan verschillende reacties oproepen:
a. Analgetische aanraking: de pijn wordt gemoduleerd.
b. Affectieve aanraking: emotionele reacties worden gestimuleerd.
c. Somatoperceptuele aanraking: beïnvloedt het lichaamsgevoel en -bewustzijn.
Definitie trofiek: “Alle processen, biofysische en biochemisch, die in
principe nodig zijn voor de voeding, groei, afbraak en afvoer van
weefsels.”
Het doel van de trofiek is de adaptatie. De dynamische homeostase
moet gehandhaafd worden. Daarbij moet de homeostatische balans
dus gerecupereerd en/of hersteld worden. Daarnaast moeten
weefseltekortkomingen gerepareerd worden.
Definitie tonus: “Het resultaat van alle neuronale activiteit in het
lichaam. Bepaald door erfelijke, geestelijke, lichamelijke factoren en
conditie. Veranderingen in de tonus kunnen een bedreiging vormen
voor het organisme.”
Bedreigingen van de tonus kunnen worden waargenomen door te
letten op de:
- Psychische balans
- Vegetatieve, autonome, balans
- Sensomotorische, animale, balans
Verstoringen van de basistonus kunnen zich op twee niveaus uiten: supraspinaal en spinaal. Supraspinale verschijnselen zijn
bijvoorbeeld veranderd gedrag, stress symptomen, hoge arousal, overprikkeling en algemene verstoring van het vegetatieve
systeem. Denk bij het vegetatieve systeem aan onderdelen als de ademhaling, transpiratie en kleur van de huid. Bij spinale
verschijnselen uiten de symptomen zich met name segmentaal. Zoals segmentaal verstoorde spiertonus, segmentaal
begrensde pijnsensaties, transpiratie, vasodilatatie of juist vasoconstrictie en pilo-erectie. Op de verschillende niveaus maak
je uiteraard ook gebruik van verschillende behandelingen. Om de tonus op supraspinaal niveau te normaliseren kan gebruik
gemaakt worden van twee verschillende doelen:
1. Sederen: een supraspinale beïnvloeding op de supraspinale kernen waarbij de arousal verlaagd wordt. Door
herstel van selectief gedrag kan er adequater gereageerd worden. Parameters hierbij zijn:
a. Groot huidoppervlak, behandel veel segmenten tegelijk.
b. Huidgericht, oppervlakkige technieken.
c. Buiklig geeft een veilig en geborgen gevoel, ook kan er mee worden gegaan in de ademhaling.
d. Rustige en rustgevende massage; vloeiend, langzaam ritme en voorspelbare acties.
e. Technieken; effleurages, petrissages en schuddingen.
, 2. Roboreren; een supraspinale beïnvloeding waarbij de arousal juist verhoogd wordt. Door de arousal te verhogen
wordt de patiënt algemeen alerter. Parameters hierbij zijn:
a. Groot huidoppervlak, behandel veel segmenten tegelijk.
b. Huidgericht, oppervlakkige technieken.
c. Activerende massage; hoog tempo en wisselend ritme.
d. Technieken; effleurages, petrissages en specifieke technieken zoals de harkengriff, kloppingen en
huidrollen.
Wanneer je de tonus wilt normaliseren op spinaal niveau kun je de somatische of vegetatieve reflexkring gaan beïnvloeden.
Wanneer je veranderingen wilt aanbrengen op de spiertonus maak je gebruik van de somatische reflexkring. Bij invloed op
de vegetatieve reflexkring, bij een vegetatieve dysbalans, uit het zich in de tonus van de bloedvaten en/of interne organen,
sensibele huidveranderingen en visco-elastische kwaliteit van de huid. Op spinaal niveau draait het om de segmentale
samenhang van de dermatomen, sclerotomen, viscerotomen en myotomen. Bij het detoniseren van de musculatuur op
spinaal niveau met de somatische reflexring is de kerntechniek de petrissage. Die petrissages zijn langzaam, in vloeiend
ritme en hebben een duidelijk, langdurig rekmoment op de spier. Ook joint play is belangrijk, die hetzelfde bewegingsritme
moet hebben als die van de petrissage. Als laatst kan er gebruik gemaakt worden van directe of indirecte schuddingen.
Waarom gebruik maken van petrissage? Een petrissage geeft een langzaam rekmoment, wat de actiepotentiaal van de
spierspoel beïnvloedt. Via de somatische reflexring vindt een adaptatie plaats van de tonische component van de spierspoel,
die aanpassing zorgt voor normalisering van de tonus. In samenwerking met het golgipees-systeem, die bij activatie de
spierspoelactiviteit remt, wordt de tonus dus ook verlaagd.
Waarom gebruik maken van joint play? Het geeft extra ondersteuning van de somatische reflexkring door de stimulatie van
gewrichtssensoren en peessensoren.
Een myogeen klachtenbeeld uit zich met name op het gebied van tonus en trofiek. Gevoeligheid en pijn vanuit de bekende
‘triggerpoints’ geven een projectie op een deel van het lichaam die zich op enige afstand van de spier bevindt. Kenmerken
van die triggerpoints zijn:
- Tenderness; hypergevoeligheid voor normale druk, ook wel een jump sign genoemd.
- Taut band; een palpabele hypertone streng in de spier. Veroorzaakt door een verkorting van de sarcromeren, door
een verstoorde calciumpompwerking door een eventueel ATP-gebrek. Door continue contractie kan er niet goed
energie worden toegevoerd, waardoor de lokale circulatie daalt en er een vicieuze cirkel ontstaat.
- Twitch contraction; een pijnlijke contractie ten gevolge van een snelle, dwarse palpatie van de hypertone spier.
- Referred pain; projectie van pijn in een specifiek gebied op afstand van de spier, de afgeleide pijngebieden zijn
segmentaal gerelateerd en goed gedocumenteerd.
Een myofasciaal pijnsyndroom wordt veroorzaakt door een neuromusculaire (histochemische) dysfunctie als gevolg van
overbelasting, zowel acuut als chronisch mogelijk. Lokale verhoogde gevoeligheid mogelijk verzorgt door sensitisering van
nocisensoren zoals A-delta vezels (dun gemyeliniseerd) en C-vezels (ongemyeliniseerd) door het vrijkomen van
pijnmediatoren in het aangedane gebied. Bij een myofasciaal pijnsyndroom vallen de triggerpoints te onderscheiden in:
- Actieve triggerpoints; pijn in rust, bij contractie, bij passieve rek en bij palpatie.
- Latente triggerpoints; geven alleen pijn bij palpatie.
Behandelmogelijkheden van een myofasciaal pijnsyndroom zijn:
- Diepe weefselstimulatie om zo een triggerpoint te hyperaemiseren door middel van lokale fricties.
- Detonisatie; op spieren rondom de triggerpoint of in de reffered area.
- Bewegingstherapie
- Fysiotechniek; met ultrageluid of elektrische stimuli.
- Injecties
- Dry needling